Een koelere, of zelfs uitgesproken koude, periode in juni is niks nieuws. Meteorologen en statistici hebben dat aangetoond, hoewel ze het niet helemaal met elkaar eens lijken te zijn over wanneer het precies valt. Maar wij voelen het vandaag. Op het land werden deze koele dagen in juni sinds mensenheugenis gebruikt om de schapen te scheren. Juni wordt zelfs vaak aangeduid als de scheermaand. Vandaar dat deze dagen de bijnaam ‘de schaapscheerderskou’ hebben.
24 juni of een dagje eerder of later
Schapen worden tegenwoordig vaak al ruim voor de zomer geschoren. Of zelfs in de winter al. Dat klinkt logisch, omdat ze dan hun warme jas kwijt zijn voor het buiten echt heet wordt. Maar toch is dat niet zo.
Vroeger, en nu nog steeds in bepaalde kringen, werden schapen later in het jaar geschoren. In sommige bronnen staat dat het de gewoonte was om schapen pas na de zonnewende of Sint Jan te scheren, eind juni dus, of zelfs pas in juli. Andere zeggen juist weer voor Sint Jan. In Oolde, mijn Oolde, een onvolprezen verslag van het boerenleven in de Achterhoek rond 1870, lees ik bijvoorbeeld dat een oud boertje zijn schapen in juni scheert, en dat hij met de vachten naar de Sint-Jans-wolmarkt wil gaan. Oftewel: als er met Sint Jan een wolmarkt werd gehouden, dan moesten de schapen voor 24 juni geschoren zijn!
Rijpe wol
Het precieze moment varieert dus. Het voordeel van dat latere scheren is dat de wol ‘rijper’ is: de oude vacht laat al een beetje los terwijl de nieuwe eronder begint te groeien. Daarnaast is de wol minder stug en dus beter handelbaar. Dat komt omdat, als het warm is, de lanoline (wolvet) in de vacht zachter is. Ik denk dat dat vroeger, toen er nog geen power-tondeuses bestonden, een stuk relevanter was dan nu. En de boerenkalender is ook een factor van betekenis. In de loop van juni was het ploegen, zaaien, eggen, wieden, aardappels poten en bonen leggen namelijk grotendeels gedaan. En het eerste hooien begon pas weer in juli. Er was dus een pauze in het zwaardere werk op het veld. Daardoor was er tijd voor andere klussen: plaggen steken in het veen en die te drogen zetten, hout oogsten uit geriefbosjes, het dak repareren. En ook de schapen scheren.
Pasgeschoren schaap kwetsbaar
Het is een misvatting dat schapen het, met hun volledige oude vacht, in de zomer ontzettend heet krijgen. De wol isoleert namelijk ook goed andersom. Het lichaam van het dier blijft dus juist koeler door de dikke isolerende laag wol die de warmte binnenhoudt. Een pas geschoren schaap is daarentegen juist een tijdje heel kwetsbaar voor de hitte – en voor zonnebrand. Vandaar dat het handig is om schapen niet in heel heet en zonnig weer te scheren. En nu wordt het interessant. Er bestaat namelijk iets dat heet de ‘schaapscheerderskou‘. Dat is een periode van koeler en meestal bewolkt weer in juni, na de eerste echt zomerse warmte.
Er circuleren verschillende periodes voor de schaapscheerderskou. Sommige bronnen hebben het over de tweede helft van juni, andere heel nadrukkelijk juist over de eerste helft. En weer andere hebben het over de ‘tweede junidecade’ oftewel de dagen tussen 10 en 20 juni. Bij onze zuiderburen vind ik terug dat het om 15 tot 22 juni zou gaan. Wikipedia maakt het wel heel bont; dat geeft binnen 1 bericht twee verschillende periodes: eerst zou de schaapscheerderskou plaatsvinden tussen 5 en 20 juni, maar later in het artikel spreekt men over 18 tot 24 juni.
De meteorologische verklaring voor de koelere periode in juni – die er dus wel degelijk ook statistisch gezien is – komt uit het dan nog koele water van de Noordzee. Tijdens de eerste warme periode ontstaat boven land stijgende warme lucht, waardoor vervolgens door het nog vrij grote temperatuurverschil de koelere lucht vanaf de Noordzee makkelijk binnen kan stromen. Het effect is het sterkst aan de kust en er kunnen in deze periode ook grote temperatuursverschillen zijn tussen de kuststreek en het binnenland.