Ketelbroek drie jaar later

Op 30 augustus 2014 brachten we een bezoek aan Foodforest Ketelbroek. Drie jaar later zijn we er weer. Wat is er veranderd? Zijn we met zijn allen wijzer geworden? Wouter van Eck heeft een boeiend verhaal en zijn voedselbos is een fraai project dat aangeeft welke richting we met de landbouw op moeten.


Entree, een pad langs rozebottelstruiken (links).

Om met de eerste vraag te beginnen: eigenlijk is er weinig veranderd in drie jaar. De bomen en heesters zijn overduidelijk gegroeid, maar er zijn geen opvallende veranderingen. We misten een paar planten die er toen wel stonden, zoals de varens en palmen, maar misschien staan die er nog wel, aan het oog onttrokken.

Lees hier het relaas over ons eerste bezoek aan Ketelbroek


Langzamerhand wordt het een ieder wel duidelijk dat de natuur door de huidige landbouwmethoden een opdonder van jewelste heeft gekregen. De hoeveelheid weide en akkervogels is de afgelopen twintig jaar met dertig miljoen stuks afgenomen, het insectenleven is verstoord en de bodem is door overbemesting en uitputting in deplorabele toestand geraakt. Fosfaatplafond is een woord dat iedere Nederlander die het nieuws een beetje volgt, inmiddels wel kent.
We moeten over naar een meer natuurlijke aanpak. De natuurlijke toestand en symbiose van een bos is het voorbeeld hoe je voedsel kunt “verbouwen” zonder toevoeging van mest en zonder bestrijdingsmiddelen. Als het eenmaal goed draait, is de productiviteit in termen van voedingswaarde per oppervlakte vele malen hoger dan bij reguliere monoculturen.


Voedselbos als containerbegrip

In de afgelopen drie jaar is het fenomeen voedselbos helaas tot een containerbegrip geworden van een allegaartje van fruittuinen, permacultuurtuinen, moestuinen met twee appelbomen tot weet-ik-veel-wat. Het enthousiasme is lovenswaardig, maar het zijn geen voedselbossen. Zelfs niet in wording.
Een echt voedselbos ontwikkelt zich langzaam over vele decennia. De realiteit is dat een voedselbos In feite voor de volgende generaties wordt aangelegd. Nou ja, het duurt op zijn minst over vijftien jaar eer het enige vruchten afwerpt. Een bos vraagt geduld. Hebben we dat in deze Westerse wereld?


Eetbare Siertuin vs Ketelbroek

De rijke grond geeft grote klaverbladen en handgrote weegbree.

Het oudste voedselbos van Nederland is Ketelbroek. Anno 2009. En dat is piepjong. Onze Eetbare Siertuin (anno 2012/2013) mag voedselbos heten: Het voldoet aan alle criteria en ligt bovendien aan een heuse bosrand. Maar we hebben voor een andere naam gekozen. Want wat Wouter van Eck op de voormalige maïsakker laat gebeuren, is niet iets dat men zo snel in een park, perk, plantsoen of de eigen tuin wenst.

Desalniettemin is de filosofie van Ketelbroek en onze Eetbare Siertuin identiek: Een natuurlijke eetbare bostuin.


Ketelbroek is voor boswachters Het verschil zit ‘m in de kruidlaag. Wij hebben in onze Eetbare Siertuin naast de bomen en heesters ook een kruidlaag met vaste planten, bollen en dergelijke aangeplant. Op Ketelbroek gaat de natuur hier vanaf de eerste minuut ongeremd zijn gang. Bij ons vraagt het in de beginjaren enige sturing en onderhoud, bij Ketelbroek dus niet. Het beoogde effect is echter hetzelfde: planten sterven af, blad composteert en vormt een voedzame laag.
De benadering van Ketelbroek levert een mooi ecologisch inzicht in Nederlandse pioniersplanten en hun nut.


Disclaimer

Ruigte. Bomen en heesters groeien er uiteindelijk bovenuit.

