De Houtduif

De houtduif: verguisd als domme, dikke, onhandige en ongewenste tuinvogel. Maar daar laat Hay Wijnhoven in dit boek toch een ander licht op schijnen. Het is een fijn nieuw boek uit de serie vogelmonografieën van AtlasContact.

Het is een boek vol verhalen en wetenswaardigheden, in vlotte stijl neergepend door Hay Wijnhoven. Met veel aandachtsvolle observaties die niet alleen een persoonlijk tintje meegeven, maar ook soms nodig zijn, omdat over die zo gewone houtduif toch verrassend weinig bekend blijkt te zijn. Dit boek verheft de houtduif tot een bijzonder dier – je zult nooit meer op dezelfde manier naar ze kijken. Zelfs Norbert niet, die de houtduiven altijd moet wegjagen bij de bonen en erwten in de moestuin. Aanrader.

TitelDe Houtduif
VanHay Wijnhoven
UitgeverAtlasContact
ISBN978 90 450 5087 4
Verschenen4 juli 2024
Prijs€ 23,99
Verkrijgbaar bijAlle boekhandels en indien u online wenst te winkelen, raden we deze aan. Dan verdient de echte boekhandel zelf ook nog iets.

Niet zo spectaculair

Hay Wijnhoven is kunstenaar, wetenschapper en schrijver. Dit boek over de houtduif is zijn derde in de serie van vogelmonografieën van AtlasContact: eerder schreef hij De Merel en De Turkse Tortel. Je zou hem dus een abonnement kunnen toedichten op het gewone, niet-zo-spectaculaire. Zijn wetenschappelijke specialisatie in hooiwagens (spinachtige) draagt verder bij aan dat idee. Maar wellicht speculeer ik. Hij schrijft in elk geval met veel gevoel, en duidelijk als liefhebber, over de houtduif. Eerder werkte hij overigens ook mee aan het prachtige boek ‘De Duiven van Temminck en Knip’, samen met Alexander Reeuwijk. Wij vonden daar ook iets van, maar schreven geen separate recensie, lees het hier (scroll naar beneden).

Of toch wel spectaculair?

De houtduif is een niet-zo-spectaculaire vogel, insinueer ik hierboven. Maar is dat eigenlijk wel zo? Misschien niet. In feite spendeert Hay Wijnhoven ongeveer tweehonderd bladzijden eraan om uit te leggen dat dat helemáál niet zo is. De houtduif is heel bijzonder. (Net als de merel natuurlijk, en de Turkse tortel.) Dat begint er al mee dat de familie van de duiven heel bijzonder is: ze zijn nergens mee te vergelijken en pakken de zaken op geheel eigen wijze aan. En kijk eens goed naar zo’n dikke houtduif: hoe prachtig is die? Met zijn (of haar) zachte, grijs-roze-bruine. Taupe, zou je het misschien moeten noemen, maar dan in super veel nuances. En dat in contrast met pittige witte accenten en een schitterend groen-blauw glanzend accent in de hals. Ook de geel-met-roze snavel valt op, en het witte oog met de zwarte pupil.

De pupil in het oog van de duif

Over die pupil in het oog van de houtduif is op zichzelf al een hele studie te schrijven. Want het is niet zomaar een pupil. Hij is namelijk niet rond, een anatomische ongerijmdheid die niet veel voorkomt en niet of nauwelijks is onderzocht. Maar bij spechten komt iets soortgelijks voor… Zo leer je op iedere pagina van dit boek iets nieuws. Ondanks dat de houtduif verrassend slecht is onderzocht. Niet interessant genoeg, te saai, te gewoon, wellicht. Vaak betrekt Wijnhoven dan ook kennis van andere vogelsoorten bij zijn verhaal. Plus grondige observaties, die aan het denken zetten en soms erin slagen je op een heel andere manier naar deze vogels te laten kijken.

