Chinese kool

Brassica rapa var. pekinensis synoniem: Brassica pekinensis

Chinese kool, pe-tsai (Nederlads); chinese leaf, winter cabbage, napa cabbage, celery cabbage, pe tsai, wombok, won(g) bok, Tientsin cabbage (Engels); Pekingkohl, Selleriekohl, Japankohl (Duits); pé-tsaï, chou chinois, chou de Pékin, chou napa (Frans), col china, repollo chino, péchay (Spaans); cavolo cinese (Italiaans)

Chinese kool kaboko – foto: Jan Velema

Naam

Brassica rapa var. pekinensis. Brassica is meest waarschijnlijk afgeleid van het Keltische braissech, bresic of bresych, rapa komt van het Latijnse rapum dat knol of raap betekent. Maar dat komt vermoedelijk van het Germaanse rēƀ, rāba, rābe, rāpe, rappe. (Waardoor men aanneemt dat de knolraap al ruim voor de Romeinse tijd door Germaanse stammen werd geteeld.) De Franse, en vroegere Nederlandse naam, pé-tsai is Kantonees voor witte (pé) groente (tsai). Het Engelse napa in napa cabbage komt van het Japanse nappa dat duidt op eetbaar blad..

Plant

Het is een snelgroeiende kool, oorspronkelijk uit China. De teeltduur is kort. En ook omdat het in koele omstandigheden juist goed doet, worst het vaak als nateelt ingezet. Blad heeft brede nerven. Het lijkt op een bindsla (Romeinse sla). Gewicht per kool varieert van 800-1200 gram en tot wel 3 kg. Over het algemeen een granaatvormige stevige krop van bleekgroen tot wit blad dat, aan de voet een rozet vormt en dicht over elkaar heen ligt. De in West-Europa voorkomende kolen zijn vooral Japanse typen. Chinese kool vertegenwoordigt groot aandeel van de groenteconsumptie in China, Korea en Japan.

Door het vele kruisen en selecteren zijn er veel vormen:

Deze afbeelding komt uit [13], 2007, maar een identieke staat in [11], 1996

Historie

Algemeen wordt gesteld dat Chinese kool vrij recent, begin twintigste eeuw, in Europa is geïntroduceerd. Dat is een misverstand. Men kan hoogstens stellen dat deze kool sinds pakweg midden zeventiger jaren van die eeuw meer algemeen bekend werd.

Chinese kool bij Le Jardin des Fonenelles

Zweden
De Zweedse botanicus en ontdekkingsreiziger Pehr Osbeck bezocht in 1750-1752 China en bracht zaden van de Chinese kool naar Zweden mee. Daar is toentertijd weinig mee gebeurd, in die zin, dat men het eerder als kruid dan als groente zag.

Uit: Potager d’un curieux

Frankrijk
Rond diezelfde tijd wezen Franse missionarissen in China hun thuisfront op het belang van de Chinese kool. Dat werd in de wind geslagen.
Naar verluidt stond de plant wel in de botanische tuin van koning Lodewijk Filips I, maar dat was het dan ook.
Honderd jaar later (1836) gaven monniken het zaad mee met pater Voisin, die het naar Philippe André de Vilmorin bracht. Deze plaatste, tijdens de vergadering van de Société Nationale de la Horticulture de France in 1837, de eerste twee planten Chinese kool op tafel.

In 1840 schreef, J. Pépin, tuinbaas van Jardin des Plantes en hoofd van de  École de Botanique in Parijs, een memo over het telen van de Chinese kool en presenteerde dit aan de Société.
Men betreurde dat men zo lang de monniken had genegeerd. Pépin had in het voorjaar van 1838 veel zaailingen onder geïnteresseerden verspreid, met teleurstellend resultaat. In tegenstelling tot wat men had vernomen vanuit het Chinese keizerrijk, deed de plant in Frankrijk slecht. Ze schoot al bij het tweede of derde blad in bloei. Die in de nazomer werden gezaaid, leverden wel kolen. Maar die waren niet rond, zoals de Europese. (Dit feit was echter al in 1736 genoteerd door pater Jean Baptite du Halde, in zijn lijvige werk over China.)
Pépin wilde de plant geschikt maken voor de Franse teeltseizoenen. Hij tekende al zijn experimenten op [9]. Chinese kool bleek een lastig gewas. De belangstelling ervoor nam om die reden in de loop der tijd af.

