Als we over achteruitgang van biodiversiteit en de stand van bepaalde diersoorten spreken, dan kijken we meestal niet meer dan hooguit honderd jaar terug. Binnen enkele generaties zijn we vergeten hoe het vroeger en daarvoor was. Wij, als mensheid, lijden aan geheugenverlies.
Historische ecologie. Als ik nog een keer mocht kiezen ging ik dat misschien wel studeren. Dit boek maakt duidelijk hoe belangrijk historische en archeologische gegevens kunnen zijn bij onze interpretatie van de stand van de natuur vandaag. Meer context, onder andere om het ‘shifting baseline syndrome’ te overwinnnen. Interessante invalshoek. Lees het.
De werkelijke teloorgang
Marc Argeloo schreef dit boek. Hij werkte in natuurbeschermend Nederland (Vogelbescherming, WNF) en is van achtergrond bioloog. Vorig jaar promoveerde hij, als ruime zestiger, op de thematiek van het boek Natuuramnesie (amnesie is geheugenverlies). Dat is op zich al iets bijzonders, maar ook het onderzoek, waarop zowel boek als proefschrift zijn gebaseerd, is ook bijzonder. Want het is eigenlijk best gek dat er zo weinig waarde werd en wordt gehecht aan historische gegevens over de natuur. Natuurlijk moet je ze altijd, net als alle historische bronnen, in de context van hun tijd bekijken. Maar dan zijn ze prima bruikbaar. Sterker nog, dan leveren ze een weelde aan informatie en inzicht in de natuur zoals die langer geleden was. ‘Officiële’ ecologische data gaan vaak niet langer dan dertig tot vijftig jaar terug. En dat is te kort om de werkelijke teloorgang van onze rijke natuur goed in beeld te brengen, omdat de teruggang daarvoor al lang aan de gang was.
Het opheffen van de verkokering tussen historici en ecologen voegt dus echt wat toe aan ons begrip. En dat toont dit boek haarscherp aan. Marc Argeloo schrijft helder en zeer leesbaar in dit met veel mooie – en trieste – verhalen gelardeerde boek, dat vooral over dieren gaat, met veel aandacht voor vogels, vissen en voor de Waddenzee.
Titel | Natuuramnesie – Hoe we vergeten zijn hoe de natuur er vroeger uitzag |
Van | Marc Argeloo |
Uitgever | AtlasContact |
ISBN | 978 90 450 2224 6 |
Verschenen | september 2022 |
Prijs | € 26,99 |
Verkrijgbaar bij | Alle boekhandels en indien u online wenst te winkelen, raden we deze aan. Dan verdient de echte boekhandel zelf ook nog iets. |
Begin bij de epiloog
Natuuramnesie bestaat uit twee delen. Het eerste focust op het historische bewustzijn over ontwikkelingen in de natuur, het tweede op consequenties en herstel. Allebei staan ze tjokvol interessante gegevens, bijzondere mensen en mooie verhalen. Wist je dat de leeuw, die wij toch als vrij algemeen zien, in de loop van de tijd 92% van zijn leefgebied verloren heeft? Maar wist je ook dat de weidevogels zoals grutto en kievit, die we in Nederland zo panisch proberen te beschermen, hier in het iets verdere verleden helemaal niet zo algemeen waren? En dat er in de Noordzee nog niet zo lang geleden heel veel walvissen hebben gezwommen?
Er is ook een epiloog, die gaat over een ecologische ramp. Burgemeesters van Waddeneilanden waar in 2019 containers aanspoelden met diverse milieuonvriendelijke inhoud (van plastic speelgoed tot koelkasten tot gif) noemden dat een ‘ecologische ramp’. En dat was het ook, maar wel eentje op micro-schaal en op ultra-korte termijn. Je zou kunnen zeggen, zegt Marc Argeloo, dat de ware ecologische ramp al duizend jaar (of langer) aan de gang is . Maar die voltrekt zich op zodanige manier, sluipenderwijs en over generaties, dat wij het niet goed kunnen bevatten. Soms ging het ook met sprongen, maar zijn die in archeologische of historische bronnen verborgen, en daar kijken wij nauwelijks naar als het gaat om ecologische metingen.
