Luc Hoogenstein hield een jaar lang in zijn Utrechtse stadstuin het aantal soorten planten en dieren bij. Het doel was 1000. Dat is ruim gelukt. Lees er meer over en raak geïnspireerd.
In dit boek laat de auteur zien hoe rijk de natuur in onze directe omgeving kan zijn en hoe belangrijk onze tuinen zijn als veilige haven voor biodiversiteit. En hoe makkelijk het eigenlijk is om die veilige haven nog iets veiliger te maken. Maar ook: hoeveel we over het hoofd zien. Lees dit boek, verwonder je over de rijkdom en de veerkracht van de natuur en ga zelf aan de slag. Dat kan op elk postzegeltje tuin en op elk balkon.
De schrijver van dit boek, Luc Hoogenstein, is bioloog en werkt bij Natuurmonumenten. Hij hield in 2021, gedeeltelijk aan huis gekluisterd door de coronaepidemie, een jaar lang fanatiek bij wat er in zijn tuintje in de Utrechtse stadswijk Lunetten zoal voorbij kwam aan dieren, planten, en andere levende organismen. Zijn doel was duizend soorten. Dat heeft hij ruimschoots gehaald: 1518. Het boek dat hij erover schreef is deels een verslag per maand van zijn queeste. Maar het bevat ook inspiratie en uitleg over wat je zelf kunt doen. Tips, dus, over hoe je je tuin, balkon, of gemeentelijke plantsoen voor je deur natuurvriendelijker kunt maken. En hoe je op zoek kunt gaan naar al die diertjes en plantjes en hoe deze te herkennen. Dat laatste is erg leuk, want dat is nog niet zo makkelijk.
Tenslotte is het laatste deel van het boek ook nog eens een gidsje waarin een aantal veel voorkomende soorten van verschillende soortgroepen (ook de meer obscure, zoals wantsen, korstmossen en slakken) worden beschreven. Het boek komt dan ook nog eens compleet met een leuke zoekkaart.
Ik ben fan. Aanschaffen!
Titel | Mijn 1000 soorten tuin |
Auteurs | Luc Hoogenstein |
Uitgever | Noordboek Natuur |
ISBN | 978 90 5615 954 2 |
Verschenen | 30 januari 2023 |
Prijs | € 24,90 |
Verkrijgbaar bij | Koop het bij een boekhandel van steen en cement. Maar als je online wenst te winkelen, raden we onze eigen webwinkel aan. |
Een leuk gegeven – en belangrijk
Ik roep het zelf ook te pas en te onpas en schreef er ook al een paar keer eerder over: Onze tuinen zijn belangrijk. Om veel verschillende redenen: Ontspanning. Connectie met de natuur. Maar niet te onderschatten valt hoezeer onze tuinen havens vormen voor natuur, planten en dieren die elders nauwelijks nog kunnen overleven. Onderzoek toont dat aan.
Ook dit boek schreeuwt het van de daken. In een simpele stadstuin, in een simpele Nederlandse stadswijk (Lunetten, een uitbreidingswijk uit de jaren 1970), in een relatief korte periode. Vindt de schrijver (die tegelijk bewoner is van de tuin en het bijbehorende huis, met zijn gezin) maar liefst 1518 soorten. Het doel was 1000, nou dat is dus ruimschoots overschreden. En hij vindt tenminste een volledig nieuwe soort voor Nederland. Zijn tuin blijkt een hotspot voor korstmossen, wat tot grappige situaties leidt als plotseling allerlei liefhebbers van korstmossen op zijn stoep verschijnen.
Harro de Jong, de landschapsarchitect die veel natuur in zijn ontwerpen stopt, sprak in een radio-interview in 2015 over het verdwijnen van het coulisselandschap, dat niet alleen mooi is, maar ook van grote ecologische waarde. “Gelukkig,” zo zei hij “Hebben we nog steeds een coulisselandschap: alle achtertuinen in de nieuwbouwwijken. Dat zijn geweldige havens voor natuur en biodiversiteit. Daar kunnen we zeldzame soorten koesteren.”
Natuurlijk zijn van die 1518 soorten er veel hele kleine, vrijwel onzichtbare, waar je wel echt een kenner voor moet zijn (de schrijver is bioloog). Maar aan de andere kant is er ook genoeg groter, spectaculairder en, voor iedere niet al te fanatieke natuurliefhebber, zichtbaar geweldigs. Een boommarter op het balkon, bijvoorbeeld.
