Vergeten toepassingen van planten

Jaaahaaa! In het verleden werden planten voor veel meer dingen gebruikt dan medicinaal, zoals in de vele cruydt-boecken is opgenomen. Het was voedsel. Of men maakte er textiel van. Of bonenstaken. Of….. En dat staat nu in een prachtig boek De Naturalis Historia. Wederom een juweel van de hand van Marcel De Cleene.

Al eerder bracht de uitgever de Historia Naturalis van dezelfde auteur uit (let op het verwisselen van de woorden in de naam). Daarbij ligt de focus op de heilzame toepassingen van de planten, gezien door de eeuwen heen. Maar in dit boek gaat het ook over gebruik van planten voor andere doelen, zoals kleding, stremsel, matrasvulling. Keukengebruik wordt ook steevast vermeld. Zoals de wortel van Echt ijzerhard (Verbena officinalis) bij augurken inleggen. Tja, laten we nu net vorige week heel veel augurken hebben ingemaakt. Te laat.

De Cleene weet veel van planten. Hij is inmiddels emeritus professor, verbonden aan het laboratorium voor plantenfysiologie van de Universiteit Gent, en heeft een indrukwekkende staat van dienst. En zelfs een Wikipedia-pagina.

Te gek voor woorden

Etnobotanish – zo noemen wij onze Tuinen van MergenMetz. En de boeken van De Cleene sluiten daar naadloos bij aan. Wij proberen de relatie tussen planten en de mens voor het voetlicht te brengen. Eten doen we uit onze ecologische moestuin (met veel vergeten cultuurgewassen) en Eetbare Siertuin (of voedselbosrand). Heilzame planten hebben we in de Herboristentuin en 2021 is het tweede jaar voor onze verfplantensectie. Maar er kan nog zoveel meer: manden vlechten, textiel maken, wijn maken, olie persen, stremsel voor melk.

Bijvoet kent veel toepassingen, o.a. verdrijven van muggen

De Cleene maakt gelukkig weinig woorden vuil aan voorwoord en inleiding of allerlei beschouwende hoofdstukken. Het begint vrijwel direct met de plantenlijst. Bij de meeste beschrijvingen staan prachtige afdrukken van negentiende-eeuwse afbeeldingen, die het de sfeer geven van een waardevol document. En aan de hoeveelheid bronnen te zien, is dat ook zo. Ook dit boek gaat bij wijze van spreken van jaar nul tot nu. Ja, want de Naturalis Historia van Plinius de Oudere wordt ook vermeld.

Een snelle telling van de inhoudsopgave geeft 244 planten die worden beschreven op 296 pagina’s. Van Aardaker tot en met Zwarte Populier.

Het is een indrukwekkend boek 235 x 288 x 31 mm en in totaal 344 bladzijden. Fraai, prachtig, leerzaam, leuk, informatief. Eigenlijk een te-gek-voor-woorden-boek.

TitelDe Naturalis Historia – Vergeten toepassingen van planten
VanMarcel De Cleene
UitgeverSterck & De Vreese
ISBN978 90 5615 7111
Verschenen30 mei 2021
Prijs€ 39,90
Verkrijgbaar bijAlle boekhandels en indien u online wenst te winkelen kunt u bij ons terecht. Want wij vinden het een ontzettend goed boek. Dus opgenomen in onze webwinkel.

Volledige index

Zo’n boek als dit, met vele invalshoeken, verlangt meerdere indices/trefwoordenregisters. Dit boek heeft er een, maar wel alomvattend. We hebben geen fout gevonden. Je kunt dus niet alleen op plant zoeken maar ook op toepassing.
Het boek is ingedeeld op de volgorde van de Nederlandse plantnaam. Dat kan lastig zijn, want in verschillende delen van de Lage Landen gebruiken ze andere namen voor dezelfde plant. Maar ook de Latijnse namen staan erbij, dus dat is in geval van nood de weg via de index. Iets anders wat we misschien hadden mogen verwachten is een overzicht op basis van eigenschap. Bijvoorbeeld bij ‘vezelplant’ brandnetel en andere plantnamen. Maar ook dat wordt door de index verholpen. Zo staat het er:

Vezelplant 22, 40, 44, 49, 57, [… enzovoorts]

Op pagina 22 staat de berk, en bij lemma vezelplant staat dat de Lappen (Sami) van de schors schoenen, touw en manden maken. Op pagina 40 staat de bosandoorn. En de bosrank. Van de eerste gebruikt men de vezels van de stengel om touw te maken, van de tweede weefde men mandjes. De brandnetel staat op pagina 44 – die heeft een mooie vezelgeschiedenis, die verklappen we hier niet.

We pikken een paar willekeurige planten er uit.

