Postelein is een groente die nog maar zelden wordt gegeten. Vroeger in heel Europa, maar nu nog eigenlijk alleen in Nederland, als de groenteboer het aanbiedt, en de landen rond de Middellandse Zee. En dat terwijl het zeer gezond is. [12] zegt zelfs dat het typisch Nederlands is.
We hebben het over de echte postelein, de zomerpostelein, Portulaca oleracea. Het is een heuse archeofyt, dat wil zeggen dat ze voor 1492 en in dit geval al in de prehistorie al voorkwam. Het jaartal 1492 is niet verwonderlijk, want na de ontdekking van Amerika kwamen veel nieuwe planten naar Europa: de neofyten.
De winterpostelein ziet er heel anders uit en draagt de Latijnse naam Claytonia perfoliata (synoniem: Montia perfoliata). Weliswaar tot dezelfde plantenfamilie der Portulacaceae behorende is dit een exoot die in het midden van de achttiende eeuw Europa en met name Nederland bereikte, omdat ene John Clayton zaadjes stuurde naar Carolus Linnaeus – die toentertijd in Heemstede (1735-1737) werkte. Het zou als eten voor de armen kunnen dienen, was de gedachte [4]. Het zaad verspreidde zich lustig.
Postelein wordt (ook) als wilde plant beschouwd, maar het is ook als groentezaad te koop. Ze groeit in warmere gematigde tot subtropische streken en tot 2600 meter hoogte. Maar ze rukt daar op tot grotere hoogten, vermoedelijk door de klimaatverandering. Ze komt ook in Midden-Europa voor, in de lage, warmere streken of plekken – zelfs in voegen van muren of bestratingen. Als het maar warm is. In Nederland is het in het wild vrij zeldzaam en komt het vooral in het zuiden van het land voor.
Zomerpostelein behoort tot de vetplanten. Ze heeft een vlezige structuur; een bruinrode, rechtopgaande stengel en ietwat langgerekte dikke lepelvormige bladeren. Er is nog een ondersoort Portulaca oleracea subsp. sativa, die groter is en er (uiteraard) sterk op lijkt, en ook postelein wordt genoemd. Niet elk lid van de portulacaceae-familie is eetbaar. Er zijn pakweg 120 verschillende soorten, zoals Portulaca grandiflora, en cultivars (cultuurvariëteiten) met mooie bloemen. Speciaal voor de siertuin.
Over de naam
De Latijnse naam laat zich als volgt verklaren: Portulaca is afkomstig van portula, dat ‘kleine deur’ betekent. Oleracea betekent groen(te). De kleine deur heeft betrekking op het deksel van de zaaddoos. Een andere verklaring is porto voor deur, maar dan in de zin van uitgang c.q. afvoerende werking en laca voor melk. Maar de relatie met melk of melksap hebben we niet kunnen vinden.
De naam postelein kom van het Middelnederlandse porselein dat weer nauw verwant is aan het oud-Franse porcelaine en het Italiaanse porcellana – Plinius de Oudere noemde het Porcilacca in zijn Naturalis Historia.
Omgekeerd is vanuit het Engelse porcelaine geredeneerd naar het Latijn voor zwijn, porcus, en zo kwam het tot hogweed of pigweed. Maar dat kan ook zijn dat de Britten zeiden dat “postelein werd gegeten door Fransen en varkens, als ze niets anders konden krijgen.” Het is de tijd van de frogs (Fransen) versus de roastbeefs (Engelsen). Het Franse pourpier is etymologisch terug te leiden naar kippenpoot. In Nederland werd postelein ook burgel genoemd, naar het Hoogduitse Burtzelkraut.
Historie
De herkomst van postelein is India en/of het daarnaast geleden Pakistan, hoewel [5] zegt dat het vermoedelijk Noord-Afrika is. In India werd het al meer dan tweeduizend jaar geleden geteeld. Ze wordt in oude Babylonische geschriften, die dateren uit de achtste eeuw voor Christus, al genoemd [3]. Bij opgravingen in Kastanas (Griekenland) zijn zaden gevonden in een oude vaas. Dan hebben we het over pakweg 1000 v Chr. En ook op het eiland Samos, dat vrijwel tegen het hedendaagse Turkije aan ligt zijn bij opgravingen zaden gevonden. Die zijn pakweg tweehonderd jaar jonger. Het is dus logisch dat ook Theophrastus (371 – 287 v.Chr), algemeen als de vader van de botanie beschouwd, postelein kende. Hij noemde het bij andere planten die in april moeten worden gezaaid. De Romein Plinius de Oudere schreef in zijn hiervoor genoemde Naturalis Historia dat het een goed medicijn is tegen allerlei koortsen. In Europa tiert postelein weelderig in de landen rond de Middellandse Zee. Voor de Egyptenaren, Grieken en Romeinen was postelein bekende kost.