Moet gezegd: Hoogenstein telt echt alles mee. Dus ook overvliegende ganzen die met zijn tuin hoegenaamd niks te maken hebben. Maar de lol is natuurlijk wel: gespot! Daarvoor hoef je dus niet naar Costa Rica of Sri Lanka. Balconia levert ook natuurplezier.
Verhaal van het jaar
Het boek valt uiteen in vier delen, waarvan het eerste deel het verhaal van het jaar is, per maand geschreven. Fris en leuk om te lezen, het wordt geen opsomming. Ook met de nodige humor – en doorleefd, we leren de schrijver ook een beetje kennen. Een terugkijkje ook naar het coronajaar. Gek eigenlijk, dat lijkt ineens alweer heel lang geleden.
Aan de slag
Het tweede deel van het boek is praktisch, met echt goede tips. Niet alleen voor een natuurvriendelijke tuin of balkon, maar ook voor het observeren en fotograferen. En voor het identificeren. Hier is geen arrogante natuurbal aan het woord, maar iemand die met verve de natuurliefde uitdraagt en anderen graag wil helpen om een stukje van die passie ook te gaan voelen. Hij legt uit hoe je boeken, apps en websites zo goed mogelijk kunt inzetten om werkelijk uit te vinden wat je gezien hebt in je tuin. Ook als je nog niet zo heel veel weet. Interessant, vind ik, dat hij ook heel nadrukkelijk hulptroepen inschakelt – en mensen aanspoort dat te doen. Via bijvoorbeeld waarneming.nl kan dat vrij makkelijk online. Die site begon als registratie van bijzondere soorten in Nederland, maar is nu zoveel meer!
Echt leuk is trouwens ook de aandacht voor wat Luc Hoogenstein noemt ‘Zelfbeheer’. Een stukje berm of ander gemeentelijk groen adopteren, bedoelt hij daarmee. Ook daarvoor komen goede tips in het boek voor, over maaibeheer bijvoorbeeld. En ook het groene dak wordt niet vergeten.
Vind je dier, plant, of ander organisme
Vervolgens schuift in het derde deel van dit boek de aandacht naar het vinden van de soorten. In deel twee heb je je tuin zo geschikt mogelijk gemaakt en je voorbereid op het determineren. En nu ga je daarmee dus echt aan de slag. Bijvoorbeeld door met een simpele val van een lamp en een laken nachtvlinders te lokken (en daarna weer vrij te laten). Of door heel goed onderaan de bloemen van planten te zoeken. En natuurlijk af en toe een tegel omkeren. Kortom, allerlei plekken in de tuin worden beschreven en wat je daar kunt tegenkomen. Een man naar mijn hart is de schrijver vervolgens als hij begint over ‘Het kippeneffect’. Als mede-wyandotte kriel eigenaar herken ik het ook. Doordat de kippen in je tuin rondscharrelen ervaren andere vogels de tuin ook als een veilige plek.
Soortgroepen – toch nog een gidsje
De tweede helft van het boek, deel vier, is dan uiteindelijk toch ook nog een klein gidsje. Eigenlijk een kanteling van deel drie – daar werden de soorten vanuit hun vindplaats beschreven, in deel vier kijken we vanuit de soort.
Per soortgroep worden de belangrijkste soorten die je in je tuin kan tegenkomen beschreven. Het leuke is dat dit boek daarin verder gaat dan de meeste gidsjes, die alleen zoogdieren, vogels, basis insecten en wat planten omvatten. Luc Hoogenstein behandelt achtereenvolgens: libellen en juffers, dagvlinders, nachtvlinders, vliegen en muggen, wantsen, sprinkhanen, krekels en cicaden, bladluizen, wespen, bijen en mieren, kevers, springstaarten, spinnen en hooiwagens, slakken, amfibieën en reptielen, zoogdieren, vogels, korstmossen, planten, mossen en paddenstoelen. Waar vind je nu een toegankelijk gidsje over cicaden of springstaarten? Heel erg leuk dus.
Het boek komt compleet met een fraaie zoekkaart op basis van tekeningen door de onvolprezen Jasper de Ruiter. En helemaal achterin vind je de lijst van 1518 soorten die de schrijver in zijn Utrechtse tuin waarnam. Inclusief dit mooie diagram: