Handboek Permacultuur

Eindelijk wordt permacultuur leuk en duidelijk uitgelegd. De Française Julie Bernier schreef een uitermate fraai en makkelijk bruikbaar boek over hoe je permacultuur op eenvoudige wijze zelf kunt toepassen.

Eerlijk gezegd vinden we veel boeken die over permacultuur verschijnen, nogal zware kost. Vaak is de toon als die van een predikant, met de dogma’s die daarbij horen.
Maar dit is helemaal anders. Het is grafisch erg goed opgezet, of, beter gezegd: dit boek is een symbiose van lay-out en tekst. Plaatjes zijn veelzeggend, ze trekken het oog en dan lees je. Je graast als het ware over de bladzijden.

permacultuur

Het boek is in delen opgehakt, je mag het hoofdstukken noemen. Dat zijn:

  1. De zorg voor een levende bodem (vrij essentieel, want daar draait eigenlijk alles op)
  2. Ontwerp je project (ontwerpsuggesties en hints, van kleine boerderij, moestuin tot en met balkon)
  3. De zaaiende mens (instructies voor zaaien, stekken, verspenen en wat al niet meer)
  4. Stimuleren en koesteren (houd je tuin gezond)
  5. Dieren in de tuin
  6. Conclusies, nawerk e.d.

Deze zijn onderverdeeld in talloze hapklare paragrafen, die telkens twee overliggende pagina’s tellen. Dat houdt het overzichtelijk. Maar het leukste is, Bernier vertelt geen lange verhalen; het zijn korte teksten in samenspel met vormgeving, tekeningen, tabellen, kolommen. Dat maakt het zeer helder, duidelijk, mooi, overtuigend, toegankelijk en goed verteerbaar.

Het is een mooi en leuk boek, dat zowel klassieke, beginnende of nog op een been hinkende (moes)tuiniers over de streep trekt om nu nog milieuvriendelijker te gaan tuinieren. En zo dragen we dan allemaal ons steentje bij aan een gezondere wereld.

TitelHandboek Permacultuur
VanJulie Bernier
UitgeverKNNV Uitgeverij
ISBN978 90 5011 9566
Verschenen10 september 2022
Prijs€ 32,95
Verkrijgbaar bijAlle boekhandels en indien u online wenst te winkelen, raden we deze aan. Dan verdient de echte boekhandel zelf ook nog iets.

Verademing

Veel boeken die over permacultuur zijn verschenen hebben iets belerends. Er steekt, bij wijze van spreken, een opgeheven vingertje uit dat op je borst priemt. In het verleden hebben we gesprekken gehad met diverse permaculturisten en dan kwamen er vroeger of later telkens weer allerlei dogma’s over tafel, zoals dat er een waterpartij moet zijn en een kruidenspiraal. En spitten? Dat is uit den boze, want dat gebeurt in de natuur ook niet. En je moet wel alles door elkaar planten, zo gaat het in de natuur ook. Van die dingen.

Dan is dit boek van Julie Bernier een verademing, iets geweldigs, iets moois. We bladeren het voor je door: .

De zorg voor een levende bodem

‘De zorg voor een levende bodem’ bevat veel paragrafen waarin de onderwerpen thematisch worden besproken, losjes, puntsgewijs en met veel illustraties. Dat gaat erin als uh… koek. Zoals koolstof en stikstof, bodemleven, de regenworm, lofdicht op onkruid, kennis van de grond en het verrijken ervan (punt 8: doe aan wisselteelt), enzovoorts. Na een beknopte uitleg over conventionele landbouw en wat permacultuur is, krijgen we onder de noemer ‘gewoonten die anders moeten’ twee lijsten te zien: een met wat je niet moet doen en een wat je wel moet doen, die ‘laten we voor nieuwe methoden gaan!’ heet. Die omvat vijftien punten, die vrijwel alle verwijzen naar elders in het boek. Dus bij het negende punt ‘polycultuur: we zaaien en oogsten verschillende soorten’ staat verwijzing naar bladzijde 128-133. En daar treffen we plantengildes aan.

Zeven regels voor permacultuur

Met angstzweet nemen we de ‘zeven regels voor permacultuur’ door. Want voldoen we er zelf aan? Ja, pfew, we zijn geslaagd. Eerlijk gezegd zijn het, als je een beetje groen denkt, voor de hand liggende regels. (6) Bodemregeneratie heeft bij ons altijd aandacht. Hoewel regeneratie misschien bij ons niet het juiste woord is: we leven en tuinieren op ongeveer de armste zandgrond van Nederland (een stuwwal uit de IJstijd). Drie keer in de aarde aaien levert wit zand. Wij genereren dus de bodem.