Zondag 3 september 2017 zijn we met een groep mensen uit onze gemeente op bezoek bij Ketelbroek. Direct aan het begin matigt Wouter onze verwachtingen.
“We zijn in 2009 begonnen en kom over honderdvijftig jaar nog eens terug om te zien hoe het is geworden,” zegt hij, doelend op oerbossen die we niet meer kennen. “Wat jullie straks zien is een nog jong project.” In 2009 zijn hij en zijn kompaan Pieter begonnen met de aanleg van het bos op een door hen aangekochte maïsakker. De grond is door het boerenverleden erg rijk aan nutriënten.
Ketelbroek – het zit in de naam (broek) – is een vochtige omgeving. Omdat bomen als walnoten graag met een pen diep wortelen, is in overleg met het waterschap een deel van het terrein afgeplagd en het andere deel van de voorheen maïsakker verhoogd om de bomen worteldiepte te geven. Het afgeplagde deel vormt een overloopgebied voor als er veel water is.


Dwarse bergketens

De akebia quinata draagt vrucht. Ze is eenhuizig, maar zelfsteriel.

“We bouwen een voedselbos en dat doen we nog steeds. We weten niet hoe het wordt, we weten wel dat het functioneert als een natuurlijk bos.”
In Nederland hebben we van nature weinig voedselplanten. Dat komt door de ijstijden, legt Van Eck ons uit. Die hebben door de extreme koude het bestaan van veel planten onmogelijk gemaakt, ze uitgeroeid. In gebieden als de VS en Azië lopen bergketens in noord-zuidrichting. Dat betekent dat door het ijs verdreven de gewassen zich bij de opwarming weer op natuurlijke wijze noordwaarts konden uitzaaien. In Europa liggen de bergketens echter oost-west; dat vormt een barrière voor planten. Een in Italië wilde eetbare plant zaait zich niet zomaar over de Alpen uit naar ons laagland. Het is hier dus schraal. Veel gewassen die we kennen zijn exoten, soms inmiddels als inheems erkend. Dat geldt ook voor de in het voedselbos aangeplante bomen en struiken.


Voedselboswachter

Geen grondverbetering Niet wieden
Niet bemesten
Niet schoffelen
“De boswachter heeft het in de naam van zijn functie. Hij moet wachten,” duidt Wouter van Eck het natuurlijke ontwikkelingsproces. “Een moestuin is hard werken. Wij doen niets.”

Na pioniersplanten als melde vestigen ridderzuring en distels zich op het jonge, brake terrein. Deze laatstgenoemde wortelen diep en maken de bodem luchtig voor andere gewassen. De kruidlaag van Ketelbroek wordt thans gedomineerd door brandnetels en (kweek-)gras. Maar we zien ook klavers, weegbree, paardenbloemen.

“Wij schoffelen niet, wij wieden niet, wij verbeteren de grond niet. We bemesten niet. We wachten. De natuurlijke gewassen sterven af en verbeteren zo de grond. Daardoor groeien de bomen en de heesters. Als die voldoende groot zijn is het tijd om meer aandacht aan de kruidlaag te besteden.”


Natuurlijke fosfaten

Wouter legt uit dat de hazelaar waar hij voor staat, een hoogproducerende cultivar is. Zo kan je verlies leiden aan dieren die mee willen eten.

Net als drie jaar geleden, oogt het voor de leek nog steeds als een zooitje. Maar het verhaal van Van Eck is plausibel en boeiend. Het is een natuurlijk experiment; een natuurlijk verloop. We begrijpen het. We begrijpen hem als hij vertelt over de mycorrhiza – de symbiose van schimmels en microben enerzijds en boomwortels (rhizomen) anderzijds. Het ligt in het woord verscholen.
Het kost tijd om dit systeem op te bouwen, maar uiteindelijk maken de bacteriën en schimmels fosfaten vrij die de bomen en andere planten nodig hebben. De bomen geven koolhydraten terug.
“Dit proces wordt verstoord als je door bemesting fosfaten gaat toevoegen om snel resultaat te krijgen. Dan hebben de planten de schimmels niet meer nodig. En uiteindelijk verarmt het bodemleven.” Puur fosfaat komt amper vrij in de natuur voor. Het wordt op twee plaatsen in de wereld gewonnen: in China en Marokko (Spaanse Sahara). En die bronnen zijn eindig.


