Dit is geen dieetboek. Maar wel een boek over hoe je gezonder kunt eten. De auteurs, twee Australische hoogleraren met een achtergrond in de biologie en ecologie, leggen nu eens uit waarom. Niet zozeer dat gezonder zouden moeten eten (dat weten we zo onderhand wel), maar wel wat de biologische achtergronden zijn waardoor het zo lastig is om gezonder te eten in de huidige maatschappij. Erg interessant.
Bavianen, slijmzwammen, sprinkhanen, kakkerlakken, fruitvliegjes, muizen. Ze hebben iets met elkaar gemeen. Namelijk dat ze als vanzelf de perfecte mix van voedingsstoffen kiezen. Die verschilt per diersoort, maar meestal is de hoeveelheid eiwitten leidend. Als er voldoende eiwitrijke voeding te vinden is, eten de dieren daar de juiste hoeveelheid van en stoppen dan met eten. Dat optimale eiwitgehalte resulteert in veel nakomelingen: het ultieme doel van ieder dier is immers zich voort te planten. Bij minder gunstige eiwit-omstandigheden eet een dier dus minder eiwitten en plant zich ook minder voort – maar wordt wel ouder. Het lichaam gaat dan als het ware in een soort ‘uitstel’-stand: door langer te blijven leven wordt de kans groter dat er alsnog een gunstige periode komt waarin veel eiwitrijk voedsel beschikbaar is. En er naar hartenlust voortgeplant kan worden.
Voedselmilieu
Ieder dier leeft in een voedselmilieu, waar het de juiste voeding kan vinden. Natuurlijk verandert er wel eens iets in die omgeving. Droogte, bosbranden, overstromingen…… ze kunnen zorgen voor schommelingen in het aanbod van voedsel. Dieren slagen er dan toch in om voeding te eten die precies bij hun behoefte past, en gaan soms, als dat nodig is, over grote afstand op zoek naar de juiste aanvulling op hun dieet. Soms eten ze zelfs hun eigen soortgenoten op. Ook als het voedselmilieu blijvend verandert – doordat er een palmolie plantage wordt aangelegd, of een hek gebouwd, of het klimaat verandert waardoor sommige planten minder goed vrucht dragen – passen dieren zich aan. Alleen, als dat soort veranderingen heel snel gaan, of heel heftig zijn, lukt dat niet altijd. Dan worden dieren ziek of sterven uit.
Titel | Eten als dieren – Wat de natuur ons kan leren over gezond eten |
Van | David Raubenheimer & Stephen J. Simpson |
Uitgever | Spectrum |
ISBN | 978 90 00 36822 8 |
Verschenen | juli 2020 |
Prijs | € 22,99 |
Verkrijgbaar bij | Kies voor de boekhandel van steen en cement. En àls je een webshop prefereert, kies dan deze. |
Van dieren naar mensen
Het lijkt bijzonder dat al die ‘simpele’ dieren zo goed in staat zijn hun eigen behoeften aan te voelen en er naar te handelen. Wij mensen lijken dat vermogen verloren. We eten maar, en eten maar, en worden almaar dikker en ongezonder.
In de eerste hoofdstukken van ‘Eten als dieren’ wordt, in hapklare brokken biologische en ecologische wetenschap, de werking van de mechanismen van voeding en voedselmilieus uitgelegd. Daarna schakelt het boek over naar een hogere versnelling: mensen.
Mensen zijn natuurlijk ook dieren – we zijn, net als de apen, primaten, zoogdieren behorend tot het rijk der Animalia (dierenrijk). Maar we zien onszelf graag als anders. En we maken het ook wel bont: Als het om voeding gaat hebben we onze eigen voedselmilieus gaandeweg enorm veranderd. Dat begon ooit met het gebruik van vuur – of, voor sommigen onder u, met de verdrijving uit het Paradijs. Maar ook de overgang van het jagen en verzamelen naar de landbouw mag er wezen. Toch: daarna bleef het voedselmilieu van de meeste Europeanen een lange tijd in wezen gelijk. Onze lichamen raakten geleidelijk aangepast aan de consumptie van granen, melkproducten, af en toe vlees en af en toe magere tijden. Totdat er pakweg honderd jaar geleden een gigantische veranderingen kwam: fabrieksvoeding, altijd en overal verkrijgbaar.
