Recepten met artisjok

Artisjok

Oorspronkelijke versie: 2 september 2009, bijgewerkt op 28 oktober 2024

Leestijd: 27 minuten

Inhoudsopgave

Cynara cardunculus var. scolymus of Cynara scolymus

Artisjok (Nederlands); artichoke, French artichoke, globe artichoke, green artichoke (Engels); Artischocke (Duits); artichaut (Frans); alcachofera (Spaans); carciofo (Italiaans)

C. scolymus suggereert een eigen soort. Uit onderzoek eind vorige eeuw is dit onjuist gebleken. Het is een variëteit van kardoen [20].

Naam

Het Latijnse cynara komt van het Griekse kynara/kun/kyon dat hond betekent. Cynara betekent gelijkend op hondentanden. Scolymus duidt op een stekelige of gedoornde plant (zie ook Spaanse gouddistel) of Cardunculus komt van het Latijnse cardus dat kleine distel betekent (kardoen).

De naam artisjok in al haar vormen in Westerse talen is etymologisch terug te voeren op het Spaanse alcachofa dat van het Spaans-Arabische haršûfa dat van het Arabische al-harshuf of al-kharshof – en ongetwijfeld nog tientallen andere schrijfwijzen – komt. Curieus is dat het hedendaagse Arabische woord voor artisjok ardi-shoki is, dat is afgeleid van het Engelse artichoke. En daarmee is het taalcirkeltje rond. (Het Italiaanse carciofo komt ook van het Spaanse (al)cachofa.)

Maar het kan ook, via Arocum, Alcocalum, Articocalus en Articcoca, afgeleid zijn van het Latijnse coculum, dat kardoen betreft [20].

Het Spaanse alcachofa werd in het Noord-Italiaanse dialect van Lombardije en Piemonte artciocch en articiocco.

Plant

Artisjok is lid van de composietenfamilie Asteraceae, waar sla, andijvie, schorseneer, haverwortel, paardenbloem en meer, ook lid van zijn. Het is een overblijvende plant. In de herfst van het eerste groeijaar heeft de plant een basisrozet gevormd. De daaropvolgende jaren groeien daar 0,5 tot 2 meter lange stengels met een bloemknop. De geveerde, stekelige bladeren zijn zo’n 80 cm lang en 40 cm breed. De onderkant is met grijze, viltige haren bedekt.

Bloemknop

De mandvormige ongeopende bloem, is wat wordt geoogst. Vergeleken met de in het wild groeiende artisjokken, hebben de gecultiveerde varianten een fiks grotere bloeiwijze.
De basis van de bloeiwijze is zeer vlezig (de zogenaamde artisjokbodem). De vlezige, dakpansgewijs over elkaar liggend schutbladeren zijn bij gecultiveerde vormen nauwelijks stekelig. Als de knoppen niet worden geoogst, komen er paarse, buisvormige bloemen uit.

Door de vroegere bloei zijn meerdere oogsten per jaar mogelijk.

Historie

Samengevat

Artisjok is een cultuurvorm van de kardoen, geselecteerd op grote bloemhoofden. De stamvader van zowel artisjok als de gecultiveerde kardoen is Cynara cardunculus subsp flavescens. Het verspreidingsgebied van de wilde kardoen loopt van het oostelijk deel van de Middellandse Zee over geheel Noord-Afrika, de Maghreb. Vermoedelijk is de cultivering van artisjok op meerdere plaatsen gebeurd. De oude Grieken kenden al de wilde kardoen. Het is mogelijk dat zij deze, tijdens de periode van Magna Graecia op Sicilië hebben geïntroduceerd, dat het daar is gecultiveerd en door de Romeinen is overgenomen. Het is namelijk aannemelijk dat deze een vroege vorm van artisjok kenden. Dat moet rond het jaar 100 na Christus zijn geweest. Spanje is een ander land dat een rol speelt. Omdat dit een periode Romeins is geweest en daarna Moors-Arabisch. De grote doorbraak van de artisjok ligt in Italië, aan het eind van de Middeleeuwen. Artisjokken zijn vanuit Napels in Florence geïntroduceerd. Hoe ze in Napels kwamen is echter onduidelijk: of vanuit Sicilië, of vanuit Spanje. Napels (en Sicilië) zijn immers ook lange tijd Spaans geweest. Het Napolitaanse woord voor artisjok lijkt meer op het Spaanse.
Vanuit Italië en Spanje is de artisjok doorgedrongen in Zuid-Frankrijk, in eerste instantie en met name de Languedoc. Artisjok is voornamelijk om de zogenaamde bodem geteeld en was lange tijd symbool van rijkdom voor de landadel. In Nederland is de teelt beperkt gebleven tot hoven, pas rond het jaar 2000 begon, kleinschalig, commerciële teelt.