Cirkel

In het midden van de cirkel de gele bamboe

Ketelbroek is in een cirkel met een straal van 16 meter aangelegd. De vegetatie is van buiten naar binnen aflopend. Noem het een schaal. In de windrichtingen zijn de daar best behorende bomen en heesters geplant. Dus bijvoorbeeld op het oosten (in het westen) de mispel, die aan een halve dag zon wel genoeg heeft. In het noorden, dus op het zuiden, staan abrikozen. En het diepe donkere bos ligt in het oosten. Hier zijn in eerste instantie pioniersbomen als wilgen en populieren geplant die snel groeien. Daarvoor de zware notenbomen. “Tamme kastanjes worden uiteindelijk heel groot. Maar dat duurt jaren. We plantten ze twintig meter uit elkaar en ertussen abrikozen. Die geven na drie jaar al vrucht en hebben een levensduur van twintig jaar. Dat sluit mooi aan.”
Tussen de walnoten van diverse afkomst staan robinia’s. Die worden bijgesnoeid als de kroon de walnoot in de schaduw dreigt te zetten.


De gele bamboe met eetbare scheuten.

Het ontwerp van een voedselbos als Ketelbroek – elke vorm van voedselbos of Eetbare Siertuin – is kennisintensief. Je moet weten wat de oorspronkelijke biotoop van de bomen en heesters is.

“Aan de kruidlaag besteden wij nu weinig aandacht. We onderscheiden zones met volle zon, zones met halfschaduw en het donkere bos. Als het donkere bos echt donker wordt kunnen we bijvoorbeeld de struisvaren planten. Een eetbare varen die niet tegen zon kan.”


Verdienmodel – investeren in de toekomst

Wouter van Eck is een en al passie en ook realiteit. Hij heeft al duidelijk gesteld dat het nog zeker vijftien tot twintig jaar duurt voor het bos voldoende productief is. En daarna wordt het alleen maar meer. En dat zonder enig onderhoud. Dat heet investeren in de toekomst.
Maar hij heeft zijn baan kunnen opzeggen en wijdt zich volledig aan de boodschap van het voedselbos: de landbouw moet anders.
“Een vijfde van mijn inkomen komt uit het voedselbos. Tweevijfde komt uit cursussen en tweevijfde komt uit ontwerp, advies en aanleg,” verklaart hij. Hij laat in het midden wat zijn jaarinkomen is.
Maar dat zal niet dat van een minister zijn. Van Eck vervult een pioniersrol.

Die pioniersrol geldt ook de vele mensen die door het aanleggen van een voedselbos een andere vorm van agrarisch bedrijf denken te beginnen. Maar zij zijn geen Wouter van Eck. Zij moeten vele jaren wachten eer ze iets kunnen verdienen. Een voedselbos is met name voor eigen gebruik en leuk voor innovatieve restaurants.
“Elke week komt Emile van der Staak van restaurant De Nieuwe Winkel hier plukken. Maar hij bereidt geen complete maaltijden met planten. Het zijn voor hem smaakelementen waarmee hij experimenteert. Ook iemand van een cateringbedrijf komt af en toe wat bloemen halen. En binnenkort wordt er geplukt voor een bierbrouwer.” Het zijn geen vette inkomstenbronnen, het zijn wel die bedrijven die helpen het bewustzijn van ons eten te vergroten.

 

5 gedachten over “Ketelbroek drie jaar later”

  1. Dat is voor boeren die willen omschakelen niet te doen. Dit duurt voor hen veel te lang. Je kunt alleen maar op deze manier werken als je er financieel onafhankelijk er van bent.
    Dit is echt bos, met eetbare soorten.

    Er is ook nog een andere manier om een Voedselbos aan te planten, waar je wel sneller een boterham in kunt verdienen, en toch de natuur geeft wat hij nodig hebt.

    Een Voedselbos kan op meer manieren vorm krijgen.