Er wordt vanuit gegaan dat de Romeinen postelein naar onze streken mee hebben genomen, maar ze verschijnt pas in de zestiende eeuw in planten- en kruidenboeken (maar ja, de boekdrukkunst nam eerst vanaf pakweg 1520 een grote vlucht). Maar hoe komt het dan dat postelein eerst in 1582 zijn intrede deed in Groot-Brittannië? [11] Ook daar waren namelijk de Romeinen, weliswaar in het noorden begrensd door de Muur van Hadrianus. Maar zo noordelijk wil postelein sowieso niet groeien. [27] stelt dat het al in de twaalfde eeuw in Engeland en Duitsland voorkwam.
Albertus Magnus (1200 – 1280), de dertiende-eeuwse overste van de Dominicaanse orde, maar vooral algemeen natuurwetenschapper, vermeldde postelein in zijn Midden-Europese flora
. Niet als cultuurplant in moestuinen.[11] En “onze” Rembert Dodoens, oftewel Dodonaeus, heeft het in zijn Cruydt-Boeck (1554) over porceleyne.De Arabieren vonden postelein zo geweldig, dat ze het ‘de gezegende groente’ noemden. [15]
Inheems
De plant is over vrijwel de hele wereld verspreid; ze gedijt, zoals gezegd, uitstekend in de warme gebieden. Dus komt het ook op eilanden als Samoa, Galapagos of Marshalleilanden voor. Veelal door de mens geïntroduceerd. In landen als Chili, Australië, Salomonseilanden, Papoea-Nieuw-Guinea of de Seychellen geldt het als een inheemse plant. Omdat het zo’n oud gewas is, wordt duidelijk waar de grens voor inheems ligt en wat als exoot wordt beschouwd. Het is maar hoever je terug wil kijken in de tijd.
De Nieuwe Wereld
In Canada en de Verenigde Staten dacht men dat postelein na Columbus is geïntroduceerd, doch het blijkt dat het al voor het jaar 1350 door de oorspronkelijke bewoners werd gegeten. Onder andere door de Irokezen, de inwoners van het gebied rond Ontario. Men weet niet hoe postelein daar terecht is gekomen. Meegebracht door de Noormannen? Andere bronnen vermelden dat het een groente was voor de Payómkawichum indianen, die in zuidelijk Californië leefden. [10] zegt dat het voor het eerst in 1672 in Massachusetts was aangetroffen. Samuel de Champlain, cartograaf, ontdekkingsreiziger en stichter van de stad Quebec meldt in 1605 dat hij het in Maine, wat alredelijk dicht bij Quebec ligt, in akkers van de Indianen aantrof en dat het in grote hoeveelheden tussen mais groeide [11]. Postelein werd echter geen succes onder de immigranten.
“Hoewel postelein al in de Middeleeuwen in Engeland op de markt werd gebracht en populair was als tafelzuur en als salade, zie je het nu eerder in de catalogi van de zaadhandel dan bij de groenteboer,” schrijft Jane Grigson in haar Groentekookboek.
In Europa wordt anno 2015 ca. 50 ton per hectare geoogst. In de subtropen rond de 15. (Dat komt ongetwijfeld door de hoeveelheid water in de plant.) Inmiddels is het in Spanje, Italië en Griekenland zo verwilderd dat het niet meer als groente te koop is.
“Wie in een gebied leeft waar de postelein langs de wegkant groeit, die gaat op de markt toch geen geld uitgeven om er te kopen, zeker?”schreef Nick Trachet [4]. Volgens [18] is Frankrijk de grootste producent. Nederland is volgens [12] het enige land waar nog postelein nog wordt geteeld. Onder glas, om het lekker warm te houden.
Gezondheid
Alleen al het feit dat postelein in de ‘cruydtboecken’ staat, geeft aan dat het een plant is waar geneeskrachtige waarden werden toegedicht. Die boeken werden toentertijd immers geschreven door artsen en er was geen pharmaceutische industrie. Wel planten. De heilzame werking van postelein lijkt schier oneindig, een wondermiddel – uitgezonderd voor zwangere vrouwen omdat het samentrekkingen van de baarmoeder kan veroorzaken.
