Heg is een vrij dun boekje en verscheen alweer wat langer geleden. Maar verdient het nog steeds om gelezen te worden. Het is fijn compact, niet zulke zware kost als vele andere boeken over de teloorgang van ons rijke boerenland. En het belang van heggen, hagen en houtwallen kan nauwelijks worden overschat. Koop het, want de opbrengst komt ten goede aan de Vereniging Nederlands Cultuurlandschap.
Kenneth Rijsdijk, de schrijver van dit boek, is van huis uit fysisch geograaf. Dat schept een band (met mij). Nu werkt hij aan de Universiteit van Amsterdam met als focus biogeografie. Hij deed veel onderzoek aan eilanden en hun kwetsbare natuur. Op zijn voorstelpagina op de website van de UvA vergelijkt hij natuur in Nederland met die eilanden; immers, de overgebleven natuur in Nederland is opgesplitst in eilandjes.
Komt het door zijn toch overduidelijk diepgaande ervaring met het onderwerp, dat ik zijn inleiding in het boek ‘HEG’ niet helemaal geloofwaardig vind? Spéélt hij zijn verwondering over het belang van heggen in het landschap? Nou ja, het doet er eigenlijk niet toe. De essentie is dat er een leesbaar, toegankelijk boekje ligt waarin heggen de aandacht krijgen die ze verdienen. Nogmaals: koop het!
Titel | HEG – Een behaaglijk landschap voor mens en natuur |
Van | Kenneth F. Rijsdijk |
Uitgever | Noordboek |
ISBN | 978 9056 1592 45 |
Verschenen | 17 mei 2022 |
Prijs | € 14,90 |
Verkrijgbaar bij | Ga bij voorkeur naar de echte boekhandel van steen en cement. Als je toch online wil kopen, neem dan deze webwinkel. Dat is echte. |
Behaaglijk versus verdrietlandschap
Mooi is de ondertitel van het boek: ‘Een behaaglijk landschap voor mens en natuur’. Het woord ‘behagen’ is volgens etymologen inderdaad wel degelijk afgeleid van ‘haag’, in de betekenis van omheining, veilige plek. Geborgenheid, dat woord gebruikt de schrijver voor het kleinschalige cultuurlandschap met veel hagen en heggen in hun diverse vormen. Hij zet dat af tegen ‘verdrietlandschap’: grootschalig, eenvormig ‘modern’ boerenland waar het oog nergens meer aanhaakt, waar geen veilige plekken meer zijn. Een klein beetje een versimpeling is dat natuurlijk wel – ook grote open landschappen hebben een waarde en zijn vaak prachtig. Denk maar aan kwelders, prairies en toendra’s; halfnatuurlijke landschappen door eeuwenlange begrazing met vee. Die openheid vinden we soms juist prettig – de spinnenwebben uit de geest wegjagen, een gevoel van vrijheid voeden. Beide vormen van landschap mogen er zijn. Mits zonder landbouwgif en zware machines die de bodem versjteren, graag. Dank u.
Meer heggen, niet minder heggen
Door de beknoptheid bevat het boek geen echt uitgebreide achtergrond over wat heggen en hagen nou eigenlijk zijn en welke types er bestaan. De theoreticus in mij had dat interessant gevonden, maar ik begrijp ook dat de keuze is gemaakt in dit geval voor een kort boek, waarin de boodschap van méér heggen, niet mínder heggen, centraal staat. Er is wel een hoofdstukje dat wat achtergrond geeft, gebaseerd op het werk van Georg Müller. Het is wat rommelig, maar dat komt ook omdat het type heg (laag, hoog, smal, breed) bijna altijd verweven is met zijn doel (veekering, geriefhout), en omdat er daarnaast een sterke geografische component is (welke struik of boom groeit goed op die plek). Er bestaan dus oneindige schakeringen van heggen en hagen. Kenmerkend is wel dat ze altijd een langgerekte structuur hebben.