De Latijnse naam Cynara cardunculus var. scolymus zegt al dat artisjok een variëteit is van kardoen. En dat is wat wetenschappers midden 19e eeuw en anno 2024 van mening zijn: de kardoen en wel Cynara cardunculus subsp flavescens [23], is de voorouder. In essentie is de grootte van de bloemknop het verschil tussen de twee planten. Simpel gesteld: artisjokken zijn kardoenen, geselecteerd voor de grotere bloemhoofden.

Oorspronkelijk komt dit gewas uit het oostelijk en zuidelijke deel van de Middellandse Zee. Van Cilicië, via Iran en met hulp van de Berbers en Arabieren over Noord-Afrika naar het westen tot Spanje. En ook op de Canarische Eilanden. [5 DE]

Sicilië of Maghreb

Het is niet duidelijk waar en wanneer de artisjok ontstond: op Sicilië of Maghreb [12]. Te beginnen bij de vraag of de Romeinen en Grieken de groente artisjok kende, of dat deze later is ontstaan. De oude Griekse literatuur is niet helder [23]. In elk geval is kardoen als tuinplant 800 v. Chr door Homerus vermeld. [5 EN] Deze kan eetbaar zijn geweest, doch niet echt in cultuur gebracht [23]. Er wordt aangenomen dat de Grieken de kardoen, tijdens hun bezetting van zuidelijk Italië (grofweg 620 – 240 v Chr), naar Sicilië brachten. [5 DE] Maar De Candolle [17] zegt dat Theophrastus (Griek, 371 – 287 v Chr) voor verwarring heeft gezorgd door te stellen dat de plant op Sicilië groeit en niet in Griekenland. Wat bedoelde Theophrastus? (We merken op dat in de oudheid veel in en rond de Middellandse Zee werd gereisd, gevaren en gehandeld.) Volgens [23] bevestigt geen enkele van de schrijvende oude Grieken het bestaan van een cultuur, een teelt van het gewas.

De Romeinse tijd is van 753 v Chr tot 476 n Chr. Dat betekende niet dat van meet af aan heel tegenwoordig Italië onder Romeins gezag viel. De Grieken hadden ook hun nederzetting Neapolis (8e eeuw – ca. 4e eeuw v. Chr.) het latere Napels. Dat was een van de machtigste steden van Groot-Griekenland. De Romeinen namen in 241 v Chr de macht op Sicilië over. De cultivering van artisjokken zou pas in de eerste eeuw na Christus zijn begonnen {5 DE]. Op Sicilië?

Het verhaal gaat dat de soldaten van Ptolemaeus III Euergetes I zich in Cyrenaica (Libië) waagden en konden overleven, dankzij distels. En nog steeds eten de herders op de hoogvlakte van Catania (Sicilië) hoofden van distels [23].

Romeinen

Plinius de Oudere (24 – 79 n Chr) schrijft in zijn Naturalis Historia over het telen van carduus in Carthago en Cordoba. [5 EN] En voorts is onduidelijk of Plinius de Oudere en ook Columella (4 – 70 n Chr) met het Oudgriekse scolymos/scolimos het over de artisjok hadden of een andere distel. Want volgens [13] [17] [19] kenden de oude Grieken en Romeinen de artisjok niet.

Columella schrijft in De re rustica (verzen 237 tot 241) over een harige Cynera en haar bloemhoofd. De beschrijving van dat bloemhoofd, de groei en diversiteit in vorm, kan dat duiden op verschillende variëteiten en dus op een relatieve oude vorm van de teelt [23]. De kleine bloemhoofden van de kardoen werden in zijn geheel geconsumeerd. Plinius houdt carduus immers voor een luxe gerecht. Alphonse De Candolle [17] stellig: kactos, kinara en scolimos van de Grieken en de carduus van de Romeinen, zijn allemaal kardoen. Maar het kan zijn dat er toen een eerste vorm van artisjok was (aan het) ontstaan [20].

Apicius heeft in De re coquinaria zeven recepten met spondolii opgenomen, zonder twijfel artisjok, en drie met cardui, vermoedelijk kardoen. [23] [Maar vastgesteld is dat De re coquinaria vooral in de eeuwen na Apicius geschreven. Apicius of niet Apicius, feit is dat de recepten er in staan, van na de 1e eeuw n. Chr, MergenMetz]

Dit en ook de mozaïk uit de 2e eeuw na Chr voeden het idee dat er misschien toch wel een teelt van artisjokken was, en een teelt van kardoen. Temeer daar beide zijn voortgekomen uit Cynara cardunculus subsp flavescens, waarbij voor het ontwikkelen van de artisjok de aandacht ging naar het volume van het bloemhoofd en aan de andere kant naar het vergroten van de breedte van het blad en de hoofdnerf voor. [23]. Aangezien dit selecteren een langdurig en moeizaam proces is en in de 1e eeuw n Chr een “hoogtepunt” bereikte, moet het ergens in na de derde eeuw voor Christus zijn begonnen [23].

Sinds circa 200 v Chr heersten de Romeinen over een deel van Spanje. Daarna namen de Omajjaden het over. Aannemelijk is (dus) dat de Romeinen de teelt van kardoen en artisjokken ook naar Spanje hebben gebracht en onder het regime van de Omajjaden is het gewoon verder geteeld.