Onhandig en rommelig

Bijvoorbeeld die slordige, rommelige, onhandige nesten. Ja, zegt Wijnhoven, dat klopt wel, die nesten stellen niet zoveel voor. Er vallen ook best vaak eieren of jonge duifjes uit. Maar in feite zien we hier, volgens hem, een staaltje geweldig knap prioriteiten stellen en afwegen van risico’s. Langer en intensiever bezig zijn met het bouwen van het nest kan namelijk gevaarlijk zijn: predatoren (katten, kraaien, steenmarters, buizerds) krijgen dan in de gaten waar het nest zich bevindt. Een groter nest valt ook meer op. Toch: heel veel broedpogingen mislukken. Door slechte nestbouw, maar ook doordat een van de oudervogels wordt aangereden door een auto, of verwond/gedood door een kat. Wijnhoven schrijft dat hij in een bepaalde zomer van 20 paren houtduiven, 41 broedsels heeft gevolgd, waarvan er 12 geslaagd zijn. Dat is natuurlijk niet veel.

Broedsels in de nazomer

Ook interessant: de meeste geslaagde broedsels zijn de tweede in het jaar, in de nazomer. In het niet zo heel lange verleden viel die piek samen met de overvloedige beschikbaarheid van voedsel in de vorm van granen op akkers. Dat is nu niet meer zo, maar toch is er voor deze vogels in de nazomer wellicht meer te eten te vinden (bessen en zaden) dan in het voorjaar. Ook nog bijzonder: soms schuiven twee broedsels ‘in elkaar’. Dan zitten er nog jongen in het eerste nest, die ook nog gevoerd worden, maar begint het paar tegelijkertijd alweer vlakbij aan de bouw van een tweede nest. Dat werkt vooral in jaren met rijkelijk voedsel beschikbaar.

Voedsel, jacht en nog veel meer

Over dat voedsel: daar weten we vrij veel van. En dat komt dan weer omdat op houtduiven veel wordt gejaagd en de inhoud van de krop dan kan worden onderzocht. Ze eten bijvoorbeeld beukennootjes en eikels (ze zijn gek op eikels). Die ze in zijn geheel naar binnen werken, een beetje een ongemakkelijk gezicht. Ook de bessen van klimop (de onvolprezen biodiversiteitsplant) zijn favoriet. Door maalsteentjes te eten kunnen houtduiven met hun sterke spiermaag al dit grove voer fijnmalen. Onvoorstelbaar eigenlijk, als je bedenkt hoe hard bijvoorbeeld de schaal van een beukennootje is. Hoe de duiven met giftige zaden, zoals van de klimop, omgaan weet niemand.

Nog veel meer rijkdom levert dit boek op, bijvoorbeeldover de jacht op de houtduif die als plaagdier beschouwd werd (en wordt door sommigen, zoals Norbert). En over veren. En over migratie – deze domme dikke duiven blijken grote afstanden te kunnen overbruggen en erg goed te kunnen vliegen. En over hoe sommige houtduiven van bosvogels, stadsvogels werden.

Wat vind ik het fijnste van dit boek? De persoonlijke en aandachtsvolle benadering, de verwondering over het kleine en dichtbije. Je kijkt nooit meer op dezelfde manier naar die dikke domme duiven. Aanrader!

Een jaar of vijftien geleden huisden twee houtduiven rond onze moestuin. Van schoonzoon Hans kreeg ik de luchtbuks die hij van zijn opa had gekregen. Ik wilde de plaag bestrijden en kocht een doosje puntige kogeltjes. Maar de duiven hadden mij door en verdwenen subiet. De buks bleef ongebruikt. Dit jaar waren er weer twee houtduiven. En dit jaar verdwenen de kiemplanten van de peultjes en grauwe erwt. Toeval bestaat niet: de duiven waren de hoofdverdachten. We spanden een net over de tweede zaai en weer verdwenen de kiemplanten. Gaten in de grond maakten duidelijk dat het de woelmuizen waren….. – Norbert

Plaats een reactie