Eten tot je erbij neervalt
En nu komt de crux, volgens ‘Eten als dieren’: Fabrieksvoeding – of ‘extreem bewerkte voeding’ (ultra-processed food) – bevat over het algemeen relatief weinig eiwitten. Zelfs hartige producten – waar we trek in krijgen als ons lichaam behoefte heeft aan eiwitten – bevatten vaak nauwelijks eiwit. Dat komt omdat eiwitten een relatief duur ingrediënt zijn. Fabrikanten stoppen liever goedkopere ingrediënten in hun product: suiker bijvoorbeeld, of zetmeel. Of, ook een beproefd recept: vet. Een mix van suiker en vet is nog beter; dat vinden mensen namelijk heel erg lekker, dus dan verkoop je er ook nog eens meer van. Maar omdat mensen dus, net als alle andere dieren, in hun voeding onbewust streven naar een ideaal eiwitgehalte (voor de meeste mensen ligt dat ergens tussen de 15 en 20%), blijven we dooreten als in onze hoog bewerkte industriële voeding niet voldoende eiwit zit. We eten en eten, tot we wel voldoende eiwit hebben binnengekregen – zelfs als dat betekent dat we veel te veel koolhydraten en vetten tot ons hebben genomen (en dus veel te veel calorieën). Dus worden we dikker. Dat we maar blijven dooreten, zonder rem, wordt trouwens nog verder versterkt door de afwezigheid van vezels.
In een enigszins normale situatie zou dit nog niet zo heel erg zijn. Want dan werden we in sommige perioden een beetje dikker, als reserve voor mindere tijden. Echter in onze westerse maatschappij zijn geen mindere tijden. Dus we worden almaar dikker. En het gekste is, dat naarmate we dikker worden, we steeds meer eiwitten nodig hebben om de ideale mix te bereiken. Dat heeft weer te maken met insulineresistentie – het is ingewikkeld, maar de schrijvers leggen het goed uit. Dus lees het boek.
Meer eiwit eten – zoals in sommige populaire diëten wordt voorgeschreven – is dan ook niet de oplossing: je valt daardoor wel af, maar teveel eiwit is schadelijk voor je lichaam, en je gaat uiteindelijk dus eerder dood.
Het boek ‘Zout, Suiker, Vet’ van Michael Moss laat zien welke praktijken de voedselindustrie hanteert om de consument verslaafd te maken. Net als dit, ook een geweldig boek.
Zes hoofdpunten voor gezond eten
De laatste hoofdstukken van het boek zijn een poging om al die interessante lessen uit de biologie te vertalen naar praktische handvatten om gezonder te eten. Altijd een lastig omslagpunt, omdat de auteurs nu eenmaal biologen zijn, en geen voedingsdeskundigen. En omdat de praktische handvatten die eruit komen toch altijd weer erg lijken op al die lijstjes die je al eens eerder bent tegengekomen. Een paar jaar terug las ik een ander zeer goed boek over voeding: Het Voedselkompas, van de Duitse wetenschapsjournalist Bas Kast. Ook hij eindigt met een puntenlijstje, waarin hij helaas een beetje uit de bocht vliegt naar mijn smaak. De rest van zijn boek is wel zeer doortimmerd en lezenswaardig. Maar voor nu terug naar ‘Eten als dieren’: zie hier mijn verkorte versie van het 15-punten plan uit dit boek:
- Vermijd extreem bewerkte voeding. ‘Laat het je huis niet binnen’, schrijven de auteurs letterlijk. Kook zelf of kook met anderen. (Michael Pollan zei ooit: “Eet niets dat je grootmoeder niet als voedsel zou herkennen.”)
- Varieer met bronnen van eiwitrijke voeding: eieren, zuivel, vlees, vis, peulvruchten, noten, zaden, granen, groenten. Dierlijke voeding is niet verplicht, maar als je veganistisch eet let dan wel extra op dat je voldoende eiwitten binnen krijgt.
- Eet veel vezels en repareer op die manier de rem op je eetlust. Volkoren granen, bladgroenten, fruit, zaden, peulvruchten….. Een glas appelsap is een bom suiker dus echt niet hetzelfde als een appel!
- Beperk tussendoortjes – je hebt ze niet nodig, wat de reclame je ook wil doen geloven.
- Luister naar je eetlust. En eet wat je lekker vindt (maar dus geen extreem bewerkte voeding).
- Slaap goed en eet ‘s avonds en ‘s nachts niet.
- Wordt actief en sociaal. Eet met anderen. Eet aan tafel en neem er de tijd voor.
Het goede nieuws: na het lezen van dit boek snap je veel beter waarom deze hoofdpunten zo belangrijk zijn. En begrip helpt. Nu alleen nog doen…
We vinden dit een geweldig boek, vooral omdat het teruggrijpt op onze natuurlijke aanleg.