Veen, Dras, Moeras

Pulitzerprijs-winnaar Anne Proulx schreef een krachtige aanklacht tegen de teloorgang van veen- en moerasgebieden en hun waarde voor ons leefmilieu in termen van biodiversiteit en vasthouden van CO2.

Annie Proulx is een beroemde Amerikaanse schrijfster (geboren in 1935) met een klein oeuvre en een Pulitzerprijs. Dit is haar laatste boek, met samengestelde verhalen over veengebieden in de hele wereld (vooral Engeland en Noord-Amerika) en hun achteruitgang. The Guardian schreef er lyrisch over. Het is nu in het Nederlands vertaald.

Veengebieden in al hun verschijningsvormen (waarover later meer) zijn rijk aan biodiversiteit en erg goed in het vastleggen van CO2. Ze bedekken grote delen van het aardoppervlak, zowel in koele als in warme streken. Helaas waren ze vroeger vele malen groter dan nu. Proulx geeft daarvan in dit boek vele voorbeelden. The Fens komen voorbij, in het oosten van Engeland. Daar is zelfs een heel hoofdstuk (van de vier) aan gewijd. Verder is er veel focus op Noord-Amerika, waar het hart van de schrijfster ligt. En ze legt verbindingen met de geschiedenis (van veenlijken tot de Varusslacht) en met literatuur en kunst. Natuurlijk komt ook de natuur voorbij. Maar verwacht geen natuurboek. Literatuur is het ook niet, door het non-fictie-karakter. Beschouw het als een essay met persoonlijke bespiegelingen gecombineerd met literatuuronderzoek.

Proulx schreef het boek grotendeels in Corona-tijd, laat ze in haar dankwoord weten, dus was er ook weinig gelegenheid om erop uit te gaan en mensen te spreken. Voor 12,99 euro is dit vrij dunne boekje fijn leesvoer voor lezers met een brede interesse. Maar als het u gaat om de mooie taalvondsten waar Annie Proulx bekend om staat, zou ik aanraden de Engelstalige uitgave te kopen.

TitelVeen, dras, moeras
VanAnnie Proulx (naar het Nederlands vertaald door Alexander van Kesteren)
UitgeverDe Geus
ISBN978 90 445 4752 8
Verschenen22 november 2022
Prijs€ 12,99
Verkrijgbaar bijAlle boekhandels en indien u online wenst te winkelen, raden we deze aan. Dan verdient de echte boekhandel zelf ook nog iets.

Leven in het veen

Het eerste hoofdstuk van ‘Veen, Dras, Moeras’ gaat vooral over de geschiedenis van The Fens, in het oosten van Engeland. Het geeft een mooie blik van een buitenstaander op de historie van grootgrondbezit, armoede en ontwatering. Leuk zijn de stukjes tekst die Proulx heeft opgeduikeld waarin de geuren en geluiden uit lang vervlogen tijden tot leven komen. Ook de onvoorstelbare rijkdom aan natuurlijke hulpbronnen komt voorbij: vis, vogels, planten. Niemand hoefde hier te verhongeren, schrijft Proulx, maar de inwoners liepen wel een groot risico op ziektes zoals malaria, en ze moesten bestand zijn tegen het vocht en de stank. Malaria was overigens waarschijnlijk een endemische ziekte in The Fens (of werd door de Romeinen daarheen meegebracht, daar verschillen de meningen over), net zoals in de Nederlandse veengebieden. De ziekte werd pas uitgeroeid toen de moerassen grotendeels waren drooggelegd.
Die drooglegging ging overigens niet over het uitroeien van malaria, maar over geld, net als de veenontginning in Nederland. Grootgrondbezitters konden met grootschalige graanteelt goed geld verdienen. De kleinschalige vissers, boertjes en jagers moesten het veld ruimen. De natuur zelf had überhaupt geen stem. Een echt veengebied is The Fens niet, meer een grootschalig laaggelegen moerassig gebied, doorsneden met rivieren en getijdengeulen. Eerder doet het denken aan De Biesbosch en andere (voorheen) natte plekken in het westen van Nederland. Er werd in The Fens dan ook niet grootschalig veen gewonnen (voor turf); op veel andere plekken is dat de belangrijkste oorzaak van vernietiging van veengebieden. Maar drooglegging of turfwinning, ach, beide leiden tot destructie.
Gelukkig zijn er ook een aantal positieve voorbeelden van natuurherstel in veengebieden, al gaat het juist daar uiterst langzaam. Veen vernietigen is makkelijk. Maar veen herstellen is lastig en het kost honderden, zo niet duizenden jaren.

