Wildpluk Compendium is imponerend

Het Wildpluk Compendium heeft als ondertitel ‘de complete eetbare flora van de Lage Landen’. Marion de Kort heeft geen moeite bespaard om een ronduit imponerend boek samen te stellen, waarin je van vrijwel elke plant kunt opzoeken of het eetbaar is en wat de onderscheidende inhoudsstoffen zijn. Geweldig!

Compleet

De ondertitel had misschien beter ‘de complete (on-)eetbare flora van de Lage Landen’ kunnen zijn. Want alle planten staan er in, dus ook die je beter niet kunt eten. Er zijn in Nederland bijna 3.900 plantensoorten, waarvan 1581 vaatplanten, 970 groenwieren, 623 mossen en 720 overige planten. Aldus Naturalis, ons Nationaal Natuurhistorisch Museum. Als we van dit boek de index op Latijnse naam snel tellen, dan komen we op zo’n 45 kolommen van 45 namen = 2025 stuks. De Kort geeft zelf aan dat ze zich op landplanten (vaatplanten) richt en de wieren niet uitputtend heeft opgenomen. Je mag dus zeggen dat het inderdaad ‘de complete flora’ is. En dus een compendium – een alles samenvattend geheel.

Het boek is echter geen veldgids waarmee je kunt vaststellen welke plant je hebt gevonden (determineren). Het boek is ook geen medisch handboek voor natuurgenezers. En het is ook geen kookboek met kant-en-klare recepten. Maar het laat van elke plantensoort zien welke werkzame bioactieve stoffen erin zitten (fytonutriënten), of je de plant (daarom) kunt eten en hoe je de plant dan kunt gebruiken. En meer.

Marion de Kort vertaalde eerder het van origine Duitse Eetbare Wilde Planten, een uitermate handig boek om de meest voorkomende tweehonderd eetbare planten te herkennen en te zien wat je ermee kunt. De Kort werkt zorgvuldig, ze vertaalde en hertaalde en verwijderde alpine planten en vulde het aan met kustplanten. Die zorgvuldigheid vinden we ook in dit compendium terug.

Achterin zijn twee indices: een op Latijnse en een op Nederlandse naam. En – hoera! – twee leeslinten. Daarmee is het een onmisbaar boek voor iedereen die minder of meer uit de natuur wil eten. Punt uit.

TitelWildpluk Compendium – de complete eetbare flora van de Lage Landen
VanMarion de Kort
Uitgevereigen productie
ISBN978 90 76189 918
Verschenen26 oktober 2021
Prijs€ 55
Verkrijgbaar bijKies voor de boekhandel van steen en cement. En als je een webshop prefereert, kies dan alsjeblieft de onze. Zo sponsor je indirect ons werk.

Wat is een eetbare plant?

Het boek omvat alle landplanten van de Lage Landen (Benelux) en een significant deel van de zeeplanten (wieren). De indeling is naar familie, geslacht en daarbinnen op soort. Zoals het hoort. Maar wat is een eetbare plant? De Kort is zorgvuldig: niet elke eetbare plant is geschikt voor voeding. Zo betrapten we een jaar geleden groothandel Hanos erop dat ze smeerwortel als culinaire specialiteit bij de groenteafdeling in de aanbieding hadden. In dit boek wordt met *** geschikt als voedingsmiddel aangegeven, ** is ook wel geschikt, maar minder en met * is risicovol.
Smeerwortel heeft terecht een *.

Hoofdstuk 1 – de beschrijving van alle planten – beslaat 374 van de 517 bladzijden die het boek telt. Per geslacht zijn eigenschappen, culinair gebruik (bloemen, groene delen, wortel enz), tuinieren beschreven.
Het boek is daarmee uitstekend geordend. Ideaal is onhaalbaar, een boek is tweedimensionaal. Zo is het een keus: maak je de indeling op Latijnse naam of Nederlandse? Nu zullen weinigen onder ons alle Nederlandse familie- en soortnamen kennen, laat staan de Latijnse. De Kort heeft gekozen voor de Nederlandse benaming. Dat kan, gezien de volksnamen, lastig zijn. Maar iemand die pissebloem gebruikt, weet ook wel dat het officieel paardenbloem is. En voorts, als van alle planten alle volksnamen moeten worden opgenomen, dan wordt het boek nog eens zo dik.