Zo stond het al in de kruidentuin van de Babylonische koning Marduk-apla-iddina II (8e eeuw v Chr). Postelein werd vooral ingezet tegen koortsen, ontstekingen, hoest, slapeloosheid en oogproblemen.
In China heet het Ma Chi Xian en is het een traditioneel medicijn, o.a. tegen hoge bloeddruk. Maar de bladeren worden ook gebruikt tegen huidirritaties als gevolg van insectensteken en -beten, het helpt tegen diarree en dysenterie. Het reguleert in elk geval iets in de spijsvertering. Want in het oude Griekenland was postelein een populair hulpmiddel tegen verstoppingen en ontstekingen van de urinewegen. Pedanius Dioscorides (1e eeuw n Chr) beval postelein aan als middel tegen kiespijn, hoofdpijn ontstekingen en indigestie.
Op bladzijde 304-305 van De Nederlandtse Herbarius of Kruydt-boeck van Petrus Nylandt staat Tamme Porceleyn beschreven met heel veel heilzame werkingen. Hij verwijst ook bij bepaalde eigenschappen naar bijvoorbeeld Plinius, Casparus Bauhinus of Dioscorides. Ere wie ere toekomt, moet hij hebben gedacht.
Leonard Fuchs (1501-1566) gaat in zijn New Kreüterbuch(1543) al behoorlijk in op de geneeskracht en werking van postelein, zoals de hiervoor vermelde eigenschappen. Maar het ontneemt ook de lust tot bijslaap, c.q. ‘verbtreibt die unkeüscheyt’. En hij schrijft dat als men postelein in de mond neemt en kauwt ‘nimt es das einügelen der zän’ – waarbij einügelen als loszitten, bewegen, kan worden vertaald. Jacob Dietrich (1520-1590), ook bekend als Tabernaemontanus, heeft ongetwijfeld het werk van Fuchs gelezen. Hij beveelt in zijn Neuwe Kreuterbuch (1588) postelein aan bij brandend maagzuur en ook hij dacht dat posteleinsap in de mond losse tanden weer vast kon zetten. Maar dat werkt dus niet. Postelein wekt wel eetlust op, remt het bloedingen en werkt het verkoelend en koortsverlagend. Ook werd posteleinsap en aftreksel van de zaden tegen aambeien en darmparasieten gebruikt. En het schijnt ook de spieren te ontspannen.
Onderzoek
Van alle bladgroenten heeft het het hoogste gehalte aan omega-3 vetzuren. Modern onderzoek wijst mogelijk op een toepassing bij diabetes type 2. En er zit redelijk wat nicotinamide in postelein (ook in Red Bull, overigens), dat helpt tegen huidziekten, zoals eczeem, verbranding en insectenbeten.
[16] zegt dat door het hoge gehalte aan omega-3 vetzuren en vitamine C er een onstekingsremmende werking van postelein uitgaat, dat klopt, dat hadden de artsen van weleer ook in de gaten. Bepaalde aminozuren in de plant hebben een leverondersteunende werking en is het weerstandsverhogend. En met andere stoffen in postelein zou het ook beschermend werken tegen degeneratieve aandoeningen, zoals hart- en vaatziekten en kanker. Het hoge gehalte aan slijmstoffen werkt verzachtend in maag en darmen.
Opmerkelijk is dat de laatste pakweg vijf jaar er veel onderzoek wordt gedaan naar postelein als groente voor mens en dier. Omdat het zo gezond is. Indiase onderzoekers testten in 2007 posteleinsap op de leverbeschermende werking (hepatoprotectie). Dat deden ze bij ratten. De resultaten waren opzienbarend.
En, zoals dat in de hedendaagse maatschappij gaat, er wordt meteen gekeken naar mogelijkheden voor genetische verbetering. [9] We citeren: “Na morfologisch en fysiologisch onderzoek en naar de voedingswaarde en medicinaal gebruik is het nu nodig onderzoek te doen naar genetische verbetering van deze plant.” Het ‘waarom’ hiervan is ons na lezing nog volstrekt onduidelijk. De plant groeit snel en verspreid zich makkelijk. En gezonder kan ze haast niet worden gemaakt.