Abu Zakariya Yahya ibn Muhammad ibn Ahmad ibn Al-‘Awwam Al-Ishbili, of kortweg: Ibn al- ‘Awwam, was een islamitisch landbouwer in de twaalfde eeuw, in de buurt van Sevilla. Hij stelde een omvangrijk handboek Kitāb al-Filāḥa (Boek over landbouw) samen, waaruit blijkt dat de artisjok daar, in de 12e eeuw, werd geteeld [10].

Egypte

Zaden van (wilde) artisjok, gedateerd in de periode 100-200 n Chr (Romeinse tijd), zijn aangetroffen bij opgravingen in de groeve Mons Claudianus in Egypte [9] [5 EN]. Het wordt echter betwijfeld of in het oude Egypte kardoen of artisjok werd geteeld [23]. Tekeningen in en op monumenten zijn te onduidelijk en er bestaat ook geen woord voor in het Hebreeuws, terwijl de Joden het ongetwijfeld in Egypte moeten hebben gezien, als het er was. [De exodus is gedateerd 1313 v Chr, MergenMetz].
Hetzelfde geldt trouwens ook voor de artisjok in Azië. Er is geen naam voor in het Sanskriet, wat betekent dat het niet oud is en laat in de tijd is geïntroduceerd [17].

Meer plaatsen van oorsprong

De Berbers, het aloude volk van de Maghreb, hebben twee namen: addad voor kardoen en taga voor de artisjok [17]. Dus daar kan het (ook) zijn ontstaan.

Uit het voorgaande kan worden afgeleid dat de artisjok, zoals wij die kennen, zowel op Sicilië is geselecteerd als in Noord-Afrika en met de Moren in Spanje is gekomen. “Daarom lijken de twee gekweekte vormen [artisjok en kardoen, MergenMetz] het resultaat te zijn van parallelle, gerichte selectie voor verschillende eigenschappen [….] ” [20] Het is ook wel logisch, misschien zijn er veel meer plekken van oorsprong. Als kardoentelers al kleine bloemhoofden oogsten, dan zullen ze planten met grotere bloemhoofden koesteren en selecteren.

Fraaie bloemen

In [11] lezen we dat de Arabieren op een fraaie bloem van de artisjok hadden geselecteerd. [13] houdt het erop dat dit in Napels gebeurde. Deze stad was lang Grieks, net als Sicilië. Maar Napels en Sicilië waren ook Spaans. Vermoedelijk kwam de artisjok uit Spanje, het Napolitaanse Carcioffola lijkt meer op het Spaanse Cachofa dan het Siciliaanse Coccociulo [23].

In elk geval gaat het hier om de eerste keer dat artisjok echt, als zodanig, is beschreven. Filippo Strozzi nam in 1466 artisjokken mee van Napels (niet van Sicilië, zoals in andere bronnen staat) naar Florence [11] [12] [20] en tegen 1480 was het een geliefde curiositeit in Venetië.

En van daar uit verspreidde het zich verder. In 1532 wordt het in Avignon vermeldt en zo trok het verder. In 1541 heet het in Cavaillon carchofas, In 1544 wordt het ook in Orange vermeld. Enzovoorts. Wat duidelijk is is, dat men de bloemknoppen in siroop als een luxe, afrodiserend hapje beschouwt [11].

Volgens [15] kwam de artisjok, zoals wij die kennen, van de Levant, via Sicilië in Italië. Een opmerkelijke route.

Verder Europa in

[5 DE] zegt dat de artisjok door het huwelijk van Caterina de’ Medici met Henri II, koning van Frankrijk, (beiden toen veertien jaar jong) in 1533 naar Frankrijk kwam. [5 EN] zegt dat de Nederlanders de artisjok in Engeland introduceerden en dat ze in 1530 in de tuin van koning Hendrik VIII stonden. [Dit is ongetwijfeld Jerusalem Artichoke, de aardpeer, MergenMetz] Volgens [14] was het in 1548 dat de artisjok uit Italië in Engeland arriveerde.
Artisjok raakte ‘in’ bij de Europese hoven en het bereiden van artisjokharten kwam in de zeventiende eeuw voor in allerlei kookboeken. Tot aan de Franse Revolutie (1789-1799) waren artisjokken in de tuin het symbool van rijkdom van de Franse landadel [5 DE].

Artisjok zonder bloemknop – Uit: New Kreüterbuch

Leonhart Fuchs

In zijn New Kreüterbuch (1543) heeft Fuchs de Strobildorn opgenomen, ook bekend als Cardchoffil. Het is een uitheems gewas is en de Griekse naam Scolymus luidt, de Latijnse is Strobilus en Cinara.
“Zu unsern zeiten würt das kraut von etlichen Arocum, von anderen Alcocalum, Articocalus und Articcoca heyssen. Daher kompts das von vilen würt Artischock genent.” Artisjok dus.