De regenworm

We pikken er nog wat uit. De paragraaf over koolstof en stikstof, want dit leidt nogal tot misvattingen in de maatschappelijke discussie. De auteur weet dit met illustraties heel mooi uit te leggen. En in ‘de regenworm’ wordt de grote waarde van dit diertje toegelicht. We moeten zeggen dat onze composthopen wemelen van de regenwormen en als we in onze bedden graven, vinden we er minder. Maar ja, daar ligt dan al meest verteerde compost. De mulchlaag is dan het voedsel dat de grond levend moet houden. Er zijn aan de oppervlakte levende wormen en diep levende wormen. “80% van de regenwormen is verdwenen uit de velden en akkers in Frankrijk” lezen we. Hoe zou dat in België en Nederland zijn? Even de hulp van Google inroepen en al snel vinden we (in Dynamisch Perspectief, september 2002):

“In de gangbare Nederlandse akkers treffen we vrijwel geen wormen aan. Wormen kunnen veel overleven, maar de gangbare Nederlandse akkerbouw, daar zijn ze niet tegen opgewassen. Dit komt door de gewasbescherming.” [Gewasbescherming betekent het gebruik van bestrijdingsmiddelen, MergenMetz]

Voorbeeld van het samenspel van tekst, opmaak en illustraties in dit boek. Dat is in het hele boek zo doorgezet.

Ontwerp je project

Na alles wat de ‘Zorg voor een levende bodem’ betreft, is het tijd voor het volgende deel ‘Ontwerp je project’. Het is een snelle, basale introductie in landschap/tuinontwerp. Of het nu een kleine boerderij betreft of een moestuin of een balkon. Allerlei aspecten en tips passeren de revue, zoals verhoogde bedden, een sleutelgattuin, het maken van teelaarde of het aanleggen van een haag, en ja, er wordt zelfs aandacht aan gereedschap besteed. En jook het verhoogde bed van permacultuurgoeroe Sepp Holzer, het Hügelbed, staat erin. En voor degenen die in de Ardennen, zuidelijk Limburg of hier, langs de Veluwe wonen, is de paragraaf: ‘Een hellend terrein indelen’.

De zaaiende mens

Het deel ‘De zaaiende mens’ begint verrassend met gereedschap begint. En dan ook hoe je gereedschap moet slijpen. Dat kom je niet vaak tegen. Maar de permacultuurtuinier doet alles met de hand, knipt hagen met een heggenschaar en gebruikt een zeis, geen bosmaaier.

Plantcombinaties

Heel handig is de tabel met plantcombinaties. Dat is bijna vereist in polycultuur, maar je moet er ook rekening mee houden in een wisselteelt, waarbij gewasgroepen zijn gescheiden. Polycultuur en wisselteelt gaan soms samen. Plant geen knoflook bij sperziebonen of tuinbonen, prei of erwt. Prei is wel een beetje raar: dat is een geslachtsgenoot van knoflook: Allium. We googelen even: sommigen vermelden knoflook niet, andere wel en die bevestigen dat prei en knoflook niet samen gaan. Misschien kopiëren ze van elkaar? Biet houdt kennelijk niet van wortel, toch telen wij het al jaren zonder problemen naast elkaar. Spinazie houdt van iedereen, net als asperge. Het schema is niet uitgebreid, er ontbreken groenten. zoals mais, witlo(o)f en schorseneren. Maar, zoals de auteur zegt, je kunt de tabel gebruiken als leidraad en houd rekening met de bodem.

Plantengildes

En ook plantengildes komen aan bod. Dat is polycultuur ten voeten uit. Maar weer niet als je ‘plantengildes op familie’ toepast, dat neigt meer naar wisselteelt. Grappig – of niet – is dat onder andere de familie Cucurbitaceae (komkommerfamilie) wordt voorgesteld. Leden zijn komkommer, meloen, courgette, pompoen, chayote en meer. Maar volgens de tabel houden komkommer en meloen helemaal niet van elkaar. Is dit afhankelijk van de bodem? Maar het maakt duidelijk dat het niet allemaal zwart-wit is. De natuur is niet in eenvormigheid of eenduidigheid te vangen.

