Een nieuw deel in de Vogelserie van uitgeverij Atlas Contact. Deze keer over de zwarte specht, een zeer tot de verbeelding sprekende bosvogel. De schrijver, Koos Dijksterhuis, combineert een schat aan informatie over het dier met mooie observaties en bespiegelingen. Het resultaat is een fijn boek.
De vogelserie van Atlas Contact, een reeks monografieën van Nederlandse vogels, bevat al vele pareltjes. Dit is pareltje achttien, als ik mij niet vergis. Het beste vind ik het boek over de gierzwaluw – maar ja, dat is ook wel mijn favoriete Nederlandse vogel. Ik hoop overigens van harte dat deeltjes over de ekster en/of de gaai ook in de maak zijn. De boerenzwaluw bestel ik ook alvast. En o ja, de steenuil. Maar goed, onder handen hebben we nu ‘De zwarte specht’. Mooi, en goed geschreven door Koos Dijksterhuis. Die kan dat wel, want hij schreef al vele boeken, plus nog veel meer natuurcolumns in Trouw. Dijksterhuis’ grootste kracht is, wat mij betreft, een verhaal vertellen via anekdotes. En dat vind je terug in dit boek. Geen lange theoretische uitweidingen, maar een toegankelijk verhalend boek over de zwarte specht en de Nederlandse natuur. Top boek!
Titel | De zwarte specht |
Van | Koos Dijksterhuis |
Uitgever | Atlas Contact |
ISBN | 978 90 450 412 16 |
Verschenen | November 2020 |
Prijs | € 19,99 |
Verkrijgbaar bij | Alle boekhandels en indien u online wenst te winkelen, raden we deze aan. Dan verdient de echte boekhandel zelf ook nog iets. |
Groot en hoog
De zwarte specht is de grootste specht die je in Nederland kunt tegenkomen. Een spectaculair beest, gitzwart met een vuurrood petje. De kans dat je er een ziet is overigens niet zo groot, want heel makkelijk laat hij zich niet betrappen. Dat maakt hem natuurlijk alleen maar aantrekkelijker en meer populair. Hem horen is makkelijker, als je weet waar je op moet letten en als je op de goede plek gaat zoeken.
Zwarte spechten houden van bos. En dan nog vooral van oud bos met hoge bomen. Ze blijken hun nestholtes het liefst specifiek in hoge beuken te hakken. Beuken leveren blijkbaar de beste mix van hoogte, stevige buitenkant, niet al te keiharde binnenkant (waardoor het makkelijker hakken is voor de specht), en een gladde stam (waardoor het voor belagers, zoals boommarters, lastiger is om het nest te bereiken).
Naaldbomen als voorraadkast
Hun voedsel verzamelen zwarte spechten juist weer bij voorkeur in naaldbomen. In een gemengd bos blijkt de zwarte specht zelfs van naaldboom naar naaldboom te vliegen en de andere bomen over te slaan. Dat blijkt uit onderzoek waarbij een zwarte specht via een klein zendertje aan zijn staart in de gaten wordt gehouden. Het geval wil helaas, dat naaldbomen nu juist een beetje uit de mode zijn; in het bosbeheer in Nederland wordt vooral gestreefd naar gemengd loofbos. Dat is in principe goed doordacht beleid. Bijvoorbeeld omdat naaldbomen veel meer water verbruiken dan loofbomen en dus verdroging kunnen versterken. Andersom kunnen naaldbomen, vooral de sparren (“kerstbomen”), omdat die oppervlakkig wortelen, slecht tegen droogte.
Een andere reden: veel naaldbomen – vooral fijnspar – zijn in Nederland aangeplant als productiebos eind 19e, begin 20e eeuw. Zulk bos hoort eigenlijk niet bij de natuurlijke vegetatie van ons land (vinden sommigen – maar ja, wat is natuur?). Plus, misschien nog wel belangrijker, zo’n bos heeft niet zo’n hoge natuurwaarde.
Een relatief nieuwe soort
Minder naaldbos zou dus minder gunstig uit kunnen pakken voor de zwarte specht. Het eerste vastgelegde broedgeval van een zwarte specht in Nederland was pas in 1913 of 1914 – hij kwam naar ons toe toen de omstandigheden hier voor hem gunstiger werden, juist door de aanplant van al die naaldbomen in productiebossen. Misschien heeft hij ooit eerder, in de vroege Middeleeuwen, voordat Nederland verregaand ontbost raakte, ook al wel hier geleefd. Maar dat weten we niet.
Keuzes, keuzes
Het verhaal over de zwarte specht roept meteen moeilijke vragen op over natuurbeheer. Een prachtige vogel, die zwarte specht, geliefd onder vogelaars, aansprekend voor het bredere publiek. En best vrij zeldzaam. Hij heeft in de honderd jaar dat hij in onze bossen leeft ook zeker een functie verworven in het ecosysteem – al was het alleen maar vanwege al die andere vogelsoorten die in zijn holen broeden.
Maar eigenlijk zou je hem in Nederland toch een cultuurvolger kunnen noemen. En een relatieve nieuwkomer. Hij is immers in Nederland pas verschenen toen hij hier voedsel kon vinden in productiebos.
Dat productiebos, die saaie sparren in rijtjes, dat willen we niet meer, want dat is geen ‘echte’ natuur. Betekent dat voor de zwarte specht, die dat naaldbos nodig heeft om voldoende voedsel te vinden, dan ook dat we hem willens en wetens kwijtraken? Moeten we om een zwarte specht te zien straks naar Zuid-Duitsland, naar Zuid-Zweden, naar Oostenrijk? Koos Dijksterhuis raakt in zijn boek nauwelijks aan dit soort meer diepgaande vragen. Dat is enerzijds soms jammer. Maar anderzijds is het misschien ook een goede keuze om het boek niet te zwaar te maken.
Scherpe observaties
De observaties in het boek zijn des te raker. Ik heb er in ieder geval van genoten. Zo krijgen de beschrijvingen van pogingen om een zwarte specht te vangen gaandeweg het karakter van een klucht. En met fijne pen etst Dijksterhuis telkens weer het beeld van het volle Nederland – hier een mevrouw met blaffende hondjes die van geen wijken wil weten, daar een paar nuffige amazones. Dat die arme spechten daar überhaupt nog tussen passen.
Tussen de regels door
Tussen de regels door volgt dan soms ineens een fikse klap. Vaak zijdelings, bijvoorbeeld via de bespiegelingen van Willem van Manen, met wie Koos Dijksterhuis de bossen in trekt op zoek naar zwarte spechten. Een mooie: “Ik denk dat het bos al een marginaal leefgebied was, waar kraaien alleen maar broedden omdat de betere plekken op het boerenland al bezet waren.”
In die ene zin ligt heel veel ellende en wijsheid samengebald. Wij dwepen nu zo met onze bossen, omdat die – van het weinige dat we nog over hebben – het meest op rijke natuur lijken, ingebed als eilandjes in een oceaan van doodse landbouwgebieden. Terwijl het nog niet eens zo lang geleden volstrekt andersom was. Helaas.