Wageningse onderzoekers willen ons laten geloven dat de genetische diversiteit in tomaten aan Nederland te danken is.
Leestijd: 6 minuten
Inhoudsopgave
Tijdens de jaarlijkse relatiedag van Sow to Grow hield dr. ir. Sjoukje Heimovaara, voorzitter van de Raad van Bestuur van Wageningen University & Research, een voordracht over de voedselzekerheid in de naaste toekomst. Daarbij werd wel een louter positief beeld geschetst van de rol die Wageningen speelt en speelde. Jan Velema plaatst daarbij kritische kanttekeningen en gebruikt de tomaat als voorbeeld.
Wasserbomben
Volgens een Wagenings onderzoeksrapport was het in de jaren 1950 en ’60 zeer slecht gesteld met de genetische variatie in tomaten, maar dankzij de genenbank en veredeling is het weer helemaal goed gekomen. Zij stellen in ‘Een les tomatengschiedenis’ dat de Nederlandse rassen in de jaren ’50 en ’60 een nauwe genetische basis hadden. Volgens het rapport zijn in de jaren ’70 uit wilde soorten veel resistenties ingekruist, in antwoord op de wens om het gebruik van bestrijdingsmiddelen terug te dringen. Dit heeft geleid tot de ‘eerste diversiteitsboost‘.
In de jaren ’80 en ’90 gingen de veredelaars weer aan de slag, als reactie op de slechte reputatie van de Nederlandse ‘Wasserbomben’, om meer diversiteit in smaak, kleur en vorm te krijgen. Dit noemen de onderzoekers de ‘tweede diversiteitsboost‘. Het artikel besluit: “Over een gebrek aan genetische diversiteit hoeven we ons dus niet druk te maken. Uit ons onderzoek blijkt dat de genetische variatie binnen de kastomaten in Nederland nooit zo groot was als in deze eeuw.”
Beperkte en eenzijdige les
Het Wagenings onderzoek baseert zich op genetische analyse van 90 tomatenrassen die tussen 1950 en nu (toen: 2019) in Nederland beschikbaar waren. Op de Nederlandse samenvatting op de website van de WUR spreekt men van een ‘les tomatengeschiedenis’.
Naar onze mening is dit lesje wel erg beperkt en eenzijdig, want het gaat alleen over Nederlandse tomaten gedurende de afgelopen 70 jaar.
Onze versie van de les tomatengeschiedenis is anders:
Tomaat werd ongeveer 7000 jaar geleden gedomesticeerd, misschien deels al in Zuid-Amerika, maar grotendeels in Midden-Amerika. In 1521 noteerde de franciscaanse broeder Bernardino de Sahagún, die met Hernán Cortés was meegereisd, dat de Azteken een grote variëteit aan tomaten kweekten in verschillende maten, vormen en kleuren. [Lees hier over de geschiedenis van de tomaat, MergenMetz] In Europa duurde het vervolgens lang voordat het gebruik als groente zich goed en wel verspreide. Nederland was begin twintigste eeuw een van de laatste die tomaat ontdekte, maar zag al wel kans om een wereldspeler te worden in export van zowel de zaden als de vruchten. Dit was vooral dankzij de sterke positie die Nederlandse veredelingsbedrijven hebben verworven, geholpen door Wagenings onderzoek. (Daarnaast was deze toppositie in tomaat ondenkbaar geweest zonder spotgoedkoop aardgas dat sinds 1960 voor de glastuinbouw beschikbaar was).
Tomaat Moneymaker
Omdat de tomaat in Nederland toen nog een nieuwe groente was, hebben de gezamenlijke veilingbedrijven in 1924 een promotiecampagne gestart. Tuinders in het Westland hadden enkele rassen uit Engeland gehaald om het te telen. Het ging om ronde, volledig rode tomaten van ca. 80 gram. Eén ras, Moneymaker, was bij uitstek geschikt voor teelt in Nederland.
Rond 1950 was bij tomaat de veredelingstechniek van F1-hybriden ontdekt. Hierbij worden twee lijnen gekruist, die meer productieve en/of betere hybriden opleveren.
Elk zaadbedrijf kruiste dus Moneymaker met een andere lijn en ontwikkelde de mooiste rassen, allemaal met ronde rode 100-grams tomaten. Het is dus niet zo gek dat deze rassen in het onderzoek een nauwe genetische basis hadden.
Door het succes van de export naar Engeland en Duitsland nam het areaal enorm toe. Vlak voor 1940 was tomaat al het belangrijkste gewas op de veilingen. Maar door de intensieve teelt, jaar op jaar in dezelfde kassen, staken al snel allerlei ziekten de kop op. Door chemische grondontsmetting – met middelen die allang zijn verboden – kon men de ziekten echter niet geheel voorkomen. Het inkruisen van resistenties uit wilde soorten leverde nieuwe hybride(!) rassen op, waarvan de toegenomen genetische diversiteit in het onderzoek inderdaad werd aangetoond. Maar het type tomaat bleef hetzelfde.
Duizenden rassen
In de jaren ’80 en ’90 nam de welvaart toe en was er vraag naar meer variatie in alle groenten. Zaadveredelingsbedrijven speelden hierop in. Niet alleen in kleur en vorm, maar ook in nieuwe groentesoorten, zoals courgette, knolvenkel, broccoli, paprika en meer. In tomaat kwamen cocktail-, kersen-, pruim- en snacktomaat, rood, geel en oranje. Natuurlijk vonden de onderzoekers dat terug in de genetische variatie in rassen van na 1980. Maar waar kwam die zogenaamde ‘diversiteitsboost’ zo snel vandaan? Die was er altijd al. Alleen niet in Nederland. In Amerika, Zuid-Europa en elders zijn de afgelopen eeuwen duizenden rassen ontstaan, in de tijd dat in Nederland geen mens tomaat at.
Genetische variatie is verloren
De geringe genetische diversiteit en de daarop volgende toename door veredeling waarvan in het Wagenings onderzoek sprake is, bestaat alleen binnen Nederland en heeft geen betekenis voor de wereldwijde biodiversiteit die bestaan heeft en nog bestaat. Bij het CGN, de Wageningse genenbank, vinden we slechts 59 Nederlandse tomatenrassen. Allemaal van vóór 1960 en zaadvast. Een onbekend, maar ongetwijfeld groot aantal F1-hybriden van na die tijd vinden we daar niet. Want F1-hybriden zijn niet zaadvast, ze kunnen niet worden nageteeld en worden door het CGN dan ook niet in stand gehouden. De genetische variatie van Nederlandse tomatenrassen van de afgelopen 70 jaar is verloren. Afgezien van actuele rassen die nu in de handel zijn (ze volgen elkaar elke paar jaar op) is er dus helemaal geen nieuwe genetische diversiteit die bewaard zou kunnen worden.
Kaiser der Paradeiser
Gelukkig verzamelen buitenlandse telers wel zaadvaste tomaten. De grootste verzamelaar, de Oostenrijkers Erich en Priska Stekovic, hebben een collectie van 3200 rassen. Hij wordt de ‘Kaiser der Paradeiser’ genoemd. (Paradeiser is een meer Zuid-Duits, Oostenrijks woord voor tomaat.) Telers over de hele wereld hebben vele duizenden rassen. Over de genetische variatie in tomaat hoeven we ons inderdaad geen zorgen te maken. Maar dat is niet dankzij Nederland.
Jan Velema is gewasveredelaar en was oprichter-eigenaar van Vitalis Biologische Zaden.