Filosofische Wandelingen – de natuur van de geschiedenis

filosofische wandelingen - cover

Landschap, natuur en de mens zijn drie entiteiten die elk een eigen leven lijken te leiden en toch door de hele geschiedenis heen onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden. Maar de onderlinge verhouding verandert met de tijd. In ‘Filosofische Wandelingen’ verbindt auteur Eric Brinckmann tien landschappen en dus tien wandelingen aan thema’s en ontwikkelingen uit onze geschiedenis. Geen wandelgids in de hedendaagse betekenis, maar wel een bijzondere gids bij de wandeling. Plotseling ga je de natuur heel anders beleven.

Menig wandelaar mijmert tijdens het lopen. Of beter: Wie niet? En dat mijmeren is eigenlijk filosoferen. Eric Brinckmann studeerde rechten en filosofie. Dus de geestelijke bagage die hij meedraagt op zijn tochten is wat dat betreft groter dan de onze – en wellicht de uwe. Maar gelukkig heeft hij het opgeschreven.

Tien wandelingen en taaie kost, is de eerste gedachte als je door het boek bladert en ziet hoeveel schrijvers, natuurkundigen, biologen en filosofen worden aangehaald en geciteerd. Het is ook niet in Jip-en-Janneke-taal geschreven. Maar dat deert op een of andere wijze niet. Want eens op gang met lezen grijpt het je, wil je meer lezen en weten en laten de bladzijden zich vlot omslaan. Zo is het ons in elk geval vergaan; het is prettig geordende geschiedschrijving met interessante anekdotes. En opeens kijken we heel anders naar onze Verlengde Achtertuin, zoals we het natuurgebied dat aan ons erf grenst noemen en waar één van de wandelingen loopt.
Je wordt bedankt Eric Brinckmann! (En dat bedoelen we nu uiterst positief.)

Dit boek bevelen we van harte aan voor een ieder die, naast de feitelijke beleving van natuur en landschap, ook geïnteresseerd is in hoe de mens daar in stond en staat.

TitelFilosofische wandelingen – Denken over binnen en buiten door de eeuwen heen
VanEric Brinckmann
UitgeverKNNV Uitgeverij
ISBN978 90 5011 484 4
Verschenennovember 2015
Prijs€ 24,95 (hard cover)
Verkrijgbaar bijDe boekhandel van steen en cement. En anders bij de Libris webwinkel, daar houden de boekhandelaren ook iets aan over.

Hoewel de vormgeving niet bepaald dat van een zakboek is, maar eerder van een normale roman of thriller, staan de wandelingen er met kaart en al ook compleet in beschreven. Dus als u ze gaat volgen is scan en print die bladzijden en lees voor- of achteraf de bijbehorende filosofische mijmeringen.

In de inleiding maakt de auteur duidelijk waarom hij tot het boek is gekomen. We leven in Nederland in twee werelden: een van de planning, e-mails, kantoorlandschappen waarin je met de lift naar B2-96 gaat, onderzoeksprojecten. In principe goed geregeld en onder controle. De andere is waar de mens weinig invloed op had en heeft – in de natuur gelden andere regels.
De mensen die in het zogenaamde buitengebied wonen hebben ook een andere levenshouding, zo ontdekte Brinkmann. Relaties zijn anders en inniger. Hij noemt als voorbeeld het noaberschap, een ingewortelde plicht tot burenhulp.

De dood was door jacht en slacht dichtbij en daardoor vertrouwd. Ik zag een liefde voor details die anders nooit opvielen. Plekken hadden er betekenis, een naam, en water en bomen een persoonlijkheid.

Mensen in de stad leven in hun eigen sfeer, een van de buitenwereld afgesloten biosfeer. En omdat daar binnen regels en wetten gelden, wordt het buiten als iets vreemds, engs, traags beleefd. Stadse lui die uit hun zone van comfort naar buiten treden worden geconfronteerd met zaken die ze liever vermijden, zoals stank, insectenbeten, verdwalen, nattigheid en blubber, vieze handen. Dus, stelt de auteur, poogt men dat ook te controleren en te organiseren ‘met themaroutes, audioprogramma’s, gps-data en wervelend geanimeerde uitvergrotingen van de vlinders en mossen die er zouden moeten zitten’.

Het gaat er niet per se langzamer aan toe buiten, er gebeuren andere dingen.