Drie gezusters

Ook de drie gezusters komen langs. Het lijkt wel ‘vaste prik’ geworden in moestuin- en permacultuurboeken. Wij vinden dit hartstikke leuk, maar hebben er geen denderende ervaring mee. Onze pompoen rankte prachtig in de mais. Maar pompoenen bloeien niet alleen op het aardoppervlak, ook hoog. En daar ontstaan dan pompoenen, die in omvang toenemen en zwaarder en zwaarder worden. En zo knakte de mais. Het werd een zooitje. Als je erover leest, is het toch echt de bedoeling dat de pompoen op de grond blijft. Maar ja, dat vereist streng toezicht.

Maar misschien werkte het met variëteiten die, in de 16e eeuw wel, toen de Europeanen het zagen bij de oorspronkelijke bewoners van Midden- en Noord-Amerika. Het boek zegt dat je pompoen ook door wat anders kunt vervangen, bijvoorbeeld door courgettes (die oogst je bij voorkeur vrij klein).
En wat verderop gaat het over een ander heilig huisje uit de permacultuur: de kruidenspiraal. Wij hebben daar niets mee. Als je het hebt over ontwerpen, landschap en bodem, dan kan het best wel in een tuin passen. Maar ook niet.

Bloemen en nutsplanten

Deze paragrafen bespreken planten die bijzonder handig zijn in een moestuin. Wij hebben steevast Afrikaantjes, Oostindische kers, dropplant (agastache), maar zien nu ook dat we komkommerkruid (benargie) en lavendel kunnen toepassen. Eigenlijk zijn die bloemen ook nutsplanten, maar smeerwortel, brandnetel en heermoes zijn wel de toppers. Bernier vertelt hoe je ze moet gebruiken (en op pagina 178, bij ‘planten situmuleren’ worden gieren besproken). En we zien dat je heermoes ook kunt gebruiken om je pannen te poetsen! Geweldig!

Boerenzaden

De paragrafen over zaaien – welk zaad kies je, hoe zaai en verspeen je enzovoorts – zijn mooi en helder. (De auteur heeft voor deze paragraaf de hulp van boer Arnaud Darsonval gekregen.) Biologisch en niet-biologisch is een keus, maat we worden nu voor het eerst met het begrip ‘boerenzaden’ geconfronteerd die ook ‘zaadvaste zaden’ worden genoemd.

Om zaad te kunnen kiezen, moet je weten waar het vandaan komt en wat je stimuleert als je dit type zaad kiest.

Op het internet komen we het begrip wel tegen, maar eigenlijk op sites met in het Nederlands vertaalde tekst. Het is wel een mooi begrip. Het slaat nog meer op streekrassen: van gewassen die het goed op die grond doen, bewaart de boer het zaad voor volgend jaar. Vervolgens worden er drie redenen aangevoerd om zelf zaad te kweken. Dat is iets wat we van harte onderschrijven, maar dan heb je wel extra kennis nodig.

Bernier maakt de lezer wel enthousiast om zelf zaad te winnen. Maar dit onderwerp heeft Arche Noah een heel mooi en duidelijk boek uitgegeven. Want hoe mooi Handboek Permacultuur ook vinden, je kan het niet in een paar bladzijden behandelen. En kweken voor zaad is wat anders dan kweken voor groenteoogst.

Dit deel vervolgt met de praktijk van zaaien (ook: voor de eerste keer zaaien), verspenen, een kasje bouwen, een zaaikalender, verpotten, stekken en marcotteren. Het is zo mooi en duidelijk.

Stimuleren en koesteren

En dan het heb je goede grond gemaakt, de tuin ontworpen, planten opgekweekt en uitgeplant en dan moet je het wel mooi, goed en gezond houden.  Dus planten steunen, opbinden, ziekten voorkomen (tien tips) en…. tadaaa! Urine in de tuin. Vloeibaar goud. Daar schreven we in 2014 al over. Kijk hier.
En de auteur gaat ook goed in op het voorkomen en bestrijden van ziekten. Hier komen heermoes en brandnetel weer kijken. Maar ook baking soda (oftewel natriumbicarbonaat oftewel dubbelkoolzure soda) tegen schimmelziekten. We leren het begrip maceratie kennen.
En behalve echt ziek zijn, laten planten ook hun behoefte zien, dat wil zeggen: het gebrek aan voedingsstoffen.