Hij beschrijft de plant en zegt over de bloemen dat ze mooi purper zijn, dat de plant niet in Duitsland groeit en dat het vrij recent (“in kurzen jaren”) uit Italië en Frankrijk is gekomen.

Fuchs vermeldt dat de wortel, in wijn gekookt, het lichaam reinigt en dat het jonge blad als asperge is. En dan: “Die Walhen bereyten auch die öbersten Köpfflin wan sie noch jung seind zu der speis.” Dus artisjokken.

{Wahlen, Walhen, Welsch is een oude germaanse benaming voor Romeinen en verromeinsde Kelten. (Vergelijk het keltische Wales in Groot-Brittannië.) Vandaag de dag wordt Welschland nog wel gebruikt voor Retro-Romaans Zwitserland, MergenMetz]

Rembert Dodoens

In het Cruijdeboeck van 1554 heet het in ‘Van Artichauts’ dat er twee soorten zijn: die met brede bladeren, die niet steken, heten Artichauts en die andere, met stekende, dieper ingesneden bladeren heten Chardous. De beschrijving is beknopt. “Artichauts ende Chardous brenghen huer stekende bollen in Ooghstmaent.” (Dat is dus augustus.) De Griekse naam is Scolymos, de Latijnse Cinera of Cynera en Strobilus. Er staat dat het eten van de bollen lust tot bijslapen opwekt. Maar helemaal niet wat en hoe. (Dat staat negentig jaar later in het boek.). Kortom, het is vrij nieuw en Dodoens had van artisjokken gehoord, maar dat was het dan ook.

In het Cruydt-Boeck van 1644, na Dodoens’ heengaan bewerkt door François van Ravelingen, wordt de artisjok vrij uitgebreid behandeld.

Dodoens schrijft dat de stekelige soorten Chardons heten en die zijn niets anders dan “een verergerde ende afgaende Articiocke” waarbij opgemerkt wordt dat het uit hetzelfde zaad voortkomt, waar “daer de ghemeyne ende ontstekelige Artichiocken van gecomnen zijn.” De kardoen wordt als een foute artisjok gepositioneerd. De artisjokken en kardoenen worden in de hoven gezaaid. Komen niet van nature hier voor.
Hij schrijft dat op anderhalve voet hoog en “elken steel draegt op sijn oppeste eenen ronde bol, eerstelijck de gedaente van eenen Pijnappel hebbende, te weten van veel schefferen oft schubben […]” En als die bol opengaat, dat verschijnt er een mooie blauwpaarse bloem.
“[…] ende vrucht is oock eetbaar alsmen de wollachtige oft hayrachtige draeden, midtsgaders [eveneens, MergenMetz] het saet dat daer tusschen schuyle uytneemt, en wegworpt ende het vleesch oft mergh dat daer onder is en is niet slimmer of slechter van smaeck dan het binnebste van den Leeghen Dadelboom of Chamaerrhiphes pleeght te wesen. (Leeghen Dadel-boom is een op een dadelpalm lijkende dwergpalm, die op Sicilië maar ook in Spanje voorkomt en goed gewaardeerde vuichten heeft, is verderop in het boek beschreven.)

Verweckinghe der vleeschlijcke lusten

Deze artisjokbodems worden soms rauw, met peper en zout, “maer wel soo dickwijls met vet vleesch-sop ghesoden ende met Peper vermenght voor een lecker spijse ghegheten ende tot verweckinghe der vleeschlijcke lusten gebruyckt.” Maar ook de middelste ribben van het blad, door “konste van de hoveniers” bleek en mals gemaakt, worden tijdens een banket als lekkernij geserveerd.

Petro Andrea Matthioli

We lezen In ‘Von Strobildorn. Welschdistel. Cap. XIII’ in Matthioli’s Kreutterbuch. „Die Wahlen nennen sie Cardoni, Carrioffi, Archichiochi. Das eine ist stachlecht, das ander ohne stachlen.“ Het woord artisjok is genoemd, maar dat is het dan ook. Er volgt een plantbeschrijving waarbij wordt gezegd dat ze vrij identiek zijn en dat de doornloze meer wordt gebruikt. De Wahlen doen het “mit Erde oder Sandt uberschütten, also bleibt es weiß/zwart und mench essen also das ganze Kraut mit Salz und Pfeffer“ – dat lijkt dus op het bleken van de kardoenstelen.
Je zou verwachten dat in het boek van een geroemd en in dit geval vooral Italiaans botanicus wel zou terugvinden dat het bloemhoofd van de artisjok wordt gegeten. Maar nee, er wordt niets over gezegd, terwijl die er op de tekening zo verleidelijk uitzien.’