In Portugal wordt posteleinsap overigens nog steeds als huismiddeltje gebruikt. Het uitgeperste sap wordt met melk en honing bereid en gedronken. Anders kan men 15 gram verse postelein en een liter kokend water vijf minuten laten trekken en als thee drinken. Drie à vier kopjes per dag. En het helpt dus tegen van alles.
Het bevat, net als rabarber, spinazie, cacao, noten, bieten en meer oxalaten en dat kan optellen. Oxalaten zijn een bouwmaterialen voor nierstenen, die veelal uit calciumoxalaat bestaan. Met wat kalk erbij of erdoor is het geen probleem. (Melk, yoghurt of wat dan ook).
Kwade geesten
Tenslotte nog even dit: Plinius de Oudere – we zijn nu weer in de Romeinse tijd – adviseerde (Naturalis Historia 20.120) de plant in een amulet te dragen als afweer tegen duivels.
Postelein houdt dus het kwaad weg. Zo werd het werd ook gebruikt als middel tegen een vloek die rustte op een persoon en zijn vee. Of het zaad van de plant werd rond het huis verspreid en de opgekomen planten boden bescherming tegen kwade geesten. En ja, het werd zelfs als middel tegen blikseminslag en dergelijke gezien.
Culinair
Geen postelein eten tijdens zwangerschappen en ook niet voor hen met een zwakke spijsvertering.
Het is een bladgroente. Blad, knoppen en stelen zijn allemaal eetbaar. Het heeft een lichtzure (oxaal- en appelzuur) en ietwat zoutige smaak. Dat zure komt voor bij veel zogenaamde xerofyten, planten die tegen droogte kunnen. ’s Morgens vroeg geoogst is postelein het meest zuur. Verwerk het rauw – het lekkerst -, geroerbakt of gekookt als spinazie. Het kan redelijk slijmerig worden en is daarom ook uitstekend voor soepen en stoofpotten (vervanger van okra).
Behalve in Nederland wordt het nog rijkelijk rond de Middellandse Zee gegeten en in Azië. En in Mexico, waar het verdolaga heet, vaak in combinatie met varkensvlees en tomatillos. De Mexicanen maken ook de stelen zoetzuur in en men gebruikt gemalen zaden als vervanger van boekweitmeel. Ook de Aboriginals in Australië gebruiken de zaden, maar dan om er traditionele zaadkoeken, een vorm van brood, van te maken. Iets dat in het slop is geraakt met de introductie van meel door de Europeanen.
De Turken mengen het met yoghurt voor een vorm van tzatziki. De Grieken eten posteleinblad gefrituurd met (uiteraard) feta, tomaat, knoflook en olijfolie. [14] zegt dat het in Frankrijk soms in bearnaisesaus wordt gebruikt om meer smaak te geven en dat dit dan paloise sauce wordt genoemd. Maar via Internet zoeken leren we dat er geen postelein wordt gebruikt. Één vage verwijzing naar het boek van Escoffier. Maar postelein komt in zijn boek helemaal niet voor. [17] en [26] zeggen dat de bloemknoppen, als kappertjes, in zout kunnen worden ingelegd en dat het zaad ook in de winter als kiemgroente kan worden gebruikt.
Het as van de verbrande plant wordt ook wel als vervanger van zout gebruikt [13].
En ja, postelein helpt u ook aan een blinkend gebit. Houd postelein – of het sap – een poosje in de mond, en de tanden worden witter.
Vroeger, vroeger was alles lekkerder
Rembert Dodoens schreef al in zijn Cruydeboek (1554) dat men postelein veelal rauw at ‘hetzij met andere kruiden, hetzij in salade met olie, azijn een zout’.
In Eenen Nyeuwen Coock Boeck van Gheeraert Vorselman (1560) staat het recept voor ‘solaet van porcelleyn’:
Waschet de porcelleynen schoon, ende pluct dye bladeren vanden stele ende doetse in een schotel, ende nemet ayiuyn cleyn ghescherft, ende doeghet daer bi, ende dan doet daer op sout, olie, ende azijn, ende een weynich peper ende caneelpoeders.”
In het Groot Vegetarisch kookboek (1912) staat een spinazie-achtig recept met zuring en bloem. In de Wannée van 1916 (4e druk) wordt 3 kg postelein eerst bijna een half uur platgekookt en daarna nog zeven minuten met zout en boter gestoofd en vervolgens aangemaakt met een ei of wat maizena. In de 25ste druk van 1997 is het koken teruggebracht tot ca 10. De rest is gelijk gebleven.