Aardig detail is dat de Portugese missionaris João de Loureiro in zijn Flora Cochinensis (1790) vermeldt dat de Chinese kool in Cochinchina als cultuurgewas wordt geteeld. Chochinchina was de Franse kolonie in het zuiden van het huidige Vietnam. De Loureiro was Portugees, de flora verscheen in het Latijn.

Uit: Rare Vegetables van John Organ, 1960

In het Groot Warmoeziers Handboek (1855) van T.F. Uilkens heet de kool, net als in Frankrijk, pé-tsai en het draagt de door Linnaeus toegekende Latijnse naam Brassica Chinensis. Uilkens schrijft dat Chinese kool noordelijk van Peking wordt geteeld (koeler klimaat) en “In de zuidelijke streken van China toch, alwaar de Pé-Tsai geen kool voortbrengt, is dezelve zeer gezocht ….” Chinese kool houdt niet van warm weer.

Vimorin is in 1883, in Les Plantes Potagères, eveneens vrij beknopt over de Chinese kool, die als eenjarig wordt aangemerkt. Een halve bladzijde, geen afbeeldingen. Er staat o.a. “De pe-tsai, net als de paksoi, verschilt volledig van onze Europese kolen. Ze lijkt meer op een Romeinse sla; net zoals die, vormt de Chinese kool een lange krop […]”

Totdat de Parijse tuinder Curé in 1904 de manier vond om voortijdige bloei te voorkomen door te zaaien op een zeer warm bed. Hij presenteerde op 13 oktober 1904, tijdens een samenkomst van de  Société, een pé-tsai van 3,5 kg. Dat betekende uiteindelijk de doorbraak voor de Chinese kool [8]. Dit is dan begin twintigste eeuw. (Wat Curé proefondervindelijk had ontdekt, werd eerst in 1975 wetenschappelijk verklaard.)

Chinese kool kaboko – foto: Jan Velema

Japan
Maar ook Japan speelt een grote rol in het uiteindelijke succes van de Chinese kool in Europa. Eerst in 1875 – dus ruim na Frankrijk – bereikte de Chinese kool Japan omdat een Chinese delegatie deze naar een vakbeurs had meegebracht. Ook de Japanners hadden moeite om de kool te telen. Rond 1885 ontdekte Kichibe Numakura, docent aan de Miyagi Prefectural  Agrarische Hogeschool, dat inheemse bijen kruisingen veroorzaakten met andere kolen, zoals knolraap en mosterds. Hieruit ontwikkelde hij een variëteit die niet gevoelig was voor kruisbestuiving. Deze werd vervolgens over heel Japan geteeld. Maar de grote omslag was na de grote Kanto aardbeving in 1923. Toen stuurde een handelaar wagonladingen Chinese kool naar Tokyo.

Chinese kool in Seikei Zusetsu’s landbouw encyclopedie

De Chinese kool verdreef daarmee een lokale kool permanent van het Japanse menu. Japan heeft sindsdien behoorlijk ingezet op de veredeling van de Chinese kool en veel zaad is naar Europa geëxporteerd.

Universiteit Leiden beschikt over een exemplaar van de geïllustreerde Japanse Seikei Zusetsu encyclopedie. Deze uitgave dateert van 1804 en was een geschenk van de Japanse natuurkundige/botanicus Katsuragawa Hoken aan Von Siebold. En dit zou de Chinese kool zijn. Het heeft de trekken van de kool zoals we die thans kennen. Dus die was al bekend ruim voor Kichibe Numakura zijn ontdekking deed. Of het is juist deze kool waarmee de Chinese Chinese kool is gekruist. We weten het niet, het is wel opmerkelijk.

Over de exacte herkomst van de Chinese kool is weinig bekend. In 1912 schreef [8]: “Chinese kool heeft weinig geschiedenis, de introductie in Europa is recent.”
Er zijn verschillende theorieën. Nu is het zo dat van de oer-Brassica het genoom al was verdrievoudigd, d.w.z. dat ze van veel kenmerken drie versies in zich draagt. (We spreken van voor de eerste mens.) Dit is er de oorzaak van dat het makkelijk met elkaar kruist en er zo veel variëteiten zijn. Zowel binnen de soort oleracea als rapa.

Mechanische oogst

De eerste daadwerkelijke gegevens over het cultiveren, gaan echter terug naar de vijftiende eeuw in vallei van de Yangtze rivier. Het wordt genoemd in Chinese werken over landbouw uit de 15e en daarop volgende eeuwen [8].