Het resultaat van industriële turfwinning in Ierland. Totale vernietiging – foto: Sarah777, Wikimedia Commons.

Spraakverwarring

Meerdere keren refereert Proulx aan de vele verschillende woorden die voor ‘natte gebieden’ bestaan en de verwarring die dat oplevert, zeker bij vertaling. Ze schrijft: ‘Verschillende talen ruilen hun net-niet vertalingen op goed geluk uit.‘ Dat is een mooie samenvatting, maar helaas brengt dit boek er geen verbetering in, mogelijk omdat uit literaire overwegingen toch gekozen is niet altijd consequent bepaalde woorden te gebruiken.
Jammer is wel dat Proulx nalaat iets dieper in te gaan op de oorsprong van de verwarring. Zoals wel vaker in dit boek iets wordt opgegooid, of aangeraakt, en dan net niet bevredigend uitgewerkt.

Natte gebieden zijn zo divers dat er niet alleen overal ter wereld andere woorden voor bestaan, maar ook binnen dezelfde taal vaak meerdere verschillende benamingen werden gebruikt. Het ene veen of moeras is immers het andere niet. De eerste de beste thesaurus geeft meteen al tientallen synoniemen voor bijvoorbeeld het Engelse woord ‘marshland’, of voor ‘peat’. De echte crux is uiteraard dat al die synoniemen eigenlijk helemaal geen synoniemen zijn, maar telkens net iets anders betekenen of in net iets andere situaties werden gebruikt. Het is vergelijkbaar met het verhaal over de vele woorden voor sneeuw van de Inuit. Robert Macfarlane, misschien wel mijn favoriete Engelse schrijver, maakte er een prachtig boek over (‘Landmarks‘). Onvertaalbaar, maar schitterend, zeker voor Anglofielen, en met een heel hoofdstuk gewijd aan natte platte gebieden en de woorden die daar bij horen. Overigens schrijft Proulx ook: ‘…’s werelds grootste draslanden zijn bijna altijd een mix‘.

Hokjes
De wereld die verloren is in al die woorden zegt iets over hoe wij moderne mensen hebben afgeleerd om onze natuurlijke omgeving in detail te beschrijven. En hoe wij gewend zijn geraakt om zaken in hokjes te stoppen; vooral de overeenkomsten te benadrukken in plaats van de verschillen. De complexiteit van onze wereld heeft zich verschoven van onze natuurlijke omgeving naar de computer en de kantoortuin.

Actieve veengroei in het Fochteloërveen – foto: Agnes Monkelbaan, Commons Wikimedia

Hoogveen en laagveen

Verwarring alom. Het hoofdstuk over The Fens heet ‘Engelse laagveengebieden’. Maar in The Fens waren allerlei soorten natte gebieden, inclusief hoogveen. Dan is er een volgend hoofdstuk over hoogvenen, waarin in elk geval voor Nederland hoog- en laagveen door elkaar worden gehaald. En het laatste hoofdstuk heet dan weer ‘Broekland’ maar daarin noemt Proulx vooral een hele serie Amerikaanse moerasgebieden op, die zowel hoogveen, laagveen als bos en meren omvatten. Nou ja, het tekent denk ik de naamsverwarring. Over namen gesproken: in dit laatste hoofdstuk wordt iemand geciteerd die ‘Marsh’ heet, en ook iemand die ‘Brooke’ heet. Chapeau daar voor de Nederlandse vertaling: ‘Brooke Meanley (1915-2007) kende de broeklanden […] als zijn broekzak.‘ 🙂
Wat me op de rest van de Nederlandse vertaling brengt. Er is veel of weinig over te zeggen, maar de korte samenvatting is dat het de indruk maakt van een wat haastige klus. Jammer, want het poëtische taalgebruik van Proulx had beter verdiend.

