Over hoe je bomen de juiste zorg geeft doen allerlei wijsheden, tips en trucs de ronde. Wim Peeters legt op vriendelijke wijze en in heldere taal uit hoe bomen functioneren en wat je dus het beste wel of niet kunt doen. Zo ga je bomen beter begrijpen.
In dit boek wordt menig wijsheid en fabel onderuit geschoffeld. Soms klopt de wijsheid feitelijk wel, maar ontbreekt de kennis van het waarom. Know-How is goed, met Know-Why kom je verder.
Het boek is in een logische volgorde opgebouwd. Van algemene kennis en inzichten tot veterane bomen die tekenen van aftakeling vertonen. Maar wat is eigenlijk een boom? Hoe omschrijf je dat sluitend? En natuurlijk hebben we op school geleerd van de fotosynthese, maar er is zo veel meer. Dan hebben we het over ‘Bomen groeien’ en hoe dat in zijn werk gaat. Of hoe een boom zich afgrendelt als bijvoorbeeld een tak afbreekt of er wordt gesnoeid. Heel interessant is het hoofdstuk over stabiliteit, niet voor niets gevolgd door hoofdstukken ‘Bomen in het bos’ en ‘Bomen in de stad’. Want soms valt er wel eens wat om. En ja, dan zijn er de meer praktische hoofdstukken over planten en snoeien, plagen enzovoorts.
Peeters schrijft vriendelijk, helder, je merkt dat hij het je allemaal graag goed bij de lezer wil overbrengen.
Als je overweegt een boom aan te schaffen of te verplanten, of denkt grotere bomen terug te moeten snoeien, dan betaalt dit boek zich zeker terug. Het is voor boomliefhebbers en boombezitters, professionals en niet in de laatste plaats de enthousiaste voedselboswachters.
Titel | Bomen beter begrijpen – Gids voor praktisch beheer |
Van | Wim Peeters |
Uitgever | Sterck & De Vreese |
ISBN | 978 90 5615 8910 |
Verschenen | 19 april 2023 |
Prijs | € 27,50 |
Verkrijgbaar bij | Alle boekhandels en indien u online wenst te winkelen, raden we deze aan, zodat de boekhandel van steen en cement kan blijven bestaan. |
De auteur zegt dat dit geen instructieboek is om te leren snoeien of plantgaten te graven; het is een boek dat duidelijk maakt hoe een boom leeft en hoe je daarop verstandig kunt inspelen. Het verschaft de broodnodige achtergrondinformatie. Want weet jij dat de belangrijke wortels van een boom over het algemeen vlak onder het aardoppervlak zitten? Daar wordt namelijk de meest essentiële voeding voor de boom opgenomen. Dus laat gevallen blad liggen. Dat wordt vanzelf een strooisellaag waaruit met een regenbui de mineralen en wat al niet meer de grond in zakt. En vervolgens pikken de fijne wortels het op. En daarom moet je een boom niet (te) diep planten. Enfin, van die dingen.
We gaan een beetje kris-kras door het boek.
Aardig is dat Peeters al vrij aan het begin van zijn boek zegt dat, als je een boom wilt aanschaffen, je je eerst moet verdiepen in hoe de boom op de langere termijn gaat worden. “Daar heb je een goed en correct advies voor nodig, of een goed boek, zoals ‘De juiste boom voor elke tuin‘ van Martin Hemry.” Gôh, Laten wij dat nu ook een supergoed boek vinden (Het staat in onze webwinkel.)
Het blijkt zeer moeilijk een (sluitende) biologische definitie van een boom te geven. Genetisch onderzoek naar verschil in genen tussen kruidachtige gewassen en bomen heeft niets opgeleverd. Ze hebben min of meer allemaal hetzelfde pakket genen. Maar het blijkt dat sommige kruidachtigen kunnen uitgroeien tot bomen door gebruik te maken van beschikbare genen. (En dan gaat het over de evolutie en dan moeten we weer denken aan een ander geweldig boek: De Dikke Alg.)
Is de paardenbloemboom op de Canarische eilanden een boomgeworden paardenbloem?
