Zoutwegen is de titel van het boek dat John Goodlad schreef over de geschiedenis van de kabeljauwvisserij op de Shetland Eilanden. Het is een boeiende en soms ook aangrijpende vertelling, die duidelijk maakt dat ook daar de vis duur werd betaald.
Dit boek is een vertaling van The Salt Roads uit 2022. Eerder verscheen van deze auteur The Cod Hunters. Merkwaardig, maar het lijkt er gevoelsmatig op dat de inhoud van De Zoutwegen beter past bij de ‘kabeljauwjagers’. Zoutwegen suggereert onzes inziens iets van: we vangen vis, die moet worden gedroogd en gezouten en ‘dus’ ontstaat er parallel in Europa een levendige handel in zout: de zoutwegen. Maar daar gaat dit boek niet over. Misschien dat met ‘zoutwegen’ op de Europese handelslijnen van gezouten kabeljauw (en later haring) wordt gedoeld? Ja, dat zal het zijn. Hoe dan ook, Zoutwegen is wel een ontzettend interessant en boeiend boek.
De auteur, John Goodlad, komt van de Shetland Eilanden. Hij kwam jarenlang op voor de belangen van de Shetlandse vissers. Hij vertegenwoordigde hen in Edinburgh, Londen, Brussel en meer. (In het boek komt een aantal maal de naam Goodlad voor, dat moet wel familie geweest zijn.)
Goodlad vertelt in dit boek het bijzondere verhaal van Shetlands visserij, vooral de kabeljauwvisserij, en de export van deze vis. Hoe in den beginne de Shetlanders in hun relatief kleine bootjes de woeste noordelijke zeeën op gaan, tot aan IJsland en Groenland om kabeljauw te vangen. En hoe velen van hen omkwamen in noodweer.
Niet alleen in Nederland werd de vis duur betaald.
Misschien ken je de Shetland Eilanden al en ben je er geweest. Velen van ons leerden de eilanden kennen van de televisieserie waarin het landschap en de lokale sfeer een bijzondere rol speelden. De auteur belicht een ander aspect: hij laat gaandeweg zien hoe de Shetlandse visserij een steeds grotere rol van betekenis krijgt en hoe de Nederlandse vissers hen – zeker met haring – altijd slagen voorblijven. En hoe smokkel van de Faeröer een leuke bijverdienste voor de vissers vormde.
Als je van vis houdt en ook meer wil weten over de geschiedenis van de visserij, in dit geval voornamelijk over kabeljauw, maar ook haring, dan is dit boek een aanrader. Er gaat een onbekende wereld voor je open.
Titel | Zoutwegen |
Van | John Goodlad |
Uitgever | Noordboek |
ISBN | 978 94 64710 052 |
Verschenen | 27 maart 2023 |
Prijs | € 26,90 |
Verkrijgbaar bij | Ga bij voorkeur naar de echte boekhandel van steen en cement. Als je toch online wil kopen, kijk dan bijvoorbeeld eens hier. Dat is een echte winkel. |
“De traditie van het eten van gezouten vis is bijna verdwenen.”
Kabeljauw vanuit Shetlands
Dit boek is een geschiedenis van visvangst, kabeljauw, haring, ontberingen, uitbuiting, trots, smokkel en rampen. Kortom, een eerbetoon aan de Shetlandse en ook Faeröer vissers. De ondertitel ‘Hoe vis de Europese cultuur veranderde’ is een te grote broek, tenzij de Shetlands Europa zijn.
Het voorwoord is absoluut geen saai, obligaat voorwoord, maar een tekenend verhaal. Het gaat over de ondergang van de smak Telegraph, die op 14 september 1877 met 22 man aan boord verging. Ze hadden het ruim vol kabeljauw, acht schipbreukelingen in IJsland opgepikt en voeren naar huis. Ze kwamen nooit aan.
De kleine Shetlandse gemeenschap was diep geschokt, maar van opgeven of beperken van deze winstgevende visserij was geen sprake. De handelaren verdienden goed geld en de vissers hadden werk nodig. De gezouten kabeljauw werd op een gegeven moment in Spanje als topkwaliteit beschouwd. Het, de bacalao, is een belangrijk ingrediënt voor veel Spaanse maaltijden. En de Shetlandse was de beste.
“Misschien lijkt de gezouten haring op de Nederlanders zelf: betrouwbaar, voorspelbaar, doorgaan zonder moeilijk te doen, maar altijd bezig geld te verdienen.”
Eigenlijk was het tweehonderd jaar geleden ongeveer zo in de visserij verdeeld: Nederland voor haring, Baskenland voor kabeljauw. In beide landen waren grote handelsondernemingen die in belangrijke mate Europa van vis voorzagen. In de veertiende eeuw was het de Nederlander Willem Beukelsz die het zouten van haring – dus het houdbaar maken – onder de knie kreeg. De truc was om de alvleesklier niet te verwijderen. In de Gouden Eeuw had Nederland monopolie op de handel in gezouten haring.
De Shetlanders focusten zich sinds 1818 op de kabeljauw. Voor die tijd vingen ze leng en lom. Nou kan je wel kabeljauw vangen, maar het goed drogen en zouten van deze vis is een hele kunst. Ene Arthur Anderson, kreeg dat goed onder de knie en deelde zijn kennis met iedereen, in het belang van de Shetlandse gemeenschap.