Vertalen is een vak, maar je wordt er niet rijk van en het moet altijd gisteren af zijn. Ik weet uit ervaring dat het veel werk is en hoe lastig het kan zijn. Daarom voelt het naar om veel negatiefs te schrijven over een vertaling. Aan de andere kant: het doet het oorspronkelijke boek geen recht als de vertaling rammelt. En je voelt je als lezer ook niet helemaal serieus genomen. Niet iedereen stoort zich aan dezelfde dingen en niet iedereen valt alles op. Maar toch. Een paar voorbeelden. Er is (veel) meer. 
Een prachtige Proulx-zin als '... the sense of finding a friend in the woodland fringe' is vertaald als '... voelde alsof je een vriend aan de bosrand tegenkwam'. Tja. Het staat er wel, maar de essentie van het poëtische taalgebruik gaat toch echt verloren. Alleen al 'tegenkwam' vervangen door 'vond' had hier geholpen - vanwege de alliteratie en het ritme van de zin.  
Misschien wreekt zich ook de keuze voor Alexander van Kesteren als vertaler. Hij is een bekende en gelauwerde vertaler, maar vooral van boeken op gebied van geschiedenis, economie en financiën. Niet zozeer van natuur. Misschien daardoor is de naamgeving in het boek inconsequent. Waarom wordt bijvoorbeeld de naam van de Brown Bank, een onderzeese ondiepte in de Noordzee, niet vertaald - terwijl de Bruine Bank heel gangbaar is als Nederlandse naam. Waarom wordt de Amerikaanse blackbird (eigenlijk de epauletspreeuw, Agelaius phoeniceus) niet vertaald, en de ene keer aangeduid als blackbird (cursief dus), dan weer als 'blackbird' (tussen aanhalingstekens dus), dan weer gewoon als blackbird. Waarom worden andere vogelnamen dan wel weer vertaald. Waarom wordt er gesproken over Carya's (onbegrijpelijk voor de meeste lezers) waar Amerikaanse walnoten worden bedoeld. En waarom is de Louisiana Purchase dan wel weer vertaald naar het ongangbare 'Aankoop van Louisiana'. Waarom zijn er zoveel anglicismen in geslopen ('slash', 'gedraineerd', 'gepreserveerde', 'constante reminder', 'het water sluit zuurstof uit', 'toen ik in de second grade zat'). Waarom wordt er gesproken over een beschilderde schildpad waar de painted turtle (Chrysemys picta) wordt bedoeld, die in het Nederlands bekend staat als sierschildpad. En waarom wordt verwezen naar het beroemde boek 'A river runs through it' van Norman Maclean als 'A river runs through'. Dat is gewoon slordig en fout. En jammer, want in Engelstalige recensies wordt juist telkens het taalgebruik als zeer bijzonder vermeld. 

Tijd kopen

Een broekbos nabij Biezenmortel, in vermoedelijk ooit afgegraven veengebied. Natte natuur, en mooi, maar toch gedegenereerd: vele malen minder rijk dan het oorspronkelijke veen. Eigen foto

Tot slot is er een kort afsluitend hoofdstuk dat ‘Tijd kopen’ heet. Dat gaat over klimaatverandering, zeespiegelstijging, en de Mississippi delta die langzaam verdwijnt. Belangrijk, maar het gaat nauwelijks over het veengebied. Bij de Mississippi is immers het grootste probleem het ontbreken van sediment dat wordt neergelegd in het ondiepe kustwater (en dat kustwater stijgt dan ook nog eens). Dat is eigenlijk een volledig ander onderwerp.
Daardoor raakt het belang van veengebieden bij het tegengaan van klimaatverandering – vooral door hun effectieve manier van het vastleggen van broeikasgassen – een beetje ondergesneeuwd. De uitbundige plantengroei in natte gebieden, inclusief veenmos, en het zonder zuurstof wegzinken en zich opstapelen van de plantenresten, zorgen daarvoor. Laten we dus de nog overgebleven veengebieden koesteren en niet verpesten voor de winning van turf die vooral gebruikt wordt om toe te voegen aan potgrond voor onze tuintjes. Maar ook: laten we deze rijke natte gebieden, waar we kunnen, herstellen.

Plaats een reactie