John Gerard

In The Herball (1597) noemt Gerard drie typen artisjok: twee tamme en een wilde, waar de Italianen Cardune noemen. Ze zijn er gek op en eten het rauw, Van de eerste, zegt hij dat het zeer op een dennenappel lijkt en dat het fruit (bloemknop) groenrood is. De tweede (middelste) is nagenoeg hetzelfde, maar de kleur is anders. De derde, wilde, wordt niet beschreven, anders dan dat hij het over de stekelige artisjok heeft die in het Latijn Carduus of Spinoza Cinara wordt genoemd. Echter, pas in het volgende hoofdsuk gaat het over ‘Golden Thistles’ die in het Latijn Carduus heten.
Ook hij refereert aan de artisjokbodem “the seed and downe taken away and that which is under is as tender as the braine of the Date tree.” (Daar is de dadelboom weer.)
Opmerkelijk is dat het door andere botanici als een afrodisiacum wordt beschreven en bijslaap stimuleert, Gerard schrijft echter “It stayeth the involuntary course of the naturall seed either in man or woman” – het houdt de onvrijwillige loop van het natuurlijke zaad in man of vrouw tegen – of het moet duiden op niet vroegtijdig ejaculeren.

In de uitgave van The Herball van 16xx is de tekst hetzelfde, doch de afbeeldingen anders. De c. maxia alba is meer gesophisticeerd en de wilde is meer wild.

Johann Rover

De eerste vermelding in een tuin in het huidige Duitsland van artisjok is van Johann Royer (van Nederlandse komaf). Royer trad in 1607 in dienst bij de hertog von Braunschweig zu Lüneburg. In zijn ‘Beschreibung des ganzen fürstlichen Braunschweigischen Gartens zu Hessem’ (1648) wordt de artisjok vermeld [15].

De Moufe-schans van Hondius

In 1621 verscheen ‘Dapes inemptae of De Moufe-schans, dat is de soeticheyt des buyten-levens
vergheselschapt met de boucken’ van Petrus Hondius. Hij had in Terneuzen een voor die tijd bijzondere botanische tuin. Trots als hij was, schreef hij een zogenaamd hofdicht van maar liefst twintigduizend regels. Veel groenten passeren hier de revue, ook Artichoken. Het is even opletten, want de aardperen heten in dit gedicht ‘Artichoken onder d’eerde’.

Den Nederlandtsen Hovenier / De Verstandige Hovenier

In 1669 verschijnt een bundeling van boeken, van Jan van der Groen. Van der Groen was sinds 1659 de tuinbaas van Prins Willem III. Hij werkte op diverse tuinen: Paleis Noordeinde (Den Haag), Huis Honselaarsdijk in Honselersdijk (1665-1670) en daarna, tot zijn dood in 1672 bij Huis ter Nieuwburch (Rijswijk).

Steven Blankaart beschrijft de artisjok in ‘Den Neder-landschen herbarius ofte kruid-boek der voornaamste kruiden’ (1698). Hij heeft het vooral over de teelt, voor het overige bondig.

In Le Cuisine Moderne, deel 4 (1742), van Vincent la Chapelle, staan zeven recepten met artisjokken en twee manieren om ze te bewaren. La Chapelle vertoefde het tweede deel van zijn leven in Nederland en was onder andere chef-kok van Willem IV.

Miller’s Gardeners Dictionary

Philip Miller gaat in zijn Gardeners Dictionary (3e uitgave 1768) uitgebreid in op het telen van artisjokken ‘omdat velen het nog niet kennen’. Opmerkelijk is dat hij refereert aan de strenge winter 1739-1740 waarbij zo’n beetje alle artisjokplanten in Engeland zijn gesneuveld, maar dat er daarna veel planten uit Guernsey zijn gekomen.

Johann Hermann Knoop

Knoop noemt drie soorten ‘Artischokken’ in zijn Beschryving van de Moes- en Keuken-Tuin (1769):

  1. de gemeene artischokke – C. hortensis follis non aculeatis
  2. de seeuwse artischokke – C. hortensis non acaleata
  3. de engelsche artischokke – C. maxima anglica, die John Gerard ook noemt.

De verschillen zijn niet groot, aldus Knoop, maar de vruchten van die Engelse zijn groter en ronder. De Zeeuwse lijkt op de Engelse, alleen wat kleiner. Aardig is dat Knoop verwijst naar de Languedoc, waarover Le Roy Ladurie [11] in 1969 ook de artisjokkenteelt beschreef. Voor wat betreft het huidhoudelijk gebruik noemt hij enige manieren van bereiding, maar het gaat om de bodems.

T.F. Uilkens

In het Groot Warmoeziers Handboek (1855) refereert Uilkens onder andere aan De Candolle. Volgens hem werd het in 1548 uit Barbarije (ongeveer hetzelfde als de Maghreb) overgebracht en komt thans in vrijwel heel Europa voor. Na een uitvoerige beschrijving van teelt en overwinteringsmogelijkheden noemt hij zeven variëteiten:

  1. De groene – “doch wordt wegens hare gevoeligheid, niet zoo veel gekweekt,” aldus Uilkens [24]
  2. De groote groene van Laon (bestaat nog steeds)
  3. De groote camus van Bretagne (bestaat nog steeds) [24]
  4. De witte – “deze verscheidenheid treft men slechts zelden aan”
  5. De violetkleurige – “deze wordt veel gekweekt en verdient om raauw gebruikt te worden, alle aanbeveling” [24]
  6. De roode – “de schubben zijn aan de einden purper-rood, doch van binnen is de vrich geel [….] verdient zij boven allen de voorkeur, doch wanneer men haar de volle ontwikkeling laat verkrijgen, wordt het vleesch hard en onverteerbaar”
  7. De zoete van Gènes – “raauw gebezigd wordende, is deze zelfs nog smakelijke dan de roode” [24]

Met [24] erachter worden in Les Plantes Potagères (1883) van Vilmorin vermeld.