Eric Brinckmann ziet en zo beschrijft hij het ook, dat de controle op het buitengebied alleen maar toeneemt. Het buiten gaat stapje voor stapje meer tot de binnenruimte behoren. Denk aan met Engels raaigras ingezaaide weiden – voorheen waren ze vol met kruiden, nu weliswaar groen, maar biotopisch gezien dood. Ze worden zes maal per jaar gemaaid om de koeien binnen te voeren. Of de zogenaamd natuurlijk meanderende beken, die onder onze controle zijn aangelegd – oh, sorry, hersteld.
Prachtig is natuurlijk dat we in Nederland een Planbureau voor de Leefomgeving kennen. Dat maakt onderscheid tussen cultuurlandschappen (waar de mens een hand in heeft gehad – dus vrijwel alles) en natuur, dat gedefinieerd is als ‘de al dan niet uitgebreidheid van biodiversiteit van flora en fauna die zich in die typen landschappen voordoet, dan wel in potentie mogelijk is’.

De ‘natuur’ is daarmee voor sommigen de ultieme functie van landschap en voor anderen die het landschap meer industrieel willen gebruiken, als gras tussen de tegels.

We moeten niet onwillekeurig denken aan de voor insecten en vogels ingezaaide akkerranden. Die eigenlijk een doekje voor het bloeden zijn, omdat door de industriële benutting van onze grond de vogelstand te zeer is achteruit gegaan. (Lees hier meer, na tussenkop ‘We zijn een export-obees land’.)

De moderne stadsmens belichaamt, volgens Nietzsche, niet meer de bevrijdende kracht van de natuur, maar de tucht van verzonnen regels. En daarom heeft de mens angst voor de chaos van het buiten.

De tien wandelingen die in het boek zijn min of meer in chronologische volgorde van de geschiedenis van de mens in ons hedendaagse Nederland. De achtste wandeling wordt in de inleiding omschreven als een teken van een kantelpunt. ‘Vanaf hier zet de binnen/buiten-scheiding, waarin we nu nog leven, echt de pas erin, terwijl wij bij Wolfheze langs een beek slenteren om bij een aantal oude eiken te komen die door romantische schilders op ludieke wijze in een romantisch terugverlangen naar een ‘onbestemd vroeger’ zijn toegezongen.’
Dat betreft onze Verlengde Achtertuin. En daarom gaan we daar nog wat nader op door. We weten namelijk over welk landschap Brinckmann het heeft:


Onze Verlengde Achtertuin

De Wolfhezer Heide en Bossen heet het terrein van Natuurmonumenten, die het Holland op zijn mooist noemt. (Fout! Dit is midden Gelderland. Holland is Noord- en Zuid-Holland.) Ons erf grenst er aan. En inderdaad, het is een van de mooiste natuurgebieden van Nederland – klein, maar alles lijkt er te zijn: heide, stuwwal, beken, bossen en oude eiken die de Wodanseiken worden genoemd. Lang geleden haalde het het NOS Journaal omdat er een zeldzaam mosje was gevonden en onderzoek van KNNV wees uit dat er alle reptielen van Nederland (minus één, die in de Limburgse mergelgrotten leeft) voorkomen. En er zijn prehistorische grafheuvels, dus als er een landschap is waar de mens lang heeft geleefd, is het dit wel.

B.C. Koekkoek – Bosgezicht
J.J. Cremer – Wodanseiken te Wolfheze

Het hoofdstuk 8 heet ‘De psychometrie van de romantiek’. Psychometrie is de wetenschap die zich bezighoudt met het meten van psychologische fenomenen. Dat kan velerlei zijn: van groepsgedrag tot verkoop- en marketingtechnieken. Van vaardigheidstesten voor kinderen tot het meten van het IQ. Maar wat heeft dat nu met de romantiek te maken?

Naarmate het landschap met instrumenten steeds meer onder controle komt, als minder gevaarlijk wordt ervaren, lijkt het erop dat het in schilderijen steeds meer op de voorgrond mag treden, meer als zelfstandig thema tot uitdrukking mag komen.

Vanaf het midden van de negentiende eeuw trokken schilders naar Oosterbeek. Mauve, Maris, Mesdag, Toorop noem maar op. Nederlandse impressionisten die het landschap vastlegden. Ze vormden wat nu de Oosterbeekse School wordt genoemd.