Chinese kool in The Encyclopedia of Food van Artemas Ward (1911)

De ene theorie zegt dat de Chinese kool voortkomt uit een natuurlijke kruising tussen knolraap en paksoi, in de vijfde eeuw na Christus. Paksoi heeft vormt geen krop maar werd in het zuiden, het warmere deel van China geteeld. De knolraap noordelijk. Ergens zijn ze elkaar tegengekomen. Kruisingen die recenter in laboratoria zijn gedaan, bevestigen dit vermoeden [2].
[10] denkt dat er uit een oorspronkelijk kool twee varianten zijn ontstaan: een die meer zuidelijk werd geteeld en aan de kust paksoi wordt genoemd, en de andere noordelijker (boven de veertigste breedtegraad – die loopt door Noord-Korea, in Europa is dat hoger dan Napels en Madrid) en meer krop vormende; de Chinese kool. Andere bronnen [4] houden het er op dat het door de mens is gemaakt, en dat het in de 14e eeuw in China populair werd door een botanicus die de plant roemde om zijn medische waarden.

We hebben geen reden om niet aan te nemen, dat Chinese kool in de vijfde eeuw na Christus is ontstaan. In de afgelopen zeshonderd jaar zijn er in China veel variëteiten ontstaan en geselecteerd [13]. Pas in de tweede helft van de twintigste eeuw werd veel aandacht aan veredeling besteed, vooral in Japan. Het resultaat is circa honderd variëteiten, bijna allemaal F1-hybriden. Deze zijn goed aangepast op groei op hogere breedtegraden en variëren in dichtheid van de krop en door de groeicyclus (55 tot 90 dagen).

Market growers journal 4 jan 1937 Chinese cabbage Chihili (Sakata improved)

Chinese kool wordt het meest geteeld in China, Japan, Noord-Korea, Zuid-Korea en Taiwan. In Europa zijn Duitsland, Nederland, Polen, Hongarije, Italië, Oostenrijk en Spanje de belangrijkste teeltgebieden. “De Israëliërs begonnen rond 1966 met Chinese kool te experimenteren en in 1970 konden ze 11 ton uitvoeren, waarvan er 10 naar Engeland gingen,” schrijft Jane Grigson in haar Groentekookboek. In 1975 ging 350 ton naar Engeland en in 1976 al 850 ton op een Israëlische export van totaal 2600 ton, waarvan ook veel naar Duitsland. In Nederland werd midden tachtiger jaren op zo’n 200 hectare Chinese kool geteeld, onder glas en in de vollegrond.

Foto: National Palace Museum -Wikimedia Commons

Trivia
De beroemde jadekool is een uit een stuk jade gebeeldhouwde Chinese kool. Hij is te zien in het National Palace Museum in Taipei (Taiwan). Het is 18,7 x 9,1 cm en 5,07 cm dik en stamt uit de tijd van de Qing-Dynastie (pakweg 1644 tot 1912, toen na de Xinhairevolutie de Republiek China ontstond).

Culinair

Door melkzuurfermentatie als Kimchi, een Koreaanse specialiteit van gefermenteerde Chinese kool, pepers en andere groenten. 
Rauw en in allerlei (Chinese) gerechten.

Bewaren

In koele condities (0-1o C, 85 – 90% luchtvochtigheid) wel drie maanden. Bij huishoudelijk gebruik is een (halve) kool wel een weekje houdbaar in het groentela van de koelkast.

Voedingswaarde

Per 100 gram rauw:

calorieën16 kcal
water94,4 gr
eiwitten (proteïne)1,2 gr
vet0,2 gr
koolhydraten3,23 gr
voedingsvezel1,2 gr
suikers1,41 gr
disachariden 
mineralenNatrium 9 mg; Kalium 238 mg; calcium 77 mg; magnesium 13 mg; fosfor 29 mg; ijzer 0,31 mg; koper 36 µg; zink 230 µg, mangaan 190 µg; selenium 0,6 µg
Vitaminen: 
vitamine A16 µg
thiamine (B1)40 µg
riboflavine (B2)50 µg
niacine (B3)0,4 mg
choline (B4)7,6 mg
pantotheenzuur (B5)105 µg
vitamine B6232 µg
folaten (totaal – B11/ B9)79 µg
cobolamines (B12)0
ascorbinezuur (C)27 mg
vitamine D0
vitamine E (alfa-tocopherol)120 µg
Vitamin K (phylloquinone)42,9 µg
Aminozuren 
Lipiden: 
Verzadigde vetten43 mg
Enkelvoudig onverzadigd23 mg
Meervoudig onverzadigd72 mg
Cholesterol0
Flavonoïden:
Tryptofaan12 mg
Threonine46,8 mg
Isoleucine22,6 mg
Leucine70 mg
Lysine71 mg
Methonine7 mg
Cystine13 mg
Fenylalanine35 mg
Tyrosine23 mg
Valine53 mg
Arginine67 mg
Histidine21 mg
Alanine69 mg
Asparginezuur86 mg
Glutaminezuur288 mg
Glycine35 mg
Proline25 mg
Serine38 mg
Ethanol0
Cafeïne0

USDA National Nutrient Database for Standard Reference release 28, mei 2016

Teelt

Paksoi is makkelijk, Chinese kool vraagt wat vaardigheid. De plant verdraagt gedurende korte duur een beetje vorst. Chinese kool wil geen hoge temperaturen, dus over het algemeen is de nazomerteelt aan te raden. Ze heeft veel plek nodig. Ze schieten als het te warm is, als ze te dicht opeen staan of er onvoldoende mineralen in de grond zitten.

ZaaienKiemen boven 12o C, advies 18-22o C om schieten te vermijden.
Vroege teelt: begin april warm zaaien/voorkiemen (lastig, schietgevaar)
Normale teelt: zaaien half juli-augustus
UitplantenUitplanten wanneer groot genoeg, ter plekke gezaaid: uitdunnen
OogstVroege teelt: juni
Normale teelt: half oktober – november (8-12 weken na zaaien

In combinatieteelt: Goed met bonen, wortels, spinazie en sla. Slecht met aardappel, andere kolen, rettich en knoflook.

Chinese kool – zaailingen

Plantafstand
40 cm in de rij minstens, 50 cm tussen de rijen

Water
Regelmatig, ietwat vochtige grond

Bemesting

Veel goed doorrotte compost, mest. Hoeft niet te zwaar worden bemest, vergelijk spitskool. Als de krop zich vormt, nog eens met een vloeibare mest bijmesten.

Bodem & standplaats

Chinese kool houdt van zon, doet het ook goed in halfschaduw en ook lichte schaduw.

Rassen

Er zijn veel typen Chinese kool, doordat men er lustig op los kruist. Granaat-type is langwerpig, Japanse hybriden zijn vaak korter en gedrongen.
Chinese gele (Pe-tsai), Cantonner Witkrop, Wong Bok. Cantonner Witkrop, Granaat, Torpedo, Atsuko zijn zaadvast. F1-hybriden zijn Bilko, China Pride

Zaadwinning

Chinese kool verdraagt kort een paar graden vorst, en is tweejarig. Laat 5 tot 10 kolen vorstvrij overwinteren (inkuilen is een optie: graaf ze voorzichtig uit, laat het buitenste blad eerst in de zon verdrogen en graaf ze dan in een greppel in), herplant ze volgend voorjaar en breng ze tot bloei.

Ziekten

Zeer gevoelig voor knolvoet, bacterieziekte natrot, bladvlekkenziekte, koolvlieg. Alles waar de Europese kool ook last van heeft.

Literatuur: [1] Wikipedia; [2] Genetics, Genomics and Breeding of Vegetable Brassicas. Red. J. Sadowski and C. Kole, 2011; [3] PROTA4U, Brassica rapa L.; [4] Universityof Arkansas, Division of Agriculture, Plant of the week: Chinese Cabbage; [5] Vegetabless in South-East Asia, G.A.C. Herklots, 1972; [6] Nutzpflanzen, Wolfgang Franke, 2012; [7] Cornucopia; [8] Histoire des Légumes, M. Gerorges Gibault, 1912, [9] Potager d’un curieux (p 464 – 475), A. Pailleux en D. Bois, 1899; [10] Histoires de Légumes, Pitrat en Foury, INRA 2003; [11]  Tee;t van Chinese kool, teelthandleding nr 70, Proefstation AGV, Lelystad, 1996; [12] How the napa cabbage became the king of leafy greens in Japan, The Japan Times, 17 januari 2021; [13] Vegetable brassicas and related cricifers, G.R. Dixon, CABI, 2007; [14] Rare Vegetables for garden and table, John Organ, 1960; [15] Uncommon Vegetables, Eleanor Sinclair Rohde, 1946; [16] Het Nieuwe Moestuinieren, Hans van Eekelen, 2017; [17] Das große Biogarten-Buch, Arche Noah, 2013; [18] Sturtevant’s Edible Plants of the World;