Uilkens wijst erop dat men zich in Frankrijk vooral op het kweken van artisjokken heeft toegelegd. Voor wat betreft de eetbare delen wordt de bodem (knop of stoel genaamd) vermeld als ook de hiel, de basis van de kelkschubben.

Nederland

Artisjokken werden geïmporteerd, voornamelijk uit Frankrijk en het ras/de variëteit Camus [22]. In Nederland kreeg de artisjokkenteelt rond het jaar 2000 enige vorm, maar is klein. Klimaatverandering brengt meer mogelijkheden. Hij beschrijft de plant en teelt uitvoerig.

Internationaal

In 2022 was Egypte de grootste producent van artisjokken met bijna 460.000 ton. Gevolgd door Italië (378.110 ton), Spanje (200.070) en dan Algerije en Peru. Frankrijk leverde 21.750 ton.

Trivia

Zeus en Cynara

In de Griekse mythologie werd Zeus verliefd op de aantrekkelijke nimf Cynara. Zij wees hem af. In zijn woede veranderde Zeus haar in de stekelige artisjok. De huidige Latijnse naam van de artisjok houdt de naam van de nimf levend.

Hartaanval

In het Engels kom je ook wel de naam hartichoke tegen. Deze voert terug op het volksgeloof dat het eten van artisjok slecht is voor het hart en de dood volgt door stikken (to choke) [7].

Artisjokoorlogen

Aan het eind van de 19e eeuw, kwam de artisjok met Italiaanse immigranten ook in de Verenigde Staten. In de jaren 1930 van de vorige eeuw, dwong de maffia, met geweld, het monopolie op handel in artisjokken aan de Amerikaanse oostkust af. Dit werd in1935 gebroken, wat bekend kwam te staan als de artisjokoorlogen.

Artisjokhoofdstad

Castroville, in Californië (Monterey County) beschouwt zichzelf als de artisjokhoofdstad van de wereld. En daar is dan ook het jaarlijkse Castroville Artichoke Festival. Dat begon zo rond 1920, toen Italiaanse immigranten artisjokken gingen telen.

Artisjokken in Gdansk

Hanzestad Gdansk (Danzig) was ooit de graanschuur van Europa. En in de zeventiende eeuw controleerden de Nederlanders de graanhandel. Er werd door de Staten-Generaal speciaal voor deze belangen in 1659 een commissaris in die stad aangesteld. Die gaf grootse feesten. Fijn dat de rekeningen zijn bewaard, want nu lezen we dat er vooral artisjokken, direct uit Italië aangevoerd, werden geserveerd. Lees ook Wat schaft de pot?

Culinair

De onvolgroeide bloemhoofden worden gebruikt – de bloemen zelf verschijnen ook wel eens in boeketten. Van grote artisjokken, dus de bloemknoppen, zijn zowel de onderste vlezige delen van de schutbladeren en de bodems (het artisjokhart) eetbaar. Het hooi of stro, binnen, in het midden is niet eetbaar en wordt eruit getrokken. Lees hier hoe je artisjokken kookt.

Artisjokhart/-bodem is gekookt goed eetbaar, net als de omhullende, vlezige schutbladeren. Die worden doorgaans met een vinaigrette opgegeten, d.w.z. uitgezogen. Artisjokharten worden in diverse gerechten gebruikt, op pizza’s, in salades of, in heel dunne plakjes gesneden, als garnering.

Kleine, baby artisjokken, kunnen in zijn geheel worden gegeten. Net als de doornloze Romeinse artisjok Carciofo Romanesco IGP, ook wel Carciofo Mammoladie genoemd. Deze heeft een Europese oorsprongsbescherming; IGP in het Italiaans en BGA in het Nederlands (Beschermde Geografische Aanduiding). Ze worden gebakken, gekookt of gefrituurd.

Bewaren

Niet, zo vers mogelijk eten.
In de oudere boeken lezen we hetvolgende: snijd de artisjok met een lang stuk steel af en hang het omgekeerd in de kelder of andere koele plaats. Het vocht uit de steel zakt naar beneden en houdt de artisjok redelijk vers.
Artisjokbodems worden ook wel halfgaar gekookt, gedroogd en in zout gelegd, met pekel overgoten.