Tristesse
Dan volgt een hoofdstuk waarin de tristesse toeslaat. Heggen zijn namelijk grotendeels uit ons landschap verdwenen. Op oude kaarten kun je nog zien hoeveel er ooit waren – heel erg veel. Er was ook, voordat prikkeldraad werd uitgevonden, geen goede andere optie om je vee binnen de weide te houden, of indringers buiten je tuin. De vergelijking van het aantal strekkende kilometers heg vroeger en nu is door wetenschappers gemaakt en stemt zeer treurig. (Een eeuw geleden was dat 200.000 kilometer, nu nog maar 30% daarvan, aldus Vianatura.)
Veel heggen zijn verdwenen door ruilverkaveling en anderszins schaalvergroting in de landbouw. De machines werden groter, de percelen ook, en de heggen stonden in de weg van zogenaamd efficiënte landbouw. Maar ook de Rivierenwet (1908), die moest zorgen voor minder overstromingen en aan de basis staat van het (alweer) hyperefficiënt afvoeren van water uit ons land, zorgde voor veel verdwijning van heggen. (En nu ook voor toenemende verdroging, maar dat is een ander verhaal.)
De ziekte perenvuur, die door meidoorn kan worden overgebracht op commerciële perenteelt, werd aangegrepen om nog meer meidoornhagen te ruimen. En natuurlijk lag aan de basis van alles de uitvinding en later grootschalige inzet van prikkeldraad, niet genoemd door Rijsdijk, maar wel degelijk een belangrijke factor onderliggend aan de landbouwrevolutie.
Single-issue boekje
Het boekje is een beetje een ‘single-issue’ publicatie. Persoonlijk vind ik het lastig als complexe problematiek (in dit geval de teloorgang van de biodiversiteit in ons landelijk gebied) aan een simpel kapstokje wordt opgehangen. Mensen die de oplossing beloven moet je meestal wantrouwen. Aan de andere kant: zolang we ons maar realiseren dat een wonderpil of panacee niet bestaat, kan heggen aanplanten wel iets goeds zijn om te doen. Het biedt, zoals dat heet, handelingsperspectief. Net als nestkasten ophangen, zeg maar. Het zal misschien niet alle problemen oplossen, maar het kan wel échte verbetering geven.
Waarom zijn heggen zo belangrijk?
Heggen hebben veel goede kanten. Het zijn windbrekers en watervasthouders, waardoor er minder erosie plaatsvindt, meer regenwater in de bodem kan trekken, en er minder verdroging is. Heggen zijn ook bodemvasthouders (vooral op hellingen) en bodemverbeteraars (doordat ze humus toevoegen aan de grond). Ze brengen verkoeling door lokale verdamping en schaduw. Ze kunnen een buffer vormen tegen verspreiding van ziektes, plagen, pesticiden en ammoniak. Ze leggen, vooral bij nieuwe aanplant, CO2 vast voor langere tijd. En ze leveren – bij goede keuze van aanplant – oogstbaar hout, fruit, noten enzovoorts.
Rijsdijk schrijft niet over de inzet van heggen en houtwallen als ‘medicijnkast’ voor vee: koeien en paarden die toegang hebben tot gezonde blaadjes (bijvoorbeeld van wilg en braam) en kruiden in plaats van louter gras, zijn fitter.
Uiteraard, zou ik bijna zeggen, verhogen heggen en hagen de biodiversiteit van het landelijke gebied. Zeker als voor inheemse boomsoorten gekozen wordt zijn heggen fantastische woon- en schuilplaatsen voor allerhande kleine en grotere diertjes. Ze leveren voedsel. Ze vormen belangrijke verbindingsroutes en kunnen een enorme soortenrijkdom herbergen. De schrikbarende teruggang in onze boerenlandvogels loopt deels gelijk aan de afname van heggen en hagen, zeker op de hoge zandgronden van Nederland. Nuttige insecten, aangetrokken tot bloeiende heggen en hagen, helpen bij de bestuiving van akkergewassen en bij de bestrijding van plaaginsecten. Mét heggen ontstaat er in landbouwgebieden veel makkelijker een natuurlijk evenwicht waarbij plagen veel minder kans krijgen.
En dan is er die behaaglijkheid van het landschap. We houden allemaal van onze oude cultuurlandschappen en gaan graag op vakantie in Noord-Limburg, op de Veluwe, en in de Achterhoek. Mooie coulisselandschappen, heide, Maasheggen… allemaal cultuur, met een grote natuurcomponent.
