Ervaar het weideland vanuit je luie stoel. Ruik het gras, voel de zon, hoor de vogels. Schrijver John Lewis-Stempel dumpt je met prachtig taalgebruik pardoes middenin zijn Engelse veld. Hij laat je genereus meegenieten van de wisselende seizoenen rondom zijn huis. En van zowel zijn eigen belevenissen en gedachtespinsels, als de wederwaardigheden van wilde en tamme dieren en planten. Geen wonder dat ‘Weideland – Een jaar uit het leven van een Engels veld’ in Engeland een belangrijke prijs won voor het beste natuurboek. Ik las het al eerder in het Engels, maar gelukkig is er nu ook een Nederlandse vertaling.
Jaarrond
In Weideland volgt de lezer in twaalf chronologische hoofdstukken de maanden van het jaar. Daarbinnen wisselen kortere en langere teksten elkaar af, gescheiden door – hoe passend – grassprietjes. Soms zijn het dagboekfragmenten, zoals deze: “27 december. ‘s Nachts zakt de temperatuur onder het vriespunt. Het levensbloed bedaart, vertraagt. Over het veld hangt een roestige eindejaarsgeur.”
Soms zijn het thematische bespiegelingen of beschrijvingen, bijvoorbeeld over het leven van de mol, over de vele verschillende benamingen voor de pinksterbloem, of over het veranderende boerenbedrijf. Het vloeit allemaal op een organische manier in elkaar over – nergens voelt het bij elkaar geraapt of opsommerig. Nergens wordt het saai. Heel erg knap.
Een duizenden jaren oud verbond
Na lezing en herlezing moest ik sterk de neiging onderdrukken om languit op mijn stadsgazonnetje te gaan liggen. Gelukkig regende het. Dus hield ik het bij mijn warme leunstoel en dacht terug aan allerlei velden uit mijn eigen herinnering. Ik realiseerde me, dat het Engelse veld uit Weideland enerzijds ontzettend Engels is, maar anderzijds ook universeel. Overal in Europa – en misschien wel overal in de wereld – zijn vergelijkbare graslanden waar boer, vee en natuur een verbond met elkaar aan zijn gegaan. Overal een beetje anders, afhankelijk van het klimaat ter plekke, de bodemsoort, de precieze ligging op de zon, enzovoorts. Maar in essentie zijn dit soort velden nauwelijks veranderd sinds de opkomst van de landbouw. Een verbond dus van duizenden jaren oud – dat in de laatste zestig jaar helaas ernstig verbrokkeld is.
De rijke weides en hooilanden uit Weideland zijn helaas zeldzaam geworden in ons systeem van intensieve en eenvormige landbouw. Maar dit is een geweldig boek, dat er als weinig andere natuurboeken in slaagt om je in gedachten te teleporteren naar buiten, naar dat veld, met z’n wulpen, vossen en reukgras. Met leven en dood steeds dicht bij elkaar. We kunnen er in dit boek van Lewis-Stempel toch nog intens van genieten.
Titel | Weideland – Een jaar uit het leven van een Engels veld |
Van | John Lewis-Stempel (vertaald uit het Engels door Arthur Wevers) |
Uitgever | Atlas Contact |
ISBN | 978 90 450 3700 4 |
Verschenen | september 2019 (Nederlands), 2014 (Engels) |
Prijs | € 22,99 |
Verkrijgbaar bij | Kies voor de boekhandel van steen en cement. En àls je een webshop prefereert, kies dan deze. |
Het was zo’n boek waar toen mijn oog meteen op viel bij binnenkomst. Wat ik de rest van mijn expeditie door de boekhandel met me mee sjouwde. Ik weet nog precies waar ik het kocht, in Oban in Schotland, een klein maar druk havenstadje waar de veerboten naar de westelijke eilanden af en aan varen. Het was glorieus Schots zomerweer, zonnig en 17 graden, met harde wind. We gingen toch ‘heel even’ in de boekhandel. And the rest is history, zoals de Britten zeggen: ‘Meadowland’ van John Lewis-Stempel ging met mij mee. Ondertitel: The private life of an english field. Ik las het ademloos uit, genietend van zowel de inhoud als het taalgebruik.
Goede vertaling
Nu is dit geweldige boek vertaald, ter ere van Brexit misschien, of van alle goede Britse dingen. Voor ik ‘Weideland – Een jaar uit het leven van een Engels veld’ opensloeg vroeg ik me af of dit boek wel zou werken in het Nederlands. Want het is zo ontzettend Engels. Het speelt zich immers af op het Engelse platteland, in een Engels veld, en met bespiegelingen over het Engelse landschap en de geschiedenis daarvan. En dan zijn er nog de specifieke Engelse veerassen, dialecten, en verwijzingen naar Engelse kunst en literatuur. Maar misschien nog wel het belangrijkst: de taal. Die prachtige Engelse taal, door Lewis-Stempel op zwierige en bloemrijke wijze – en toch vaak verrassend gecondenseerd – ingezet om de inhoud te reflecteren.