Bomen zijn geen mensen. Wij bekijken en behandelen bomen (en planten en dieren) vaak op de menselijke manier (dat heet antropomorfisme). Maar bomen zijn anders. Wij, mensen, hebben een handjevol zintuigen waarmee we voelen, smaak, ruiken, horen en zien. Bomen (en planten) doen dat ook. En meer. Maar totaal anders.
“Mensen hebben vijf zintuigen, planten hebben er nog eens minstens vijftien meer.”
En als je je dat beseft, ben je in staat bomen te begrijpen. Dan moet je wel dit boek lezen.
Regenereren
Wat een mens niet kan, en een boom wel, is zichzelf regenereren. Ze kunnen met een andere boom vergroeien, ze kunnen afleggers maken, wortels kunnen met elkaar vergroeien, een afgebroken tak kan wortel schieten enzovoorts. Als je je dat realiseert wordt het soms moeilijk de leeftijd in te schatten. Hakhoutbosjes genereren telkens weer hakhout; de basis, de feitelijke boom, kan wel honderden jaren oud zijn. “Door ondergrondse uitlopers kan een levende organisme pakweg tachtigduizend jaar oud zijn, terwijl de bovengrondse bomen misschien honderddertig jaar oud zijn.”
Leeftijd
We lezen over hoe we de leeftijd van een boom kunnen meten of schatten. De Patagonische cipres (El Gran Abuelo – de grootvader) in Chili heeft een geschatte leeftijd van 5484 jaar. [Dan is die laatste 4 wel erg aardig voor een schatting, MergenMetz].
Jaarringen tellen speelt daarbij een rol. Een heel oude boom omzagen om die te tellen, dat doe je niet, tenminste, als je van bomen houdt. Soms wordt er een letterlijke steekproef genomen: met een zogenaamde aanwasboor een staaltje hout uit de stam halen. En soms is een boom zo dik, dat het schier onmogelijk is om tot het midden te komen. Dan wordt het schatten. (Lees meer over de wetenschap van jaarringen in dit boek van Valerie Trouet.)
Peeters vertelt ons hoe een boom groeit, dus ja, ook de jaarringen en over de celwanden en het cambium (het laagje onder de bast dat ervoor zorgt dat er celdeling plaatsvindt en nieuwe cellen worden gevormd). De verdeling van de takken, de oriëntatie ervan bepalen de vorm. Maar ook al is een boom van dezelfde soort, in een dicht bos kan hij er anders uitzien dat wanneer hij solitair groeit.
Groeiend naar het licht wordt één tak leidend – dat heet apicale dominantie. Tegen het einde van het boek gaat het over snoeien. Opkronen heet het. De onderste takken bij een wat oudere boom worden weggehaald. Dat vereist aandacht en zorgvuldigheid. Peeters schrijft dat het toppen – het weghalen van de leidende middentak (apex) – niet goed is. Door zo’n drastische ingreep schakelt de boom de noodprocedure in en ontwaken de slapende knoppen. Links en rechts ontstaan veel waterloten – snelgroeiende takken – die allemaal omhoog, naar het licht groeien.
Het hoofdstuk over stabiliteit is zeer boeiend. Het gaat over wel en niet afbrekende takken en waarom je van de ene boom twijgen kunt nemen en die in een rondte vlechten en de tak van een andere soort boom krak zegt? We lezen dat een boom anisotroop is, dat betekent dat de eigenschappen niet in elke richting hetzelfde zijn.
Bomen in het bos en de stad
Vandaag de dag staan mede door klimaatverandering en droogte, bomen in het centrum van de belangstelling. Bomen slaan CO2 op, bomen brengen verkoeling in de steden, bomen zorgen voor gezonde aarde en daarmee een stabiel ecosysteem – zeker in het bos. En bomen gebruiken grondwater en dragen bij aan verdroging, dat is wat minder. In de stad hebben ze nog een extra, sociale functie: groene wijken blijken door de mens als vriendelijker te worden ervaren.
“Een boom in Amsterdam is heiliger dan een koe in India.” (Willem de Feijter, stadsboswachter)
De 3-30-300 regel van professor Cecil Konijnendijk is zo gek nog niet.
- Iedereen moet 3 bomen zien vanuit zijn huis.