In ‘Ik kan koken’ (1931) van H,M.S.J. de Holl staan maar liefst vijf recepten: gestoofde jonge postelein – als de Wannée, ook een half uur -, gestoofde oude postelein – idem, maar vijftig minuten -, magere posteleinsoep, stamppot van postelein – winterpostelein wordt als optie genoemd -, posteleinsoep van Bouillon.
Bewaren
Het is een kwetsbare plant. Postelein drogen kan niet, diepvriezen wel, in zout of azijn inleggen ook, maar dan verliest het wel en groot deel van het aroma. [13] schrijft dat bewaren het beste gaat in zout èn droge witte wijn, Maar eigenlijk moet het alleen vers worden gebruikt. Ongekoeld is het een dag houdbaar, twee tot drie dagen in de koelkast, of, nog beter, op een koele plek in een pot met wat water.
Voedingswaarde
Postelein heeft veel meer voedingswaarde dan de belangrijkste cultuurgewassen. Rijk aan mineralen (opvallend hoog in ijzer) en een hoger gehalte aan beta-caroteen, ascoribinezuur en alfa-linoleenzuur. Het wordt thans beschreven als power food, vanwege de hoge gezondheidswaarde en antioxidanten. [8]
Per 100 gram rauw postelein:
calorieën | 16-20 kcal |
water | 92,86 gr |
eiwitten (proteïne) | 2,03 gr |
vet (lipiden) | 0,36 gr |
koolhydraten | 3,39 gr |
voedingsvezel | 0 gr |
suikers | |
disachariden | die, als ze er zijn, vormen een onderdeel van de koolhydraten |
mineralen | natrium 45 mg; kalium 494 mg; calcium 65 mg; magnesium 68 mg; fosfor 44 mg; ijzer 1,99 mg; koper 303 µg; zink 170 µg, mangaan 303 µg; selenium 0,9 µg |
Vitaminen: | |
Retinol (A) | 0 (en bètacaroteen 1,9 mg) |
thiamine (B1) | 47 µg |
riboflavine (B2) | 112 µg |
niacine (B3) | 480 µg |
pantotheenzuur (B5) | 36 µg |
vitamine B6 | 73 µg |
folaten (totaal – B11/ B9) | 12 µg |
cobolamines (B12) | 0 |
ascorbinezuur (C) | 26,6 mg |
Vitamine D | 0 |
vitamine E (alfa-tocopherol) | 12,2 mg |
Vitamin K (phylloquinone) | µg |
Aminozuren | rijkelijk, 105 mg aan arginine |
Lipiden: | |
Verzadigde vetten | 13 mg |
Enkelvoudig onverzadigd | 7 mg |
Meervoudig onverzadigd | 48 mg |
Cholesterol | 0 |
Choline | 12,8 mg |
Glutathion | 14,8 mg |
alfa-linoleenzuur (omega-3 ALA) | 300-400 mg (dat is hoog) |
Eicosapentaeenzuur (omega-3 EPA) | 1 mg (dat is bijzonder voor planten, zit eigenlijk alleen in vis en algen) |
Gamma-linoleenzuur (omega-6 GLA)) | 4 mg (hoogste van alle bladgroenten) |
Flavonoïden: | |
Isorhamnetine (flavonoide) | 2,8 mg |
Quercetine (flavonoide) | 0,8 mg |
Kaempferol (flavonoide) | 0,7 mg |
Nul is ook een waarde. Wat onbekend is, is niet ingevuld.
De gezondheidswaarde is dus hoog, zo niet het hoogst van alle groenten. Niet alleen vitaminen en mineralen, maar ook in antioxidanten en omega-3. Niet een absoluut halleluja voor postelein, want het bevat, zoals hiervoor geschreven, ook oxalaat.
Teelt
De gele is beter geschikt om in een kas te telen, ze groeien langzamer en zijn gevoeliger voor lage temperaturen en vocht dan de gewone groene. Zet het tussen komkommers of tomaten. Groene wordt meest buiten geteeld. In de moestuin hoort het qua behoefte bij de bladgewassen, maar u kunt het ook tussen mais of klimmende bonen zaaien (staakbonen). Maar postelein is zeer geschikt voor potten en bakken.