Het drogen gebeurde buiten en dat betekende dat als er regen kwam, dat de vis op stapels werd gelegd en er zeildoek overheen ging. Was de bui voorbijgetrokken, dan ging de vis weer naar buiten. Enzovoorts. Dit was kinderarbeid, voor tieners.
“Nooit was een generatie tieners zo bedreven in het voorspellen van regen,” schrijft Goodlad
Naast uitleg over boottypen, de uitvinder van het haring kaken en zouten leren we ook begrippen als de bun, een bak aan boord van een schip waarin zeewater staat en waarin gevangen vis vers wordt gehouden. Dat gebruikten Nederlandse vissers al in de zestiende eeuw, lezen we. Pas in 1869 kwam de eerste Shetlandse bunsmak. Dat is driehonderd jaar later. Deze ontwikkeling werd gedreven door de hoge prijs die toen voor kabeljauw werd betaald. En rond die tijd werden op de Shetlands de eerste sixerns gebouwd, naar Noors model.
Lairds
Op de Shetland-eilanden heerste een vorm van feodaal stelsel: landeigenaren, de lairds, bestuurden het land en eigenlijk de hele economie. Niet alleen boeren, ook vissers waren afhankelijk van hen. Het was een vorm van uitbuiting of noem het ‘moderne’ slavernij. Die afhankelijkheid wordt herhaaldelijk in het boek aan de orde gesteld. De boten waren van de lairds, de visvangst was van de lairds, de vissers kregen een schamele vergoeding – smokkel van brandewijn was daarom een noodzakelijke bijverdienste. Het is de vraag of de lairds daarvan wisten, vermoedelijk niet.
Haringvangst
Vermakelijk is het deel over de Britse overheid die zich verbaast waarom de Nederlandse vissers zo veel en zo goed haring vangen. En dat vlak voor de Britse kust! Dat moeten Britse vissers toch ook kunnen? Daarom subsidieert de overheid de Britse haringvisserij, de Nederlandse ‘geheimen’ van haringkaken en de bun, waren inmiddels al bekend. Dus de Britten (Shetlanders) moesten hen minstens kunnen evenaren. Maar het hele project flopte. Dan maar kabeljauw.
Fish & Ships
Kabeljauw is een wezenlijk onderdeel van fish & ships, sorry: fish & chips bedoelen we natuurlijk.
“Veel mensen denken nog steeds dat verse vis altijd beter is dan diepgevroren vis,” schrijft Goodlad. Aan boord van de schepen wordt de vis gefileerd en binnen 24 uur ingevroren.
“De verse kabeljauw die wordt geserveerd in sommige van de beste visrestaurants in Londen is veel ouder. In het gunstigste geval […] twee of drie dagen geleden gevangen, maar een week is waarschijnlijker. Je kunt hem nog prima eten, maar hij is niet zo vers als de bevroren kabeljauw die je krijgt in de Britse fish & chips-zaken. Hij is wel duurder.”
Josie Petterson
Terwijl iedereen van de Shetlands over wilde stappen op haring, was er de uitzondering. Die heette Josie Peterson. In het boek staat een prachtig verhaal over deze schipper. Booteigenaar Gideon Nicholson had al besloten zijn boot Violet te verkopen, maar gaf een jonge knaap, Josie Petterson, de kans om als schipper het visseizoen af te maken. Josie kwam terug met een volle boot kabeljauw. En daarna weer. En weer. En weer. Nicholson besloot de boot even niet te verkopen. Sterker nog: hij verving hem door een nieuwe boot, de William Martin. En schipper Josie ving veel kabeljauw. En weer, en…. enfin, het is een mooi verhaal.
Sámal Joensen-Mikines
Het boek gaat over vis, maar niet louter. Goodlad verrijkt het met – tja, hoe noem je dat? – cultuurbeschrijvingen. Zo gaat het ook over de ontwikkeling van de Faeröer, waarvan de bewoners nog behoorlijk lang, in een archaïsche werkelijkheid, onder het juk van het Deense koningshuis leefde. Tot 1836 was er maar één winkel in Tórshavn, de hoofdstad. Maar toen de eilanden autonoom werden, steeg de levenstandaard in rap tempo. Hij vermeldt ook de schilder Sámal Joensen-Mikines die in donkere schilderijen onder andere bezorgde vrouwen vastlegde. Zo was de visserij.
De visserij veranderde, de boten werden groter, ze losten hun vis in Lerwick maar ook dichter bij Londen, de levensstandaard ging omhoog. ‘Hoe staat het nu met de visserij?’ luidt de titel van het naschrift. Vrijwel alles wat Goodlad heeft beschreven is geschiedenis.
“Toch is de visserij, die de economie en samenleving van de Shetlandeilanden honderden jaren heeft gevormd, niet helemaal verdwenen,” schrijft hij. Er zijn nog een paar boten, wel modern en razend efficiënt, en er is nog steeds een visverwerkingsindustrie.
We lazen Zoutwegen met nieuwsgierig plezier en belangstelling. (Overigens wordt een aantal maal over verschijnselen gesproken, die we nu, honderdvijftig à tweehonderd jaar later, aan klimaatverandering zouden toeschrijven.)
PS We hebben de indruk dat de verwijzingen naar de pagina’s in de index niet correct zijn. Bij het lezen hadden we de notitie over Josie Petterson gemaakt. Bij de naam in de index wordt verwezen naar pagina’s waar geen Josie op stond. Ook andere trefwoorden misten doel, troffen dus niet.