Een Hoop Leven heet het boek. En hoop doet leven, zegt men. Als iedereen nu gaat composteren, wordt de wereld weer een stukje beter. Dit fraaie, informatieve boek gaat over een goede, vruchtbare aarde, compost en bemesting. Helder en vlot geschreven; het leest als een goede roman.
Iedere rechtgeaarde moestuinier maakt compost. Maar wat is goede compost? En wat weet u eigenlijk over de geschiedenis van de bodembemesting? Roelke Posthumus dook in de materie van humus, wormen en poep en zocht het voor ons uit.
Titel | Een Hoop Leven – Grond, humus en compost |
Van | Roelke Posthumus |
Uitgever | KNNV Uitgeverij |
ISBN | 978 90 5011 518 6 |
Verschenen | oktober 2014 |
Prijs | € 17,95 |
Verkrijgbaar bij | Alle boekhandels en indien u online wenst te winkelen, raden we de Libris-webwinkel aan. Dan verdienen de boekhandels zelf ook nog iets. |
Eerst even kond doen van het volgende: Roelke Posthumus schrijft dat het een boek voor volwassenen is (en dat is ook zo), doch het is gelardeerd met activiteiten die ouders of grootouders met hun (klein-)kinderen kunnen uitvoeren. Dat vinden we top! Want meer en meer raken we niet alleen vervreemd van de bronnen van ons voedsel, ook van de letterlijke oorsprong: de aarde.
De schrijfster neemt ons mee door de geschiedenis. Zo leren we de Bosfinnen kennen en hoe die hun landbouw bedreven toen ze lang geleden in noordelijk Noorwegen neerstreken. Die deden aan svedjebruk – het afbranden van stukken bos. Ze zaaiden rogge in de nog warme as, die rijk aan mineralen is die de bomen daarvoor uit de diepe grond hadden opgenomen.
We leren grondsoorten kennen en de voedselcyclus. Die perfect klopt….. totdat je de oogst van het land wegneemt. Dan worden voedingsstoffen onttrokken en moet de vruchtbaarheid van de grond op peil worden gehouden. Hoe dat te doen? Braaklegging is een voorbeeld, de andere zijn het toepassen van wisselteelt en het opbrengen van organisch materiaal. Roelke beschrijft hoe ze vroeger op de boerderij van opa en oma achter de stal op een plank met een groot gat naar de wc moest “- tenslotte moesten ook dikke gezinsleden zich comfortabel ontlasten“.
Het gebruik van menselijke mest is van alle tijden – tegenwoordig wordt uit ons rioolafval kunstmest gewonnen. Maar lees 4000 Jaar Kringlooplandbouw er maar eens op na.
We hebben het al genoemd: kunstmest. Het was Justus von Liebig die uitfigulierde dat NPK (stikstof, fosfor en kalium), naast water, van wezenlijk belang zijn voor de groei van een plant. Maar niet alleen maar! Er is veel meer nodig.
Zo lezen we van Darwin en de regenwormen die eigenlijk aardwormen horen te heten. En komen we bij de animalcula. Ja, Antoni van Leeuwenhoek is de grondlegger van de microbiologie. Kruimelwerk, noemt de auteur het. Het gaat dan ook om de o zo belangrijke kleine deeltjes en diertjes in de grond. We leren dat er vier voorwaarden zijn waaraan goede vruchtbare grond moet voldoen.
Hier komt Justus von Liebig weer terug. Zijn ‘Wet van het Minimum’ is misschien vanuit dat oogpunt correct, maar niet goed. We citeren uit het boek:
Planten hebben grofweg twee soorten mineralen nodig: metalen en niet-metalen. De belangrijkste metalen zijn: Calcium (Ca), Aluminium (Al), Magnesium (Mg), Kalium (K), Natrium (Na), IJzer (F). De belangrijkste niet-metalen zijn: Koolstof (C), Waterstof (H), Zuurstof (O), Stikstof (N), Forsfor (P), Zwavel (S), Chloor (Cl), Silicium (Si).
Indore compostering
Langzaam worden we in het boek verder getrokken tot we zelf compost mogen maken. Nou ja… we krijgen ook hier les in de geschiedenis van het composteren. Hoe in de Verenigde Staten presidenten als Washington en Jefferson, beide landbouwkundig onderlegd, stimuleerden om organische meststoffen te gebruiken. Doch de Engelsen, en met name het echtpaar Howard-Mathaei, ontwikkelden een methode voor het op grote schaal composteren: het Indore-proces, genoemd naar de plaats in India waar Howard directeur was aan het Institute of Plant Industry.
