Ontwerp je eigen voedselbostuin

Ontwerp je eigen voedselbostuin is een aardig boek van de Vlaamse schrijfster Evelyn De Bruecker. Wij kenden haar nog niet, maar dat is nu veranderd. Ze schrijft vlot, volledig en pragmatisch over eetbare planten in je tuin. Ook voor kleine tuinen en balkon, staat er nog op de kaft. En klimaatrobuust en biodivers. Een prima boek voor een prima prijs.

Alwéér een boek over voedselbossen, kun je denken. Dat is natuurlijk zo. Het is nog steeds hot, hip en happening. Nog steeds een beetje een hype. Dus als je er ooit een boek over wil schrijven is nu wel het moment.

Evelyn De Bruecker heeft eigen ervaring. Ze werkt in de zorg (als tandarts!) maar is ook al acht jaar bezig met voedselbos en permacultuur. Ze schrijft vlot en met passie en blijft niet hangen in al te diepgaande theorie. Dit boek is dus vooral praktisch ingestoken, zonder al te veel nonsens. Als je goed leest vind je er veel nuttige informatie in.
Er staan veel eigen foto’s in, een praktische (alhoewel vrij beperkte) plantenlijst, en hier en daar een recept. Dit boek is een aanrader voor wie wil starten met een eetbare tuin, in één klap een goed overzicht wil krijgen over alles waar je dan zoal aan moet denken, en geen gigantische lap grond bezit.

TitelOntwerp je eigen voedselbostuin
VanEvelyn de Bruecker
UitgeverSterck & De Vreese
ISBN978 94 6471 159 2
Verschenen9 mei 2024
Prijs€ 27,90
Verkrijgbaar bijGa bij voorkeur naar de echte boekhandel van steen en cement. Als je toch online wil kopen, kijk dan bijvoorbeeld eens hier. Dat is een echte winkel.

Dit boek is opgebouwd uit vijf hoofd elementen. Een paar inleidende hoofdstukken waarin concepten zoals successie en de verschillende lagen aan de orde komen. Een deel over teelt in potten, een deel over volle grond. En dan nog een aantal afsluitende hoofdstukken over praktische zaken zoals zelf vermeerderen, ziekten en plagen, en onderhoud. En natuurlijk een plantenlijst.

Door de keuze van de auteur om potten en volle grond te splitsen, en dan ook nog inleidende en achteraf hoofdstukken, zijn er wel wat dubbelingen. Maar er valt ook zoveel te vertellen. Bijvoorbeeld over de bodem, die op allerlei plekken terugkomt. Ook allerlei planten passeren meer dan eens de revue.
Het is daarmee niet bepaald het meest gestructureerde boek. Maar, mede omdat het enthousiasme van de bladzijden afspat, toch steeds leuk om te lezen en prima informatief.

De voedselbostuin in pot

Leuk, de aandacht voor hoe je in potten op een kleine ruimte toch een beetje het effect van een voedselbostuin kunt bereiken. Of in elk geval hoe je eetbare planten in potten kunt telen. Het is niet zo’n lang hoofdstuk, maar wel met goede informatie over de pot, de potgrond en meststoffen. Omdat de plant niet in de volle grond staat en het dus moet doen met wat jij hem geeft, is de keuze en het gebruik van deze dingen echt essentieel. Dan volgt een lijst van (uiteraard eetbare) planten die in potten goed tot hun recht kunnen komen. Inclusief advies over verpotten, snoeien en keuze van rassen (bijvoorbeeld bij fruitboompjes – kies er voor in pot eentje die klein blijft). Het zijn niet de meest avontuurlijke plantensoorten, maar dat hoeft ook niet, en is wellicht zelfs beter om de kans op succes te vergroten. Wellicht had er nog wat meer aandacht mogen zijn voor het gebruik van muur, hek of schutting – in een kleine tuin of op een balkon immers ook een groot oppervlak dat te vergroenen valt. Of waar van te oogsten valt. Nu komt dat alleen zijdelings ter sprake bij de klimmers zoals druif en braam.

Voedselbostuinen in volle grond

Gek genoeg is dit misschien wel het minst interessante deel van het boek. Misschien omdat er al vaker over is geschreven? De basis ontwerpprincipes komen voorbij (zon/schaduw, paden, water, bodemsoort, wind en formaat van de tuin). Opgesplitst naar kleine tuinen en grote tuinen (de laatste groter dan honderd vierkante meter).