Struikheide (Calluna vulgaris)

Zolang alle heide nog niet door het hoge gehalte aan stikstofneerslag is vergrast, bloeit ze zo eind augustus – september licht paars. Ooit, toen we met de Eetbare Siertuin begonnen, las ik in het boek Eten en drinken met wilde planten van Laurette van der Slobbe dat je van deze heide thee kan maken. En ja hoor. Het heet Ersatz-thee. “Men kan de gedroogde heidebloesem gebruiken als vervanger van thee. Het was een geliefde drank van de Schotse dichter Robert Burns (1759 – 1796.” Zo’n thee-niet-van-camellia-sinensis noemen we tisane (infusion op z’n Engels), maar dat terzijde. We hebben in het inlandse deel van de Eetbare Siertuin deze heide staan, maar er nog nooit thee van gemaakt. Andere toepassingen zijn, zo lezen we, vervanger van hop bij het maken van bier, een bijenplant, een mestplant en brandstofplant, brandhout, wandbekleding, strooikruid, een leerlooiplant en voor gele verf – maar dat kan uit veel planten. Het strooikruid is een laag in de stal, onder het vee.

Boerenwormkruid (Tanacetum vulgare)

Het blad werd in kleine hoeveelheden in eierkoeken en omeletten gedaan. Het gaat dan om het blad van erg jonge planten, want de oudere (hogere) zijn bitter. De Cleene geeft een recept van pannenkoeken met boerenwormkruid. Interessant. Het wordt ook bij het roten van vlas gebruikt, in plaats van hop bij het maken van bier, als verfplant (niet geel maar voor groen) of conserveerplant – “Het schijnt van bijzondere kracht te zijn om vleesch en ook lijken tegen verrotting en wormen te bewaren.” Vandaag de dag houden we lijken op een andere wijze goed.

De naam is ontleend aan de eigenschap om van wormen of een lintworm af te komen. Het was een algemeen huismiddel. Doch te veel kan, niet alleen voor de wormen, dodelijk zijn. Binnen drie uur. Dat dan weer wel. Maar vijf minuten is ook binnen drie uur.

Strooi boerenwormkruid in huis rond en je bent af van vlooien, luizen, motten en vliegen.

Of neem de hazelaar, die behoeft eigenlijk weinig toelichting. Wie kent de hazelnoten niet. Maar het buigzame hout werd voor allerlei vlechtwerk en constructies gebruikt. En natuurlijk bonenstaken! De Romeinen Plinius en Vergilius stellen dat hazelaars beter niet bij een wijngaard kunnen worden geplant. Grappig is het gebruik van de vuilboom cq sporkehout. Het dunne rechte hout werd gebruikt voor pijlen en zelfs als spijkers. Gedroogde sporkehoutspaanders werden als aanmaakhout gebruikt of als lucifer die men in de haard aanstak.

Wilgenroosje

Wie kent het niet, het groeit ook bij ons in de tuin. Laurette van der Slobbe schreef ‘thee’.  Maar zij maakt thee van alle planten. In dit boek lezen we dat de wortels tot één voet boven de grond “gelyk Aspergies te gebruiken: als smaaklyk en gezond opgegeeven en zouden zelfs tot brood bereid worden.”
Het zaadpluis wordt met katoen vermengd, dat heette toen Zweeds katoen. Uit het zaad wordt olie geperst, het is een verfplant en ja, ook voor Ersatz-thee.

Berkensap of -water kennen veel mensen wel. Maar elzensap? Van de zwarte els kan dus, net als van de berk, in de lente sap worden gewonnen. Verse bladeren verjagen vlooien, ’s avonds takken met blad over een kippenhok gelegd, geeft de volgende ochtend een rijke insectenvangst. En de schors werd gebruikt om inkt te maken. Zo zie je maar weer, die zwarte els toch 🙂

Grote klis of klit

Tenslotte toch even de grote klis. Die staat in veel tuinen – althans, bij ons wel. We lezen dat de wortel – de kliswortel – erg lekker is: “Sy wordt met suycker gheconfijt, ende worst lieflick.” Het is goed voedsel en een afrodisiacum. Jonge wortels kunnen overigens rauw worden gegeten. Tweejarige eerst gaar koken en als pastinaak gebruiken. Leuk detail is dat het de Zwitser Georges de Mestral inspireerde het klittenband uit te vinden. Het had dus net zo goed klissenband kunnen heten.

Oh…. hierna is de grote lisdodde (rietsigaar) beschreven. Die hebben we veel bij onze vijver staan. Jonge scheuten of de onderste delen van de wortels kunnen worden gegeten. Sterker nog, archeologen denken dat lisdodde een van de voornaamste voedselbronnen was van mensen in onze streken in de prehistorie. De Cleene plaatst een receptje bij. Maar het is ook een vezelplant en het werd gebruikt om daken te dekken. En als matrasvulling.

Tenslotte

Als we zo doorgaan zijn alle planten besproken. Dat is niet de bedoeling, maar telkens zie ik weer wat nieuws, leuks of aardigs. Het is een ontzettend fraai boek met een nadeel: Als je het leest wil je het ook meteen zelf proberen.
Per ongeluk sla ik de index open en mijn oog valt op de lijst recepten. En dan eigenlijk op het berenklauwrecept. Nee, niet het ding uit de snackbar, maar de plant, de gewone berenklauw. “Men plukt alleen de heel jonge spruiten, vooraleer het blad zich ontkruld heeft. Men spoelt die in koud water en kookt ze daarna in een grote pan, zonder….” Nee! Stop! Je koopt het boek maar.

Plaats een reactie