Voedingswaarde

Per 100 gram:

calorieën21 kcal, 47 kcal*
water92,8 gr
eiwitten (proteïne)2,4 gr, 3,27 gr*
vet (lipiden)0,1 gr
koolhydraten1,87 gr (zie suikers), 10,5 gr*
voedingsvezel10,8 gr, 5,4 gr*
suikers 760 mg glucose, 1,73 gr fructose, 140 mg sacharose
disacharidendie, als ze er zijn, vormen een onderdeel van de koolhydraten
mineralennatrium 47 mg, 94 mg*; kalium 353 mg; calcium 53 mg; magnesium 26 mg, 60 mg*; fosfor 130 mg, 90mg*; ijzer 1,5 mg; koper 320 µg; zink 490 µg*, mangaan 380 µg; selenium 0,7 μg
Vitaminen: 
retinol (A)17 μg (en beta caroteen 100 µg, 8 μg*)
thiamine (B1)140 µg, 72 µg*
riboflavine (B2)12 µg, 66 µg*
niacinamide (B3)900 µg
pantotheenzuur (B5)383 μg*
vitamine B6116 μg*
folaten (totaal – B11/ B9)145 μg (foliumzuur), 68 µg*
choline34,4 mg*
betaine200 μg*
cobolamines (B12)0*
ascorbinezuur (C)7,6 mg, 11,7 mg*
vitamine D0
vitamine E (alfa-tocopherol)190 μg*
Vitamin K (phylloquinone)14,8 μg*
Aminozuren*o.a. __mg arginine; __ mg histidine; __ mg isoleucine; __ mg leucine; __ mg lysine; __ mg methionine; __ mg fenylalaline; __ mg threonine; __ mg tryptofaan; __ mg tyrosine; __ mg valine
Lipiden: 
Verzadigde vetten36 mg*
Enkelvoudig onverzadigd 5 mg*
Meervoudig onverzadigd 64 mg*
Cholesterol0
Purine78 mg
Oxaalzuur8,8 mg

Bron [18] en [6] is alleen als het sterk van [18] afwijkt of aanvult, met * aangegeven

Teelt

Artisjokken moeten om de drie à vier jaar worden vervangen.

Vermeerderen
(na 3 jaar)
Na een aantal jaar is de oorspronkelijke plant fors en uitgedijd. Dat laatste zijn zijscheuten die vlakbij (10-20 cm), ernaast, zijn gaan groeien.
Stekken: neem wortelstekken, van de uitlopers die naast de oorspronkelijke plant groeien, met een stuk(je) blad, wortel van ca. 25 cm lengte. Verwijder het meeste blad. Pot dit op, zet onder glas (kas, koude bak). En plant dit in mei het volgende jaar.
Scheuren: kan ook. Snijd met een spade de hele plant in stukken.
ZaaienDat doe je misschien de eerste keer. In de Lage Landen is het best begin tot medio september te zaaien. Kan nog eens in februari. Het kiemt na een dag of tien.
Uitplanten1 m2 per plant in het voorjaar. Niet tè vroeg, hoewel artisjokken wel wat vorst kunnen verdragen.
OogstHeel jong geoogste bloemknoppen gaan als baby artisjokken over de toonbank. Later oogst je de nog gesloten, vuistgrote bloemknoppen, als de onderste schubben licht naar buiten buigen. Mis je dit moment, dan krijg je mooie bloemen als herinnering.
Na de oogst de bloemstengel uit de plant snijden.

Om grotere artisjokken te krijgen wordt aangeraden de plant tot een scheut of vier te beperken, de overige scheuten wegsnijden. En zijtakken aan de steel, met kleinere bloemhoofden, wegsnijden. (Knoop).

Plantafstand

Per plant 1 m2.

Water

Regelmatig water geven 

Bodem & standplaats

Artisjok houdt van zon en warmte.

Bemesting

Goed bewerkte en bemeste grond. Doe veel compost in het plantgat.

Overwinteren

Artisjokken zijn bij een aanhoudende -10oC ten dode opgeschreven [23].

In onze zachte winters gaat het wel. Er zijn talloze tips in omloop, die, naar onze mening, niet werken. 1.   De artisjok op 30 cm afsnijden en dan inbinden met stro. Plastic erom en de plant aan de grond aanaarden.[2] 2.   De artisjok hoog afsnijden, stro eromheen en dan een grote (!) bloempot erover. 3.   De artisjok net boven de grond afsnijden en losjes dekken met stro.

Circa de helft van de planten legt toch het loodje. Deze middelen leiden tot rotting en verder is de bloempot met stro een uitstekende huisvesting voor muizen in de winter. Wij kennen ongeveer elk soort, dus ook die muizen die onder de bloempot nog even de grond in graven en gevoeglijk artisjokwortel knagen. U bent gewaarschuwd.

Andere manieren van overwinteren zijn:

  • de plant uitgraven, loof wegsnijden en de wortelkluit inkuilen of op een luchtige, vorstvrije plek bewaren;
  • het nemen van wortelstekken, die oppotten, in kas voorkweken
  • de bladeren op 15 cm afsnijden, de rest samenbinden, aanaarden en bedekken met los stro of paardenmest (uit: Knoop)

Rotting is een risico, net zo groot als vorst.