Blaassilene
Anjerfamilie

Blaassilene

Toen ik eens een recept met blaassilene op Facebook plaatste, reageerde Marion nogal fel. “Blaassilene bevat saponinen en die breken de celwanden af,” zei ze. Blaassilene is in Nederland een wilde plant en in Italië een groente (stridolo), waarvan je het zaad in de winkel koopt en op internet recepten kan vinden. Maar je moet niet, zoals voor meer dingen geldt, het iedere dag eten. Achteraf denk ik dat Marion op dat moment deze plant aan het beschrijven was 🙂 We zoeken het in het Compendium op, pagina 22, Silene vulgaris.
“Eet de scheuten vanwege het behoorlijke gehalte aan saponinen zeer matig, dus incidenteel als een delicatesse en niet rauw.” Blaassilene heeft **. (Wij vinden blaassilene zeer smakelijk. Rauw is het als gras, maar bij verwarming krijgt het een verrukkelijk licht citrusaroma.)

Bovenaan de bladzijde staat dat het tot de anjerfamilie behoort. Je moet dan even terugbladeren naar de eerste pagina waarop de familie wordt aangekondigd, want daar staat de fytochemie (zie ook onderaan deze recensie). En, eerlijk is eerlijk, van sommige families is dat niet bekend. Dan staat er ‘onbekend’. Het klinkt raar, maar dat maakt het boek gewoonweg geloofwaardig,

Het tweede hoofdstuk betreft toepassing in de keuken of bij voedselbereiding. Het is geordend naar soort van gebruik. Dus welke planten kan je gebruiken voor bijvoorbeeld azijn, bloemen (eetbare), bouillonpoeder, chutney, maar ook diverse gebaksels, wat als groente is te gebruiken (een fikse lijst), ijs, koffiesurrogaat, likeur (een oranjebittertje van engelwortel), siropen en specerijen (

“Het is zowat verbazingwekkend dat ons keukenkastje boordevol exotische kruiden staat. De wilde planten van onze eigen bodem hebben minstens zo mooie aroma’s”

), thee (uiteraard) tot en met zaden en zouten. Dit is een uitgelezen hoofdstuk voor diegenen die een beetje kunnen koken en ook van experimenteren houden. Lang Leve de Zelfvoorzienendheid!

Oogstkalender

De oogstkalender vult het derde hoofdstuk. Per seizoen staat gecategoriseerd aangegeven wat er aan de orde is. Dus voorjaar, stuifmeel van berk, den enzovoorts. Als je tenminste stuifmeel wilt oogsten.

In de winter overwintert een aantal planten met blad, of beter: bladrozet. Dat kan je dan gewoon als wintergroente oogsten, inclusief (pen-)wortel.

Eetbare Tuin

Hoofdstuk 4 is ‘De eetbare tuin’. Wij hebben zelf een Eetbare Siertuin waarin ook veel wilde planten staan. In dit hoofdstuk wordt een opsomming van planten in groepen gegeven: borderplanten, klimplanten, bosrand/kruidlaag enzovoorts. Het leuke eraan is dat dit overzicht verder reikt dan het aanbod van tuincentra en de meeste kwekerijen. De auteur noemt het zelf een wegwijzer.
De lijsten beslaan een bladzijde of vijf – het is geen sluitend beplantingsadvies. Je moet zelf kiezen en beslissing. Want wil je je tuin aanplanten, dan moet je enigermate ecosystematisch te werk gaan, dus rekening houden met de  biotoop die de plant belieft. Grondsoort, hoogte, zon of (half-)schaduw en dergelijke. Die gegevens vind je terug bij de beschrijving van de plant onder het kopje ‘Tuinieren’.
Heel bijzonder vinden wij de lijst die De Kort bij moestuin geeft. Vogelmuur (heel gezond), weegbree en knopkruid kennen we wel. Die komen links en rechts tussen de cultuurgewassen op en oogsten en eten we gewoon mee. Maar heb je ooit overwogen om mariadistel in de moestuin te plaatsen?

