Boomtijd, zo luidt de titel van het boek van Beitske Bouwman. Het is een pareltje; geen dik boek, maar heel mooi, helder, fris en aandoenlijk geschreven. Het gaat over de relatie van een mens met een boom. Correctie: meer dan een relatie, het is een (tegen)natuurlijke vorm van verliefdheid. Zijn daar woorden voor?


Beitske Bouwman heeft Boomtijd in de ik-vorm geschreven. De ‘ik’ (zij, dus) wordt bevangen door een intense vorm van liefde voor een boom. Dat besef, die vreemde gewaarwording, dat confronterende feit – is ze gek geworden of zijn wij gek? – doet haar beseffen dat de mens niet boven de natuur staat.
Prinses Irene knuffelde ook bomen. En zij is niet de enige mens die dat doet. Maar dit verhaal gaat verder. In korte krachtige hoofdstukken met titels als stam, bast, ring, wortel enzovoorts lezen we over hoe de ‘ik’ wordt bevangen door de boom, die ze Bor noemt. Bor verschijnt in haar dromen en lijkt met haar te communiceren. Of is het allemaal verbeelding? In elk geval gaat de liefde heel ver, maar gelukkig ook in het besef dat ze veel bomen in haar huis heeft. De mens kapt en verwerkt veel bomen. Veel hou: tot ledikant, de trap naar boven, een snijplank, kasten, palen langs een erf, een schutting of schuur, enzovoorts. Om over papier waarop dit boek is gedrukt, maar te zwijgen.
Boomtijd telt een tachtig pagina’s puur leesgenot. Je mag het literair noemen, maar het is toch meest ware liefde voor natuur. Als je van de boeken van Arita Baaijens houdt, dat vind je dit een mooi boek. En als je ‘Wat bomen ons vertellen’ van Valerie Trouet hebt gelezen, ook. Om maar te zwijgen van ‘Tot in de hemel’. Allemaal prachtige boeken over bomen. En Boomtijd hoort daarbij.
Titel | Boomtijd – Een zoektocht naar woorden voor de natuur. |
Van | Beitske Bouwman |
Uitgever | Noordboek |
ISBN | 978 946 471 3619 |
Verschenen | 15 april 2025 |
Prijs | € 19,90 |
Verkrijgbaar bij | Bij de boekhandel van steen en cement, of in deze webwinkel, want dan verdient de winkelier ook nog iets. |

Boomtijd roept verschillende associaties op. Een jaar of tien geleden was het een en al mindfulness waar de jachtige mens zich mee bezig hield: “Bewust aandacht geven aan het moment”. Anders gezegd: in ons dagelijks bestaan razen aan van alles voorbij zonder het echt waar te nemen, te beseffen, in ons op te nemen.
In Boomtijd loopt de ‘ik’ in eerste instantie achteloos door het bos en neemt plotseling een boom waar. (Met alle effecten van dien.)
De ‘ik’ raakt in een vorm van identiteitscrisis (misschien is dit niet het juiste woord). Zinnen als “Wat gebeurde er, waar ging ik heen? Kon ik de grenzeloosheid verdragen?” doen denken aan wat Arita Baaijens vertelt over haar solo drektocht door de woestijn. Zij voelde zich daar opeens ontzettend nietig. Beitske Bouwman ervaart iets soortgelijks.
Bomen namen geven, is niet zo vreemd. In onze naaste omgeving staat – of beter: ligt – de Duizendjarige Den. En nog dichterbij, langs de Heelsumse Beek, staan de Wodanseiken, cult tijdens de periode van de Oosterbeekse School.
In mijn jeugd hadden mijn vrienden en ik diverse hutten in de bossen rond Bergen NH. Onder andere een boomhut, in wat we ‘de moederboom’ noemden. In Boomtijd noemt de ‘ik’ de boom Bor. Ze raakt verslingert aan de boom en meldt zich zelfs ziek, om naar Bor te kunnen. En ze schrijft dat vrienden en kennissen, mensen in het algemeen, graag spreken over hun relatie met kinderen, hun hond of kat (Midas Dekkers schreef Poes, een boek over zijn liefde voor poezen), over het gedrag van hun paarden. Maar bomen? Nee. Dat is, zeker in onze westerse cultuur, raar. Dat is een rare worsteling, want zij is helemaal verslingert aan Bor. Ze neemt zelfs resten – gevallen blad, takken en mos – mee naar huis.
Vrijheid
Ook de ‘ik’, Beitske Bouwman, worstelt, net als Arita Baaijens, met het begrip vrijheid. “Wie vasthoudt aan zijn eigenbeeld, wordt niet vrij, die verliest het vermogen te leven.” Een krachtige zin, daar mogen we even over nadenken. Uiteindelijk besluit ze een sabbatical jaar te nemen en kort nadat ze op haar werk terugkeert, neemt ze ontslag. Ook hier een parallel met Baaijens, die haar baan opzegde om op een kameel door de woestijn te trekken. En Baaijens onderzoekt in haar boek ‘In Gesprek met de Noordzee’ onder andere de taal van de zee. De auteur heeft het in Boomtijd over taal van bomen. Die ze volstrekt niet begrijpt.
‘Ik’ bezoekt Bor vrijwel dagelijks. En als er van Bor een tak is afgebroken., roept dat vragen op over pijn of verdriet. Ze blijft die nacht bij Bor slapen en broomde (bomen x dromen = bromen) van een wereld waarin mensen bomen liefhebben.
2754 FSC
Bor wordt 2754 FSC. Oftewel: op zesennegentig jarige leeftijd valt Bor ten prooi aan de kap. De ‘ik’ is ontdaan, maar herpakt zich. Bomen krijgen immers een tweede leven als gebruiksgoed. “Als Bor maar geen brandhout wordt.” Ze waakt bij de gekapte Bor en andere stammen, tot het hout wordt opgehaald. Ze rijdt mee met de chauffeur, naar de houtzagerij en dan …. [dat verklappen we niet].
Maatschappelijke tendens
Onze houding ten aanzien van de natuur, ten aanzien van bomen, verandert. Dat is alleen al te zien aan het feit dat het overgrote deel van de bronnen, die achter in het boek staan, van de laatste tien jaar dateert; enkele twintig jaar en maar één uit de vorige eeuw. Dat is het boek ‘Mijn vriend de boom’ een kinderboek van Chaim Potok uit 1993.
En ook wetenschappelijk onderzoek lijkt zich vaker te richten op de “gevoelens” van planten. We hebben op onze website diverse berichten daarover gepubliceerd.