Boomgildes

Leuk is het gedeelte over de boomgildes, speciaal voor kleine tuinen. Het idee: je plant één boom, die niet al te groot wordt, met daaromheen een groep bijpassende vaste planten, elk met hun eigen rol. Zoals stikstof binden, insecten trekken of de bodem bedekken. Gelukkig is de schrijfster bij de toepassing van gildes niet al te star. Natuurlijk hangt de keuze voor de boom af van de situatie van jouw tuin: schaduw of zon, zand of klei, dat soort dingen. Maar ook van wat jij lekker vindt! En natuurlijk horen bij de theorie over de plantengildes allerlei specifieke soorten, maar daarin kun je ook variëren. Of gebruik ook eens éénjarigen. Een lijst van planten, met de verschillende rollen die ze spelen in zo’n boomgilde, is in het boek opgenomen. Wel jammer dat er de nodige (spel)fouten in staan. Zoals aardaker, dat gespeld is als aardakker. En zoethoutplant, waarvan de Latijnse naam toch echt Glycyrrhiza glabra is en niet Grycyrrhiza. In de plantenlijst achterin staat het dan wel weer goed. En daar staat er ook bij dat deze plant matig winterhard is. Je moet dus wel even goed kijken en misschien zelf nog wat verder onderzoek doen vóór je op basis van deze plantenvoorstellen naar de kwekerij holt.

Factor tijd

Een pluspunt: Evelyn beschrijft telkens de factor tijd – oftewel: pas op dat je bomen die nog gaan uitgroeien niet te dicht bij elkaar plaatst. En wacht met beplanten van de schaduwzijde van bomen tot ze zo groot geworden zijn dat er ook werkelijk schaduw is (anders zijn je schaduwplanten allemaal allang weer afgestorven). Dat soort dingen. Deze dimensie wordt bij aanleg van een nieuwe tuin maar al te vaak vergeten, omdat we zo graag willen dat het meteen mooi en af is.

Vermeerderen, onderhoud en zo meer

En dan volgen nog een paar hoofdstukken die niet zozeer de aanleg en achterliggende principes van het voedselbos beschrijven, maar de meer praktische kanten. Zoals hoe je zelf je planten kunt vermeerderen. Dat is leuk om te doen en scheelt veel geld, maar je moet ook geduld hebben. De meeste technieken die worden beschreven zijn zelf goed te doen (zaaien en afleggen bijvoorbeeld) maar enten en oculeren kun je toch moeilijk uit een boekje leren, lijkt mij. Maar goed, als je dit boek hebt gelezen, weet je in elk geval dat het kan. Succes niet verzekerd (boomkweken is een vak).

Ik vind het overzicht van ziekten en plagen fijn. En wat je er eventueel tegen kunt doen, zoals bijvoorbeeld: niet in een bepaald jaargetijde snoeien, zorgen voor voldoende natuurlijke bestrijders, of takken schudden en de vallende kevers oprapen. Ja, ja, zo is er altijd wat te doen…
En dan moet het hoofdstuk over onderhoud nog komen. Er zijn nog altijd voedselbossers die vooral propageren dat je niks hoeft te doen in een voedselbos. Dat geldt misschien vooral voor grote voedselbossen waar de nadruk sterk op de bomen ligt. Maar zeker niet voor kleinere voedseltuinen, al helemaal niet als je ook nog een tuin wenst die er een beetje mooi uitziet. Dat betekent dat het nodig is ongewenst kruid te verwijderen. En ook voor wat betreft snoeien kiest Evelyn partij: voor de wel-snoeiers. Laten we wel zijn, zegt ze, enten en oculeren is ook niet natuurlijk. En zeker halfstam- en laagstam fruitbomen varen het welst bij af en toe snoei. Dan dragen ze meer vrucht en blijft de kroon beter in evenwicht met de stam. Waarvan akte. En zoals je hieronder kan zien, snoeien en wieden is van alle tijden. Waarom zouden mensen zich immers al dat werk op de hals zijn gaan halen als het niet nodig was?

Plaats een reactie