Over fytonutriënten

De laatste twee hoofdstukken zijn ‘les’.

Ken jezelf, luister naar je lichaam. Waarmee niet gezegd is dat je voor elke wilde plant die je wenst te nuttigen uitgebreid met jezelf in overleg moet gaan. Maar geen lichaam is 100% perfect. Soms moet de werking van een orgaan worden gestimuleerd of geremd.

Het is over het algemeen zo dat de wilde voorouders van huidige cultuurgewassen veel meer gezonde stoffen in zich hebben. Het boek Eating on the Wild Side van Jo Robinson legt dat – wetenschappelijk bewezen(!) – naadloos bloot. We hoeven alleen maar de cichorei te noemen – witlo(o)f is haar bitter kwijt. Maar de wilde cichorei is zeer bitter. En dat schrijft De Kort ook in 5.2 (zie hiernaast).

Het Voedingscentrum – slogan: eerlijk over eten, maar zeker beïnvloed door de levensmiddelenindustrie als je ziet waar de directeur voorheen werkzaam was en welke functies de leden van de Raad van Toezicht vervullen – benoemt fytonutriënten, maar zegt:

“In principe kan het lichaam ook zonder bioactieve stoffen. Aangenomen wordt dat dezelfde functie of activiteit ook door andere voedingsstoffen kan worden vervuld. Het is ook mogelijk dat de betreffende functie of activiteit niet essentieel is voor de mens.”

Dit is onzes inziens een nogal sturende woordkeus – ‘aangenomen wordt’ en ‘het is ook mogelijk dat’. Zeg dan dat je het niet weet.

Maar een heel eind verderop op dezelfde website staat:
“De groep bioactieve stoffen wordt steeds groter door de zoektocht naar nieuwe stoffen met een gezondheidsbevorderende werking. Bioactieve stoffen komen van nature voor in voedingsmiddelen, maar kunnen ook in geconcentreerde vorm worden toegevoegd aan een voedingsmiddel om een bepaald gezondheidseffect te bereiken.”

En dan moeten we subiet denken aan dit bericht dat oktober 2021 in de pers verscheen: “Medicinale kracht van voeding lijkt op werking van geneesmiddelen.
Als je dat leest, dan realiseer je je hoe we zijn losgezongen van de natuur. De botanici uit de geschiedenis, van de oude Grieken tot pakweg in negentiende eeuw, waren vrijwel allemaal (ook) artsen.
“Wij zien nu dat sommige voedingsstoffen heel gericht kunnen hechten aan specifieke receptoren van specifieke cellen, net zoals geneesmiddelen,” zegt onderzoeksleider Saskia Braber. (Ze beseft kennelijk niet dat veel geneesmiddelen zijn ontwikkeld op basis van eigenschappen van planten die een heilzame werking vertonen.)
Het allermooiste van dit bericht is natuurlijk dat nu wetenschappelijk is aangetoond dat voeding – dus ook planten – werken als geneesmiddelen.

Wildpluk jaartraining
In het compendium worden in het zesde en laatste hoofdstuk de stoffen korter of iets langer beschreven. Wil je echt de heilzame werking weten, volg dan een herboristenopleiding en koop Groot handboek geneeskrachtige Planten van Geert Verhelst. Of, weet je wat? Volg de wildpluk jaartraining die Marion de Kort verzorgt.

Plaats een reactie