Oogsten en bewaren

Tegen het einde van het boek gaat het over oogsten en bewaren. Er is een ogstkalender afgebeeld. Daar kan je twee dingen van zeggen: door klimaatveranderingen verschuiven momenten met weken èn in hoeverre is dit lokaal gemaakt? (We komen bijvoorbeeld knoflook tegen in juli – dat is zo ongeveer goed – maar ook in december. Pompoenen oogsten in oktober snappen we, maar ook die staat in december. Nou ja – ah, in kleine lettertjes staat rechtsonder ‘Bron Greenpeace’. Tja.

Bij bewaren passeert van alles de revue: van inleggen in azijn tot invriezen en opslaan in de kelder. Met de nodige tips, dat is altijd fijn. En, heel praktisch: gewoon in de moestuin laten staan.

Dieren in de tuin

Lofdicht op de naaktslak

Feitelijk is dit het allerlaatste deel. Een levendige moestuin trekt veel dieren aan. Plaagdieren maar dan ook hun natuurlijke vijanden. (Hoewel we die in 2024 met de slakkenplaag node hebben gemist.) De auteur bespreekt de rol van biodiversiteit en balans in de tuin, hoe je klein wild kunt helpen, hoe vogels te lokken en nog veel meer. En….. een lofdicht op de naaktslak. We lezen dat ‘ze gedijen vooral op bodems met een verbeteringsprobleem’ – de auteur zegt dat normaliter afval op de grond (lees: mulchlaag) wordt verteerd door schimmels. Als die ontbreken komen de slakken. Dat kan wel zo zijn, maar 2024 was anders. Zeker bij ons.
Maar ook dit zijn fijne, mooie, informatieve pagina’s.

Tenslotte

Dit is een heel erg mooi en goed boek. Maar we plaatsen toch een paar kanttekeningen. Zoals het gebruik van begrippen. Boerenzaad, is, volgens ons, geen gebruikelijk begrip. Net als de woorden allogaam en autogaam (kruisbestuivers en zelfbestuivers). Het is een uit het Frans vertaald boek. Je moet je daarom afvragen of je ook aubergines, meloenen, artisjokken e.d. wilt telen. Zeker de beginnend tuinier. Maar het kan, met het geluk van een mooi, warm lang seizoen.

Zo is er bij Inspiratie een zwik Franse documentaires vermeld. En voor wat betreft de boeken zijn uiteraard boeken van dezelfde uitgever in het overzicht opgenomen, maar de twee beste moestuinboeken, die van Vera Greutink en Jessica Koomen ontbreken (het boek van Jessica is onlangs herzien uitgegeven, dus niet meer Seasons).

De index is op zich okay, maar niet alle begrippen zijn geïndexeerd. Neem brandnetel (wel) en paardenbloem (niet). Beide staan ze op 39. Het erop dat rubriek 7 ‘Echte voedselbommetjes’ wel indexwaardig is en 9 ‘Sommige zijn eetbaar’ kennelijk niet.

Twee spaden diep

Niet spitten wordt ook in dit boek opgevoerd. En onder de permacultuur hardliners heet het dat je de grond met rust moet laten: ongeroerde grond. Maar onze voorouders zouden niet eeuwenlang hebben omgespit, als het niet nodig was. Spitten hoeft echter lang niet altijd. Doch bij oogsten van aardappels, mashua, oca, aardperen, yacon en nog veel meer, wordt de grond flink ‘geroerd’.
En dan wordt er altijd gesuggereerd dat gangetjes, schimmels e.d. in de bodem worden verstoord, dat de bodemstructuur door spitten wordt vernietigd en dat dit fnuikend is. Als dit zo is, dan zou men eigenlijk niet meer op gronden waar eeuwenlang werd getuinierd, kunnen telen. (Misschien is dat ook zo, maar hebben we de kans niet om het te merken: rondom de steden lagen vroeger immers de warmoezerijen, die de stad van groenten voorzagen. Die gronden werden na verloop van tijd aan de uitdijende stad opgeofferd.)

“Jongen, je moet twee steken diep spitten,” zei mijn opa. Hij beheerde de grote moestuin achter het hotel, waar ik geboren en opgegroeid ben. Er werden, voor zover ik kan herinneren, geen bestrijdingsmiddelen gebruikt.
Nu, in de moestuin van De Tuinen van MergenMetz, wordt de grond behoorlijk geroerd bij het opgraven van de bollen, knollen en wortels (aardperen gaan erg diep). En verder wordt op bepaalde bedden (kolen en vruchtgewassen) mest gebracht. Die wordt met een spitvork ietsje in de toplaag ingewerkt. We spitten wel, maar met mate.

Plaats een reactie