J.W. Bilders – Wodanseiken bij de Wolfhezer beek
MergenMetz – Wodanseiken 21 november 2015

In het betoog van Brinckmann is dat deze groep schilders een reactie op de industrialisatie en wat al niet meer vormt. Hij gaat daar zorgvuldig mee om en schetst het tijdsbeeld en hoe dat zo is ontstaan. Als we het hebben over het in kaart brengen van de natuur, dan is Linnaeus een van de belangrijke exponenten. Hij ordende de naamgeving van plant en dier. Linnaeus komt in 1735 naar Nederland, omdat “wij” het centrum van het uitgeven van wetenschappelijk drukwerk zijn. Er ontstaan eind achttiende eeuw allerlei musea met de meest gevarieerde wetenschappelijke verzamelingen. Het Teylers Museum, dat vandaag de dag nog steeds bestaat, is daarvan een mooi voorbeeld.
Dus eigenlijk is van midden zeventiende tot midden achttiende eeuw een periode van ordening, wetenschap, verzamelen en (dus) kennis en controle krijgen.
De auteur filosofeert daar over en dat is, eerlijk gezegd, reteboeiend om te lezen. Ook de relatie tot de Bijbel komt namelijk onder druk te staan. Simpelweg door de vraag of al die nieuwe, ongenoemde planten en dieren ook waren ingescheept in de Ark van Noach. ‘En zo ja, waarom waren ze dan niet genoemd?‘ Nu zouden we daar niet mee worstelen, maar toen wel. Het was het kantelpunt van onvoorwaardelijk geloof naar rede.


De geschiedenis is hier nog niet afgelopen

Tussendoor beschrijft Brinckmann stukken uit de wandeling. Hij loopt langs de grafheuvels, langs het oude kerkje (waarvan alleen de contouren nog in de aarde zijn te zien), et cetera. Misschien waren het de notities die hij later tot dit hoofdstuk uitwerkte.
De beschrijving van een stuk wandeling vormt vaak een intermezzo tot nieuwe mijmeringen.

De fysieke symmetrie van tuinen, paleizen, muren en stadswallen had haar praktische maar vooral ook haar symbolische betekenis en geldigheid verloren.

Er ontstonden nieuwe landschapsparken die, in termen van de auteur, de nieuwe vrijheid symboliseren. Rond Oosterbeek en Wolfheze zijn inderdaad veel landhuizen met onder architectuur aangelegde landschappelijke tuinen. Mooi is het citaat van Rousseau (1712-1778):

De grootstad onthecht de mens van de natuur en trekt diens gevoelens, emoties en passies uit elkaar, vervormt en vervreemdt ze.

En zo schrijft Brinckmann ‘Goethe op zijn beurt vreest dat een mechanistische cultuur gaat leiden tot de overheersing van de natuur, die we niet moeten wegdrukken of veronachtzamen, maar juist nauwkeurig zintuiglijk moeten blijven waarnemen. Wiskundig geformuleerde beginselen kunnen de natuur niet vervangen, zegt Goethe omdat het slechts symbolische voorstellingen zijn.’
Hoe waar is dat nog steeds, we zijn tweehonderd jaar later dieper en dieper weggezakt. Qua biodiversiteit is het, door intensief grondgebruik, in Nederland met sprongen achteruit gegaan.


Rechts onder op de kaart: het groene vlakje is ons erf.
Rechts onder op de kaart: in het groene vlakje liggen De Tuinen van MergenMetz

De totale mijmeringen die bij deze wandeling behoren, beslaan zo’n twintig bladzijden. U merkt het, het zet aan tot denken. Bijkomend voordeel is dat wij niet alle boeken en geschriften die Brinckmann citeert hoeven te lezen – mits hij ze natuurlijk correct aanhaalt. Maar dat geloven we.

Een opmerking moeten we wel plaatsen. Het lijkt erop dat deze wandeling al wat langer geleden is gemaakt. De beschrijving klopt niet helemaal met de hedendaagse werkelijkheid. Zo heeft Natuurmonumenten paden verlegd om aan de zonzijde van de beek rust en ruimte te scheppen voor o.a. ringslangen. Maar wat mag het deren? En de Wodanseiken staan er nog steeds.

2 gedachten over “Filosofische Wandelingen – de natuur van de geschiedenis”

  1. Boek doorgebladerd bij het Rotterdams Leeskabinet. Deze recensie inspireert tot het aanschaffen. Gekeken bij Kobo (om het gemakkelijk mee te kunnen nemen), daar niet verkrijgbaar. Bestel het nu bij de Oosterboekhandel in Rdam.

    Beantwoorden
  2. Ik kan niet anders zeggen dan dat dit één van de boeken is die mij inspireren bij de filosofische wandelingen die ikzelf organiseer.
    In het boek lijkt Brinckmann een voorkeur te hebben om van stad naar natuur te trekken.
    Misschien is het van daaruit ook wel interessant om de natuur terug in de stad te ontdekken…?

    Beantwoorden

Plaats een reactie