Vriend en vijand van de tuinier. Er zijn maar liefst 4200 soorten kevers. En nu is er bij KNNV Uitgeverij een veldgids verschenen waarmee we zo’n beetje alle kevers in onze omgeving kunnen identificeren. Dat zijn er circa duizend.
Het is uit het Duits vertaald. Dr. Karl Wilhelm Harde, in 1982 overleden, stond aan de basis van dit boek. Het eerste exemplaar ervan verscheen in 1981 in het Duits en 1984 in het Engels. En nu, in een bijgewerkte versie, in het Nederlands. Auteur Matthias Helb en illustrator Kay Elzner verdienen grote lof. En die laatste vanwege het monnikenwerk om al die kevers in dit boek te tekenen en kleur te geven.
We beseffen het niet, maar we komen elke dag kevers tegen. In huis, buiten in de tuin en tijdens wandelingen in de natuur. Als moestuinier vrees je de coloradokever in je aardappelbed. Maar wat te denken van de frambozenkever of broodkever? Of de hazelnootboorder met zijn lange snuit. Of de appelvruchtsteker. Van de meeste hebben we nooit gehoord. En vergeet de houtworm niet, die je kostbare antieke kast opvreet. Dat is de larve van ja, de houtwormkever. Of de boktor, die langzaam je huis opeet. Maar er zijn ook behulpzame kevers, zoals lieveheersbeestjes, die bestrijden de luis. En er zijn kevers die graag slakken eten. Dus alleen daarom al is het goed om vriend of vijand te leren kennen.
De eerste negentig pagina’s vormen algemene keverkunde. Daarna volgen zo’n tweehonderdvijftig pagina’s met de verschillende soorten en ondersoorten kevers. De veldgids past, met een beetje goede wil, in je binnenzak, mits deze een beetje ruim is bemeten, en dan is het voor de balans wel nodig aan de andere kant van je jas ook iets gewichtigs mee te dragen. De gids weegt 658 gram, is 135 x 193 mm en 29 mm dik. Dat maakt de gids een Gids.
Ook al zijn we geen keverkundigen, we hebben veel plezier van deze gids. Sowieso omdat onze algemene kennis over deze dieren is vergroot en we hebben kennisgemaakt met soorten die we wel eens in de tuin zouden kunnen tegenkomen. Compleet, gedetailleerd en toch ook toegankelijk.
Titel | Veldgids Kevers |
Auteurs | Karl Wilhelm Harde, Matthias Helb, Kay Elzner |
Uitgever | KNNV Uitgeverij |
ISBN | 978 90 5011 8811 |
Verschenen | januari 2023 |
Prijs | € 39,95 |
Verkrijgbaar bij | Koop het bij een boekhandel van steen en cement. Maar als je online wenst te winkelen, raden we deze webwinkel aan. |
Het eerste deel begint met de anatomie van “de kever”. Als je ziet hoe het lichaam is opgebouwd, hoe de ogen zijn samengesteld, is het een gewoonweg fascinerende gedachte dat dit dus ook een levend wezen is.
Elke keversoort heeft een eigen setje voelsprieten en poten. Het zijn voor een dier de meest essentiële instrumenten om in een omgeving te overleven. Helemaal naar Darwin’s ‘survival of the fittest’ – waarbij met fittest de best passende is bedoeld. En ook de larven zijn anders.
Alle voedselbronnen
“Kevers hebben niet alleen begrepen hoe ze alle denkbare habitats moeten koloniseren, ze putten ook uit alle voedselbronnen. Er is waarschijnlijk geen organische stof die niet door een of andere kever als voedsel wordt gebruikt.” Ze zijn oligofaag (gericht op een beperkte groep planten) of necrofaag (lijkenopruimers, mestvreters) en er zijn kevers die slakken eten.
Het lijkt wel of er voor elk gewas een soort kever is. Zo-even noemden we al enkele.

In het begin van het boek zijn drie paragrafen met de hoopgevende titels opgenomen: concurrenten in huis, concurrenten in de tuin en concurrenten op de akker. Dan denk je: concurrenten van de kevers. Maar de auteurs bedoelen hiermee de kevers die met ons, de mens, concurreren. Kevers die een plaag kunnen zijn. Zoals een boktor in het houtwerk van een huis. Of de aardbeibloesemkever. En een kever houdt van naaldbomen. En, oh schrik, de stambonenkever houdt ook van erwten. We zouden die misschien te lijf moeten gaan met de bombardeerkever. Die stoten – ja, met een knal! – een kwalijk goedje uit, dat plakt en stinkt. Het is het bloed van de kever en het bevat cantharidine. Het is een manier van verdedigen. Het pikante is dat het lustopwekkend is, een afrodisiacum. En om die reden is de Spaanse Vlieg gehouden, gedroogd, vermalen en ingenomen. Omdat ze veel cantharidine heeft. Dat is dan dus geen vlieg, maar een kever.
En dan zijn er zo veel kevers bestreden dat er op pagina 69 t/m 73 een grote lijst met beschermde soorten staat.
Determineren
Hoe komen we erachter welke kever we hebben aangetroffen?
“De exacte determinatie van inheemse keversoorten is meestal niet eenvoudig, zelfs niet op basis van specialistische literatuur, zelfs vrij moeilijk en soms alleen mogelijk na microscopisch onderzoek van de fijnste structuren van de mannelijke geslachtsorganen.” Daar ga je dan met je veldgids.

De auteurs lossen dit op door eenvoudige tekeningen te presenteren van een goede vertegenwoordiger van een familie.
Als proef op de som gaan we het lieveheersbeestje opzoeken. Hoe makkelijk wil je het maken? Die vorm lijkt wel op wat Calyptomerinae heet, dus op naar pagina 146. Fout. Misschien dan Limmichidae op pagina 90? Fout. Bekijk het maar, dan gaan we via de index achterin: Aha, we moeten op pagina 224 zijn. Waarom hebben we het dan niet kunnen vinden met de determinatievoorbeelden? En ja hoor, rechtsboven staat een zwart-witte lieveheersbeestachtige getekend. Voor deze eerste stap in het determineren moet je dus wel enige zorgvuldigheid betrachten en een paar bladzijden verder kijken in plaats van de eerste de beste te nemen.
De index van het boek is, voor zover we konden testen, uitstekend. Zowel op Nederlandse als Latijnse naam.
Tenslotte
Je hoeft dit boek niet (altijd) te gebruiken om te determineren. Door te bladeren en de index na te lopen leer je allerlei nieuwe kevers kennen – vele hebben een naam die gerelateerd is aan de leefomgeving en/of de plaag die ze kunnen veroorzaken. Dat geldt niet voor de boktor 🙂