We voelen ons daar prettig bij, we voelen ons er thuis.
Die gebieden hebben een eigenheid die elders verdwenen is. En laten we de oude, maar niet ouderwetse, kennis en technieken niet vergeten. Gelukkig worden ze levend gehouden (bijvoorbeeld het vlechten van heggen – onze meidoornhaag is ) en sommige zijn zelfs uitermate hip (wildplukken). We zullen die kennis en technieken nog nodig hebben.
Beleid en geld
De kernhoofdstukken van dit boek geven een mooie duiding van waarom heggen zo belangrijk zijn. Daarna volgt dan nog een bijna obligaat deel, dat gaat over de toekomst, of althans, over hoe we heggen terug zouden moeten krijgen. Er is geen wetgeving die heggen specifiek beschermt en ze hebben ook geen stevige plek in beleid. Ze vallen als het ware tussen wal en schip, wat voor wel meer natuurachtige zaken in agrarisch gebied geldt.
De natuurorganisaties richten zich vooral op natuur in hun eigen natuurgebieden. En het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit gaat, nu ja, in hoofdzaak over landbouw. Daar zwaait vooral nog altijd de scepter van productie en efficiëntie. En laten we wel zijn, ook veel (niet alle) boeren vinden heggen en andere kleine landschapselementen maar lastig. Ze nemen ruimte in. Ze staan in de weg. En je moet ze nog onderhouden ook – zelf, wat tijd kost, of door professionals, wat geld kost, of door vrijwilligers, die je dan op je land moet toelaten en koffie moet schenken. Niet elke boer vindt dat belangrijk genoeg of heeft daar zin in. En dat is ook begrijpelijk als je al zoveel moet. Maar goed is het niet. Terecht zegt Rijsdijk dat we weer heggen moeten gaan aanleggen en dat ze veel beter verankerd moeten worden in beleid, wetgeving, en subsidies of andersoortige vergoedingen. Er zijn voorbeelden waar dat lukt, zoals met de tuunwallen op Texel.
Uit de bocht
Bij andere zaken die de schrijver aandraagt als oplossing voor het probleem van te weinig heggen, zoals een betere prijs voor de boer (‘heggenzuivel’), vliegt hij een beetje uit de bocht. Misschien is het een kwestie ‘schoenmaker blijf bij je leest’ – Rijsdijk is landschapsonderzoeker, geen landbouwexpert. We weten immers al lang hoe ontzettend lastig het is om consumenten extra te laten betalen voor producten met een meerwaarde op het vlak van milieu of natuur. Zelfs biologisch blijft steken op zo’n 3-5% van de consumptie.
Ook stoor ik me aan de schrijfsels over dat Nederland de tweede landbouwexporteur van de wereld is – daarvan weten we toch ook dat het een fabeltje is: van de 122,3 miljard in 2022 is bijna 35% wederuitvoer, dus heeft niks te maken met mest of milieubelasting hier.
Een ander voorbeeld: laten we de sierteelt verplaatsen naar het buitenland. Tja, daarmee los je natuurlijk niet echt iets op, je verplaatst alleen het probleem. Lees dan bijvoorbeeld liever de recente opinie van Kees de Pater in het blad van de Vogelbescherming (hopelijk verschijnt deze opinie ook nog online, want hij is de moeite waard): het begint met de aankoop van grond, waardoor natuurvriendelijke boeren met minder koeien per hectare toch een mooi bedrijf kunnen opbouwen. Succesvolle voorbeelden daarvan bestaan al, bijvoorbeeld BDGrondbeheer, Aardpeer en LandVanOns.
Hoe dan ook. Een aardig boekje over de heg. Kort – misschien soms wat ál te kort door de bocht. Maar toch zeer lezenswaardig. En meer heggen, hagen en houtwallen planten is sowieso een uitstekend idee.
Helemaal eens Maartje, meer heggen in onze tuin! Graag verwijs ik naar een ander boek van Thomas van Slobbe: Een vlechting heeft geen haast, inclusief handleiding heggenvlechten door Jef Gielen.