Verlies van leefgebied en overexploitatie
De oorzaken van het verdwijnen van soorten uit de Waddenzee zijn 8% gerelateerd aan vervuiling, dus aan die ‘ecologische ramp’ van de burgemeesters. Een veel groter deel, 54%,, komt door leefgebiedsverlies. En het allergrootste deel, 70%, door overexploitatie. Op dat laatste ligt eigenlijk ook de nadruk in dit boek, met vele voorbeelden uit historische bronnen van hoe mensen hun omgeving al honderden jaren of langer beïnvloeden. Er komen veel voorbeelden van diersoorten voorbij die het niet hebben gered, of waar het zo slecht mee gaat dat je je kunt afvragen of ze het überhaupt gaan redden. In dit boek wordt helder uiteengezet dat het de mens is die verantwoordelijk is voor al dit uitsterven, zeker bij de grote landdieren. En niks anders.
Hamerhoen
Het hamerhoen, daar is het voor Marc Argeloo allemaal mee begonnen. Na zijn studie biologie vertrok hij naar Sulawesi om hamerhoenders te tellen. Daar maakte hij, onder andere vanwege het moeizame tellen in het oerwoud, gebruik van kennis van oude inwoners die nog herinneringen hebben aan hoeveel vogels en eieren er vroeger waren. Het is een grote, wat onhandige vogel die gigantische eieren legt op gemeenschappelijke nestplaatsen. Je snapt het al, een makkelijke prooi voor mensen. De legplaatsen werden zelfs verpacht: er wordt een legplaats beschreven waar in 1947 2820 gulden pacht voor moet worden betaald, en waar in dat jaar 9705 eieren werden verzameld, waarvoor op de markt in totaal ongeveer 7500 gulden werd ontvangen. Een lucratieve zaak dus. Voor de mensen. Niet voor de hamerhoenders. Duidelijk moge zijn dat er nu een fractie over is. Soms vind men slechts één {1} ei.
Oerrund
Aan het Europese oerrund (Bos primigenius), de voorouder van de meeste van onze huidige runderen, zijn twee hoofdstukken gewijd. Een gaat over de historie en het uitsterven, het andere over de verwoede pogingen om het oerrund weer terug te brengen – en waarom. Het laatste wilde oerrund stierf in 1627 (in Polen), in Nederland kwamen ze tot in de vijfde eeuw voor. Ooit in zeer grote aantallen; een wandelende voedselvoorraad voor prehistorische mensen. Duizend kilo en twee meter hoog. Maar verdwenen.
Steur
De Europese steur is een interessant voorbeeld van hoe mensen hun omgeving beïnvloeden. Ook over de steur zijn twee hoofdstukken volgeschreven. Recent nieuws staat er nog niet in: de NOS kopte dat de steur een nieuwe kans krijgt in de Biesbosch. Ik ben benieuwd.
Einde bij de epiloog
In de epiloog van Natuuramnesie wordt een mooi voorbeeld gegeven: in de Noordzee, op de Doggersbank, visten acht vissers rond het jaar 1800 met kleine bootjes (roei of zeil) en lijn en haak elk in tien uur vissen 200 kabeljauwen op. De zwaarste van deze vissen wogen achttien kilo. Toen werd het sleepnet uitgevonden en de vangsten stegen sterk: zo’n vissersboot kon tweeduizend tot drieduizend kilo vis in drie uur bij elkaar vissen. Al rond 1850 is in geschriften terug te vinden dat de dagvangsten sterk terugliepen, soms met 90%. Het was simpelweg te makkelijk geworden en vooral de grote vissen waren allemaal opgevist. Het werd nog erger nadat in 1881 de stoomschepen kwamen. Een stoom-vissersschip met sleepnet was ongeveer vier keer zo efficiënt als een zeilschip. Rond 1930 waren stoomschepen bij het vangen van kabeljauw door voortschrijdende techniek tien tot twintig keer efficiënter dan in 1881. In 1913 werd op de Doggersbank 5287 ton kabeljauw gevangen, maar tussen 2006 en 2009 op de hele Noordzee nog maar 114,1 ton. Een gigantische achteruitgang. De vis is simpelweg weg. Voor andere vissoorten is het beeld vergelijkbaar, helaas. Maar het punt van dit boek is eigenlijk dat er daarvoor ook al een gigantische achteruitgang heeft plaatsgevonden. Want ook in 1913 al was de visstand slechts nog een fractie van honderd jaar daarvoor. En dat zijn we vergeten.
Tenslotte: Hieronder drie uitgestorven diersoorten met een D, uit verschillende tijdsgewrichten. Twee overbekend, een wat minder. Allemaal figureren ze in de rijke verhalen in het boek Natuuramnesie.