Rassen

Artisjokken zijn kruisbestuivers. Ze worden doorgaans door wortelstekken vermeerderd. Er wordt onderscheid gemaakt in de bloemhoofden: conische en ronde (globe).

Globe

Camus de Bretagne, Castel (beide Frans), Green globe (USA), Gros Vert de Laon (artichaut de Paris), midden 19e eeuw, Brindisino (Italiaans), Catanese (Italiaans), Violet d’Algerie (Algerije), Baladi (Egypte), Romanesco (Italië, groot en paars), Blanc d’Oran (Algerije)

Conisch

Violette van Chioggia / Violetto di Sant Erasmo (C), Violette de Plainpalais (C), eind 19e eeuw, Orlando F1 (ja, een hybride)

Rond en een beetje conisch

Violet de Provence, Blanca de Tudela (Spanje)

In 2004 waren we betrokken bij de opkomst van de Vergeten Groenten-beweging en het daaraan gekoppelde Genootschap der Vergeten Groenten. Initiatiefnemer Jac Nijskens gaf ons wat pootgoed van de conische, paarse hybride Orlando F1. Die heeft de mooiste oogst opgeleverd, maar overwinterde absoluut niet. Daarna zaaiden we herhaaldelijk Green Globe. Mede door een aantal beroerde zomers was het aantal geoogste artisjokken gering.

Zaadteelt

De Nederlandse zomers zijn onvoldoende voor zaadteelt, maar voor artisjokken wordt meest wortelstek voorgesteld.

Ziekten en belagers

Artisjok met zwarte luis – eigen foto

Meeldauw. Niets aan te doen. Niet erg.
Zwarte luis (zie foto): zorg voor lieveheersbeestjes. En als het te gek wordt: bespuiten met een mengsel van water, groene zeep en wat spiritus.

Zoals hiervoor, bij overwinteren, al is aangegeven houden muizen ervan om aan de wortels te vreten. Dan komt de plant los te staan en sterft. Dat is de reden waarom wij geen artisjokken meer telen: te veel rosse woelmuizen hier.

Literatuur: [1] Food Plants of the World; [2] Handboek Ecologisch Tuinieren; [3] Planten voor Dagelijks Gebruik; [4] Groente & Fruit Encyclopedie; [5] Wikipedia 23-10-2024 NL, DE, EN, FR; [6] USDA National Nutrient Database for Standard Reference; [7] Oxford English Dictionary, 1989; [8] The Domestication of Artichoke and Cardoon: From Roman Times to the Genomic Age, Gabriella Sonnante c.s. Annals of Botany, 4 juli 2007; [9] Codex of Ancient Egyptian Plant Remains, Christian de Vartavan c.s. 2010; [10] Garden Plants of Moorish Spain, a fresh look, John H. Harvey, Garden History, Vol. 20, No. 1, 1992; [11] De Boeren van de Languedoc (Les paysans de Languedoc), Emmanuel Le Roy Ladurie,1986; [12] The Oxford Companion to Food; [13] Sturtevant’s Edible Plants of the World; [14] The Treasury of Botany, pag 372, W.B. Booth 1866; [15] Haferwurzel und Feuerbohne, Brigitte Bartha-Pichler en Markus Zuber, 2002; [16} Das Lexikon der alten Gemüsesorten, Arche Noah, 2014; [17] Origine des plantes cultivées, Alphonse De Candolle, 1883; [18] Der kleine Souci, 6. Auflage; [19] Cenni storici, Antionio Targioni-Tozzetti, 1853; [20] The Domestication of Artichoke and Cardoon: From Roman Times to the
Genomic Age, Oxford Journals, 22 mei 2007; [21] Le Théâtre d’agriculture et mesnage des champs, Olivier de Serres, 3e druk 1605; [22] Artisjok, mededelingen nr 30, Sprenger Instituut, 1981; [23] Histoires de Légumes, Michel Pitrat c.s., INRA 2015; [24] Les Plantes Potagères (1883), Vilmorin; [25] Larousse Agriculture, 1921;

Toegift

1 gedachte over “Artisjok”

  1. Ik kweek artisjokken in de minervois. Mijn wijze buurman schrok dat ik er een kardoen bij had staan. Moest minstens honderd meter verder staan volgens Etienne (88). Het zal wel meevallen dacht ik want ik had volop artisjokken geoogst.. Maar dit jaar kwijnden de artisjokken weg en leverden weinig bloemknoppen terwijl de kardoen metershoog werd. In de zomer drogen ze beiden weg en nu, in oktober, lopen ze weer uit. Zo te zien hebben de artisjokken het steeds moeilijker als buren van de kardoen. Dus houdt ze ver van elkaar.
    ik zie dit probleem overigens nergens op internet aangehaald .

    Beantwoorden

Plaats een reactie