- Steden moeten een dekkingsgraad van 30% gebladerte hebben en
- de meest nabij gelegen groene ruimte mag niet verder dan 300 meter van huis zijn.
Kijk, daar heb je wat aan.
Voor elke tuin, hoe klein ook, is er wel een boom. Maar verdiep je wel in de groei-eigenschappen. En, om niet bij de Rijdende Rechter te verschijnen, raadt Peeters aan afspraken met de buren schriftelijk vast te leggen. Want “goede afspraken maken goede vrienden”. (Dat lijkt op de uitspraak van graaf Ghislain d’Ursel van Hex: “Les bons comptes font les bons amis.”)
Bomen in bossen leven in een ander tempo dan wij. Peeters noemt dat bomentijd. Het bos ontwikkelt langzamer en dat is bostijd en uiteindelijk verbetert de bodem door, onder andere, vallend blad. Dat gaat nog langzamer. De auteur verwijst naar het wood wide web, een begrip dat door het boek van Suzanne Simard bekend is geworden.
Gras en bomen gaan niet samen
(Ver)planten, waar moet je op letten? We schreven hiervoor al: een boom moet niet te diep worden geplant omdat de fijne wortels juist zuurstof en voedingsstoffen opnemen en die liggen dus vlak onder het aardoppervlak. Wat ook niet goed is, is verse compost in het plantgat gooien. Dat verteert namelijk nog verder en verbruikt zuurstof, dat de pas geplante boom juist hard nodig heeft. Een boom moet ook niet worden bemest – het vallende blad, vogelpoepjes en dergelijke moet onder de boom blijven, verteren en de voeding vormen. Elke boomsoort heeft zo zijn eigen ecosysteem.
En het volgende hoofdstuk – over de groeiplaats – borduurt daarop door. Eens en voor altijd maakt Peeters duidelijk dat bomen en gras geen goede combinatie zijn. En niet alleen omdat het gras al het regenwater consumeert – nee, ook evolutionair niet en vanwege wortelconcurrentie: gras wortelt pakweg 5 à 10 cm diep en in die zone bevinden zich ook de fijne wortels van de boom. En bemesten van het gras heeft ook al geen goede invloed, de boom neemt ook die stikstof op en dan maak je kans op een plofboom. Bomen moet langzaam groeien in hun eigen boomtijd.
En er is nog zoveel over het boek te vertellen maar we verklappen lang niet alles. Lees het maar zelf.
Wat we overigens niet in dit boek hebben gevonden is de boomcirkel. Toen wij fruitbomen plantten kregen we het advies het gras weg te steken in een cirkel ter grootte van de kruin van de boom. Dat idee moet zijn gebaseerd op de wetenschap dat de boom zich ondergronds ongeveer spiegelt aan het bovengrondse. Dus omvang kruin is omvang wortelgestel. De boomcirkel mag dus geen gras bevatten, andere gewassen kunnen er wel staan, als er maar voldoende ruimte is waardoor regenwater in de grond kan zakken.
Enfin, dit vinden wij een heel goed boek.
PS Wij hebben veel voedselbossen in aanleg gezien, waarbij jonge bomen in een weiland werden geplant. Dat is al een behoorlijk valse start. De voedselboswachter zal zeggen dat de boompjes niet moeten zeuren, kranig moeten zijn en zichzelf erbovenuit moeten groeien.
Toch een opmerking. Omvang kruin is niet gelijk aan de omvang van het wortelgestel. Doorgaans is de omvang van het wortelgestel vele malen groter; En daarnaast moet je er ook nog eens rekening mee houden dat de grootte en locatie van het wortelgestel sterk wordt beïnvloedt door de bodem. Bomen die op de rand van een talud staan, kunnen niet zomaar in iedere richting hun wortels vormen. Een boomcirkel is idnerdaad een goed uitgangspunt, maar nooit meer dan dat.
En verder heb ik erg genoten van deze recensie.
Dank, en wij genoten van het boek. Ik weet niet waar de wijsheid takkengestel = wortelstelsel, vandaan komt, ik denk uit een televisiedocumentaire van misschien wel twintig jaar geleden waarin ook Peter Wohlleben acte de presence gaf.