Goed nieuws: het boek blijft helemaal overeind. Ook in de Nederlandse vertaling heb ik ontzettend van dit boek genoten. Maar wel anders. In het Nederlands lag voor mij de focus van het lezen meer bij de inhoud. Soortnamen van planten en dieren bijvoorbeeld kan ik in het Nederlands toch vaak beter plaatsen. Dat is leuk, omdat het veld er dichterbij van komt, meer in focus. Het wordt er realistischer van. Je gaat het scherper zien en beter begrijpen allemaal.
De keerzijde is, dat een deel van het gevoel dat het boek in het Engels bij me opriep, minder sterk is in het Nederlands. En dat komt ook deels door de taal. Waarbij moet worden gezegd dat de vertaler (Arthur Wevers) goed werk verricht heeft – het zal niet makkelijk geweest zijn om dit boek te vertalen. Natuurlijk zitten er kleine slordigheden in: Waarom blijft bijvoorbeeld de ‘kestrel’ op de ene plek een non-descripte ‘valk’, en elders in het boek wel een torenvalk zoals het hoort? En waarom is de ‘pied wagtail’ op de ene plek in het boek een witte kwikstaart en op de andere plek een rouwkwikstaart?
Maar het wringt meer in het lyrische taalgebruik in het algemeen, dat in de vertaling soms verdwijnt of aan kracht inboet. Een voorbeeld.
Op 7 augustus schrijft Lewis-Stempel: ‘The day blows up black. House martins spark over the field.’ In de Nederlandse vertaling is dat: ‘De lucht wordt helemaal zwart. Huiszwaluwen scheren over het veld.’
Ik begrijp de keuze voor die vertaling, want hij blijft dicht bij de inhoud van het origineel. Plus, er zijn nu eenmaal niet extra veel woorden nodig om de poetische Engelse tekst te vangen – dat zou de ‘flow’ en de lengte van de tekst misschien teveel veranderen.
En toch… De Engelse variant zuigt mij naar binnen. Ik word onderdeel van de donkere wolken en de opstekende wind. Ik zie de witte flitsen van de zwaluwen die laag vliegen in het donkere licht. Ik voel de dreiging van het naderende onweer. De Nederlandse vertaling van dit stukje doet dat niet. En dat is jammer, want juist dat taalgebruik maakt dit boek bijzonderder dan andere natuurboeken.
Maar aan de andere kant: wie de originele Engelstalige versie niet kent, beleeft deze verschillen niet. Dan is het gewoon een heel goed boek.
Hooiland of Weideland?
Dan nog een dingetje over de titel. Misschien voert het wat ver. Maar centraal in dit boek staat een stuk hooiland. Een veld dat gebruikt wordt om hooi te produceren, dat gedurende voorjaar en zomer dus niet wordt begraasd door vee, en waar het gemaaide als hooi wordt afgevoerd. Juist daardoor ontstaat in zo’n hooiland bijzondere en heel rijke vegetatie. In het Engels is zo’n veld voor de productie van hooi een ‘meadow’. Vandaar ook de titel van de oorspronkelijke Engelse versie van het boek: Meadowland. Er staat een mooie bespiegeling in het boek over het ontstaan van het woord meadow, vanuit een oud woord voor maaien. Als je dat in het Nederlands vertaalt als wei(de)and dan klopt het dus niet: een weiland is immers juist een weiland omdat er vee in geweid wordt. In een weiland blijft helemaal geen gras over om hooi van te maken. Het ene grasland is het andere niet.
En ook literair gezien ligt het epicentrum van dit boek bij de tien dagen eind juli en begin augustus dat de schrijver zijn veld maait met bloed, zweet en tranen. Die tien dagen sluiten de cyclus van groei en bloei af, en luiden het begin van het verval in: midden in de zomer al het begin van de winter. Een cruciaal moment in het boek. En een extra reden voor mij om vraagtekens te plaatsen bij de keuze voor de titel Weideland.
Weelde
Maar ach, what’s in a name. Het is een geweldig boek, dat er als weinig andere natuurboeken in slaagt om je in gedachten te teleporteren naar buiten, naar dat veld, met z’n wulpen, vossen en reukgras. Met leven en dood steeds dicht bij elkaar.
En met een wijdere omgeving van waaruit alles telkens weer terugdraait naar dat ene veld. Is het nostalgisch? Ja, natuurlijk, zo kun je het lezen. Maar aan de andere kant laat dit boek juist zien dat het in de huidige tijd gewoon mogelijk is om te boeren – voedsel te produceren – in veel dichtere harmonie met de natuur. En dat er dan al snel weer een paradijselijk Arcadië kan ontstaan. In dit geval slechts in dat ene veld. Maar ooit moeten grote delen van Europa er zo hebben uitgezien. Wat een weelde.