Onlangs verscheen de zeer fraaie Zakgids Vlinders van de Benelux, helder opgebouwd en niet alleen een aanrader voor de doorgewinterde vlinderaar maar ook voor de aarzelende beginner. Een topboek!


Ze vliegen alweer, de eerste vlinders. Het oranjetipje, de dagpauwoog en vorige week zagen we een boomblauwtje. Het is altijd een plezier ze op een zonnige dag te zien fladderen. Maar (her-)ken je alles wat je ziet? De meest gangbare wel, the big five, zou je kunnen zeggen: de koninginnepage, atalanta, dagpauwoog, oranjetipje, citroentje en dan wordt het alweer lastiger: is het een gehakkelde aurelia of een landkaartje?
Een jaar of tien geleden volgden we, via de lokale KNNV-afdeling, een vlinder-en-libelle-cursus, gegeven door Kars Veling. Dat was zeer boeiend. Maar om het tot parate kennis te maken, is een tweede. Dan moet je bij wijze van spreken dagelijks op vlinderjacht gaan.
En nu is er de Zakgids Vlinders van de Benelux – en ook geldig in de Duitse Eifel, lazen we.
Een handzaam zakboek, dat inderdaad in een jaszak past, boordevol informatie en bovendien staat er bij (bijna) elke vlinder een QR-code waarmee je op de pagina van het dier op de website van de Vlinderstichting komt.
Een bijzonder praktisch boek met veel, makkelijk toegankelijke informatie die je ook gewoon thuis kunt gebruiken om de vlinders in je tuin te herkennen. En het kost bijna niets.
Titel | Zakgids Vlinders van de Benelux |
Van | Wil Leurs & Marc Guyt |
Uitgever | KNNV UItgeverij |
ISBN | 978 90 501 181 94 |
Verschenen | 21 februari 2022 |
Prijs | € 17,95 |
Verkrijgbaar bij | Kies voor de boekhandel van steen en cement. En àls je een webshop prefereert, kies dan deze. |
Het is een vreemd gevoel. Dit zakboek maakt blij. Er staan vanzelfsprekend vlinders in, maar de vormgeving, indeling en aanvullende informatie is zo toegankelijk, met aandacht gemaakt, dat het verrassend is. Het is gewoonweg een plezier. We zijn nergens gestruikeld.
De gids is niet alfabetisch geordend, niet op Nederlandse naam noch op Latijnse naam. Toch kost het weinig moeite de juiste vlinder te vinden: het is namelijk gegroepeerd op op elkaar gelijkende vlinders. En dat is verrekte makkelijk. Denk je icarusblauwtje? Nee, dat is ‘m toch niet, bladzijde vooruit: boomblauwtje? Ook niet? Daarna is er het bruin blauwtje. Enfin, zo gaat het identificeren alleen al op basis van foto’s heel vlot.
Elke vlinder is twee pagina’s toebedeeld. In handige grafische trucs wordt op de linker pagina al heel veel informatie gegevens. We zien de grootte, de landen en de biotopen, in dit geval: bosrijk, stedelijk en cultuurgronden (o.a. bermen, boomgaarden e.d.) Het groene drievlakje geeft aan dat het ook in de tuin kan worden gezien en het groene ‘oog’ maakt duidelijk dat vergissen vrijwel onmogelijk is. (Een rood ‘oog’ duidt op moeilijk te herkennen en gelijkende soorten.) Ook de zeldzaamheid wordt fraai weergegeven. De landencodes staan erbij. Uiterst links – donkerrood – is zeer zeldzaam, uiterst rechts – groen – veel voorkomend. Dus in Nederland en België is de citroenvlinder geen bijzonderheid. Als ze in een van de landen op de rode lijst zou staan, zou NL, BE of LU rood zijn gedrukt. Enfin, de rest spreekt voor zich.
Leuk is het vierkantje naast de vlindernaam. Dat is de checkbox, zoals dat tegenwoordig heet. Als je de vlinder hebt gezien, mag je er een vinkje of kruisje in zetten.
Extra informatie
Voor in het boek, eigenlijk aan de binnenzijde van de omslag is de ‘Topografie van de vlinder’ weergegeven. De namen van de samenstellende delen van het dier. Als iemand het heeft over de postdiscaal, dan kan je hier zien wat die persoon bedoelt. Altijd handig te weten, maar het speelt geen grote rol in het boek. Je hoeft het niet uit je hoofd te leren. Maar als er bijvoorbeeld bij de keizersmantel staat “Onderkant achtervleugel heeft een groenige grondkleur met daarin [….]” is het handig om te weten wat met achtervleugel wordt bedoeld.
Een biotoop kan diverse verschijningsvormen hebben. Achterin staan heel veel voorbeelden en ook welke vlinders je daar mag verwachten. Agrarisch gebied – AGR – kan een hooiland zijn, een “gewoon” weiland, een akker, een akkerrand enzovoorts.
En tenslotte worden er pakweg honderd waardplanten, meest met afbeelding van de bloem, getoond. En welke vlinders je daarbij mag verwachten. Op de grote pimpernel – die staat in onze Eetbare Siertuin – mogen we het donker pimpernelblauwtje en (gewoon) pimpernelblauwtje verwachten. Nou ja, we zien dat deze vlinder toch wel behoorlijk zeldzaam is. Sterker nog: het donker pimpernelblauwtje komt maar op één plek in Nederland voor en daar is het zelfs geherintroduceerd – door menselijk handelen, dus. Hmmmm, dan maar de pastinaak, die we in onze moestuin zaaien. En jééé, waardplant voor de koninginnepage!