    Beantwoorden
    • Jawel. Ook boeren kunnen omschakelen. Maar niet radicaal naar het systeem van Wouter. Lees dit. Wat mij betreft doet Wouter een ecologisch experiment en vervult hij met zijn voedselbos een pioniersrol om zo de landbouw te veranderen. Afgeleiden worden al toegepast (rijenteelt). In Nederland nog weinig.

      Wat Wouter doet is op natuurlijke wijze een bos(rand) maken met bomen en struiken die tot voedsel dienen. Later, ooit, komt het meer eetbaar maken van de kruidlaag aan de orde. Het is bij Ketelbroek is bovendien boeiend om te zien hoe het ecosysteem zich herstelt en langzaam haar werk doet. We kunnen er van leren.
      In onze Eetbare Siertuin gelden dezelfde uitgangspunten, maar wij hebben de kruidlaag aangeplant waaronder ook nutsplanten zoals smeerwortel, lupines (stikstofbinders), insectenplanten e.d. ertussen. Maar ook wij doen niet aan grondverbetering. Bij ons moet het systeem zichzelf ook instandbouden.

      Alle tussenvormen – ik zag laatst een filmpje met twee fruitbomen waartussen groenten werd geplant – voldoen niet aan de criteria van een voedselbos. Laten we het dan ook niet zo noemen. Het zijn eerder ecologische moestuinen, al dan niet met toegepaste permacultuur en/of combinatieteelt. En in een moestuin mogen ook gerust wat fruitstruiken en bomen staan. Dat deden onze (voor-)ouders ook al. Maar dat is geen voedselbos.

      De snelste manier is kringlooplandbouw. Ook dat wordt al 4000 jaar toegepast en kent eigenlijk geen toegevoegde bemesting. Het is maar hoe je het bekijkt.

      Beantwoorden
  2. De definitie van een voedselbos die Wouter hanteert is: “Een door mensen ontworpen systeem, gebaseerd op meerjarige houtige soorten, gericht op voedselproductie en functionerend volgens de ecologische principes van een natuurlijk bos.” Volgens die definitie zijn inderdaad de veel kleinere projectjes die overal onder de noemer ‘voedselbos’ uit de grond springen geen voedselbos. Want die kunnen nooit (ook niet over 150 jaar) als natuurlijk bos functioneren. Daarvoor is toch een zekere omvang nodig. (Volgens Wouter minimaal een halve hectare, wat overigens kleiner is dan veel varkensstallen…)
    Ik onderschrijf dat Ketelbroek een interessant experiment is. En dat je enorm veel kennis moet bezitten om iets dergelijks aan te leggen. Om niet te spreken van de bureaucratische horden die je moet nemen… Tegelijkertijd is de aanblik van Ketelbroek wel even slikken voor de gemiddelde Nederlander. Manshoge brandnetels… dat is een stuk minder idyllisch dan de termen waarin een voedselbos vaak wordt beschreven. En daarmee werpt het concept voor zichzelf weer een extra horde op. Dan toch maar iets meer cultiveren? Het blijft zoeken. Dat geeft niet, daarmee zijn we allemaal pioniers.

    Beantwoorden
    • Klopt. Die halve hectare klopt ook wel ongeveer. Het kan iets minder. Zoals ik in het stuk schrijf, wij hebben een Eetbare Siertuin, dus wel met een ingeplante kruidlaag, maar verder hetzelfde. Ik zeg altijd:”Ik wil de overburen overtuigen.” Het is voor ons om iedereen te laten zien wat er allemaal mogelijk is en eetbaars bestaat.
      We hebben een hectare grond, de Eetbare Siertuin van 1700 m2 is aan de bosrand. Dus dat is ons “geluk”.

      Beantwoorden
    • Ik zag zo-even je website. Er is meer dat ons bindt, ik zie ook Gerrit Box. Met hem zijn we, na het aanleggen van onze filters, bevriend geraakt. Hij vertelt ook nooit wat…. (volgens mij was hij een week geleden nog hier).

      Beantwoorden

Plaats een reactie