Zaaien | maandelijks vanaf midden mei – augustus, ter plekke, geen zand erover maar aandrukken, kiemt onder invloed van daglicht. Houd de grond vochtig met doek of jute zakken. Na derde dag wegnemen. Uitdunnen op 12-20 cm c.q. zorg ervoor dat ze niet tè dicht op elkaar staan. Het is een vetplant, te dicht op elkaar betekent smeul (schimmel). |
Uitplanten | n.v.t. |
Oogst | na 4 à 5 weken, knippen, laag bij de grond, wel wat blaadjes aan de plant houden, van mei tot oktober en kan 2 à 3 keer tot bloei (juni – september). Bij bloei worden de blaadjes harder en smaak minder. |
Postelein is warmteminnend, ze houdt niet van temperaturen onder de 10 graden Celsius en kiemt pas bij een bodemtemperatuur van 16 graden, met een voorkeur voor 20 à 25 graden (tot maar liefst 40 graden). De plant houdt niet van temperaturen boven de 50 graden. Wij ook niet.
Ze bloeien alleen s morgens en worden met name door vliegen en mieren bezocht. Bloeit niet onder de 21 graden C.
De kiemkracht is groot, maar hoe snel het zaad kiemt, is, blijkt uit onderzoek, afhankelijk van het deel van de plant waar het zaad vandaan komt. Komt het uit een zaaddoosje bij de top of laag, bij de grond. Ze heeft een penwortel en is zelfbestuiver.
Bemesting
Postelein houdt wel van een beetje mest, maar ze doet het ook onder arme(re) omstandigheden.
Bodem & standplaats
Ze heeft een voorkeur voor droge, warme plaatsen. Zanderige humusrijke grond, zurig tot neutraal. Volle zon.
Water
Vooral aan het begin de grond vochtig houden. Eens ze aan de groei is, normaal. Waarschijnlijk is de regelmaat van een regenbui voldoende.
Onder glas ‘s morgens water geven om smeul te voorkomen, dan kan het gedurende de dag opdrogen.
Zaadteelt – vermeerderen
Deze vlezige en succulente plant is gemakkelijk te vermeerderen, elk afgebroken stengeltje groeit zo weer verder. Kan niet tegen nachtvorst maar is in warme gebieden, door zijn vermeerdering, een gevreesd onkruid. Doch zaad is de gangbare wijze van vermeerderen. De eerste bloei kan wel 6000 zaden opleveren. In een heel seizoen tussen 100.000 en 242.000 zaden.
Postelein weet dus dat het gezond is en graag wordt (werd) gegeten. Veel zaden zorgt voor overleving.
Als u echt zaad wilt winnen: licht de planten die in zaad zitten en plaats ze op vellen of doeken. (Als vetplant zit er nog genoeg energie in.) Na enkele dagen kan het zaad worden gewonnen. Maar eigenlijk alleen als het een mooie warme zomer is. Bij koud en regenachtig weer kunt u dit vergeten.
Na 2,5 jaar is 90% van het zaad kiemkrachtig. Na veertien jaar is de helft van de zaden nog kiemkrachtig. En zelfs na 40 jaar kiemden zaden nog. Het is goed bestand tegen water, ook zeewater.
Plaag
Het wordt, zeker in de VS, als plaag gezien in de tuinbouw. Vooral sla-teelt lijdt eronder, omdat die omstandigheden ideaal zijn voor postelein. Er is sprake van voedselcompetitie en postelein laat zich niet de kaas van het brood eten. De opbrengst van sla (of een ander bladgewas) daalt tussen de 20% en 40%. Opmerkelijk is dat postelein ook wordt gewaardeerd als goede vriend bij planten, omdat het goed vocht vasthoudt.
In 1993 werd het als achtste meestvoorkomende plant beschouwd en het behoorde ook tot de tien meest schadelijke “onkruiden”.
Rassen
Om te consumeren zijn er twee cultivars Portulaca oleracea: de gewone groene of groenbladige en de gele. De laatste kent twee variëteiten: de zogenaamde gewone gele (glanzend geelgroen, groot blad), de breedblad gele (glanzend geelgroen, klein blad kleiner maar breder dan van de groene postelein. De geelbladigen zijn malser, maar meer bevattelijk voor rot en bederf.
Ziekten en belagers
Enkele insecten en schimmels, maar niet ernstig. Vochtige grond helpt daarbij. Slakken uiteraard en insecten als bladluizen, knutten.