Wormerij
Maar er is meer dan ‘gewoon compost’. Wormencompost. Posthumus heeft het over huisdieren, ze refereert aan een experiment in de gemeente Amersfoort waarbij vijftig huishoudens een wormerij kregen: wormen als huisdier. De gemeente wilde de stedelijke kringloop verbeteren.
Een wormerij is een ondoorzichtige (plastic) bak van minimaal 30 liter. Het moet donker zijn, want wormen houden niet van licht. Een deksel is niet noodzakelijk. Wel beluchting. In de zijwanden, op een decimeter van de bodem, moeten een vijftiental gaatjes zijn van pakweg 5 mm diameter.
De bak is niet zozeer de kunst en we leren ook wat ideaal wormenvoedsel is (o.a. fruitschillen, eierschalen, koffieprut en meer – ja ook gebak- en broodresten, die niet op de composthoop mogen vanwege de aantrekkingskracht voor ongedierte), maar de juiste wormen vinden om in een bak te kweken, is wel een kunst. Hoe? Dat staat in het boek.
Eigen poep is goud waard
Drollen en maden heet het laatste hoofdstuk. Dat gaat ook over de Japanse Bokashi-methode om keukenafval te verwerken. De maden van de soldatenvlieg schijnen ook goed werk te doen – de maden wel op tijd voeren aan vissen of kippen. (Kippen houden is niet moeilijk, zie dit boek.)
Maar het leukste is natuurlijk de eigen poep en pies. Over dat laatste verwijzen we ook graag naar dit artikel op onze site (en lees ook de reactie van Anton, onderaan!)
Menselijke (en dierlijke) poep is heel lang, ook in Nederland, als mest door landbouwers gebruikt. Posthumus wijdt uit over hoe een en ander gaat in Scandinavische vakantiehuisjes, die verstoken zijn van elektriciteit en riool. Daar kennen ze de utedo of utedass. Niets anders dan wat in Nederland vroeger achter menig huis en boerderij stond. Alleen in Noorwegen is het wel wat kouder. Logisch dat de po werd uitgevonden, want voor een plas ga je niet ‘s nachts naar buiten.
In Nederland is de nonolet (non-olet, geen geur) door De Twaalf Ambachten op de markt gebracht. In Zweden was de mulltoa (composttoilet) in de jaren zeventig van de vorige eeuw in zwang geraakt, maar tegenwoordig zijn er kleine biogasinstallaties, zo lezen wij.
Afbeeldingen: alle afbeeldingen zijn uit het boek, uitgezonderd de twee laatste foto’s van de utedass, die komen van Wikicommons.
Lijkt me een interessant boek. Maar vraag me af of het ook echt ingaat op het praktische “hoe doe ik het zelf”. Zoals bijvoorbeeld het zelf maken van een wormenbak. EM heb ik al ervaring mee, maar ik zou wel eens een wormenbak willen opzetten.
Hebben jullie zelf ervaring met de onderwerpen in het boek naast compost?
In dit boek staat behoorlijk uitgebreid hoe je een wormerij opzet. Ook waaraan een bak moet voldoen en hoe je dat eenvoudig zelf realiseert.
Globaal zijn er, naast de achtergronden, geschiedenis enzovoorts, drie hoofdthema’s: composteren, wormerij en onze eigen uitwerpselen – de nachtaarde.
Omdat wij zelf natuurlijk al een tijd uitgebreid met deze materiën bezig zijn, vind ik persoonlijk de achtergronden en de geschiedenis het meest boeiend. Maar, het moet gezegd, ook het opzetten van een composthoop is weer even een opfrissertje. Wij hebben geen wormerij en ik denk ook niet dat we dat gaan doen. Net zo min dat we nu opeens ergens een composttoilet gaan installeren. Maar de urine vloeit rijkelijk in de tuin!
Dank voor de recensie! Ik las dit weekend ook al een korte recensie in Trouw, waar ook zeker het aandeel voor kinderen genoemd werd. Was bang dat het daardoor misschien wat kinderachtig zou zijn en vroeg me al af wat Norbert van het boek zou vinden. En lees daar!