29 maart 2019, heeft het Nederlands Openlucht Museum haar poorten weer geopend. Dit jaar staat in het teken van eten. Onder de noemer Gruwelijk Lekker wordt de evolutie van ons eetgedrag onder de aandacht gebracht.
Gruwelijk Lekker is voor 2019 het overkoepelende thema. Wat er te zien en te beleven is, is afhankelijk van het seizoen. De moestuinen worden nu ingezaaid. Wij waren uitgenodigd voor de feestelijke opening. In alle bescheidenheid hadden we voor wat betreft oude groenterassen iets bijgedragen.
Directeur Teus Eenkhoorn vertelde in zijn openingswoord dat het NOM al een aantal jaar geen thema kende. Met ingang van dit jaar is dat weer wel het geval en men maakt al plannen tot en met 2024.
Dit jaar is het ‘eten’ – gruwelijk lekker, dus. Er wordt een relatie gelegd tussen het buiten-museum (het openluchtmuseum) en het binnen-museum waar de permanente expositie van de Canon van Nederland te zien is.
Buiten is, door het hele openluchtmuseum, overal wat te beleven aan gruwelijk lekkers. De organisatie heeft een fraaie route gemaakt.
“Eten is niet alleen lekker en sociaal, het kent ook discutabele onderwerpen. Zoals suiker, het eten van hond of tulpenbollen in oorlogstijd,” aldus Eenkhoorn.
88-jarige tulpenbolleneter
De 88-jarige Henk Mos speelt een aparte rol. In de tentoonstelling is een film te zien hoe hij tulpenbollen bereidt en eet. Na het eten ervan zei hij: “Ik weet weer wat het was. En ik hoef het niet meer te eten.”
We spraken even met hem. Hij vertelde dat hij had gereageerd op een oproep via Omroep Gelderland. Na een tijdje werd hij uitgenodigd.
“Er waren drie kandidaten. Twee vielen er af omdat ze te jong waren,” zei hij. Met zijn leeftijd moet Henk tijdens de Hongerwinter een jaar of veertien zijn geweest.
“Vroeger aten we veel uit de natuur,” zegt hij en hij vertelt hoe ze onder andere het bos in gingen om noten, paddenstoelen en bladgroen te plukken. “En we sprokkelden ook hout.” Hij vindt het van groot belang dat de hedendaagse mens, om van de jeugd maar niet te spreken, weer leert wat er te eten en waar het vandaan komt.
“Aten jullie ook paardenbloemen?” vraag ik. Zijn dochter bevestigt dit.
“We gaven dat aan de konijnen,” zegt vader.”Iedereen hield wel een aantal konijnen thuis, die dan na verloop van tijd werden geslacht.”
Tien basissmaken
De binnen-tentoonstelling is ronduit fraai. Niet uitgebreid, dat hoeft niet. Maar het raakt de tien basissmaken: hond, fermentatie, bloed, vet, hutspot, koffieboon, zoet, zwam, surrogaten en knoflook. Waarom deze en waarom tien? Lees er hier meer over.
Aansluitend waren twee parallelpresentaties. Een van geurhistoricus Caro Verkeek en de geurjockey Jorg. De ander door Estée Strooker, de jonge chef van o.a. haar restaurant ’t Amusement en diverse tv-optredens.
Geuren doen ons proeven
Caro Verbeek maakt in een uiterst boeiende en vermakelijke presentatie duidelijk dat eten en genieten alles met geur te maken heeft. Geur van de mens bepaalt of je elkaar aardig vindt, zonder dat je het misschien beseft. Ze gaat uitgebreid in op de Romeinse wijze van eten, die soms alles en alleen met geur en ruiken te maken heeft. Aromajockey Jorg laat ons in de zaal met behulp van een ventilator allerlei geuren toekomen. Erg leuk!
Trots maakt respect
Estée Strooker gaat in op de Nederlandse eetcultuur – ja, die hebben we. En die is misschien het best te duiden met boerenkool, stroopwafels en kroketten. Waar het volgens Strooker om gaat is ons gebrek aan trots. Daardoor worden we achteloos. Bovendien wordt het eten ons zo langzamerhand kant-en-klaar en via Deliveroo warm thuisgebracht.
“Vroeger duurde het bereiden van een maaltijd twee uur, nu is dat 28 minuten.”
Wat voedsel is nu voortdurend in zoveel vormen beschikbaar zodat we er niet bij stilstaan. Sperziebonen in december. Avocado’s uit – ja waarvandaan eigenlijk?
“Misschien is niet de houdbaarheidsdatum het belangrijkste op het etiket, maar het land van herkomst,” zegt ze. Als we trots zijn op ons eten, verdiepen we ons ook weer in wat het is en waar het vandaan komt. Dat we dan ook (weer) meer respect voor ons eten krijgen. In plaats van het makkelijk in de vuilnisbak te kieperen als de THT-datum is bereikt.
Het schilderij van Angélique
Angélique Schmeinck is al behoorlijk bekend met haar voedselschilderijen. Smaakvrienden ten voeten uit. Voor deze gelegenheid heeft ze de tien basissmaken als uitgangspunt genomen. Hutspot betekende peen. Ze had o.a. diep paarse wortelen vier uur – met laurier – in de oven laten garen. Het zag eruit als trekdrop. Bloed keerde terug in bloedworst. Ze daagde de genodigden uit om bloedworst met haring te eten. Een uitgeholde rettich was gefermenteerd en ook zuurkool is een fermentatieproduct. Voor zwammen had Schmeinck de eryngii gekozen.
Het gaat te ver om hier alles te duiden. Als de gelegenheid zich voordoet, moet u zelf maar eens bij een eetschilderij aanschuiven. Het is telkens anders.
Vlak voor de gasten, uitgerust met vorkje en servet, het schilderij mogen aanvallen, strooit Angélique verbindende smaken: bloemblaadjes en land cress – vroeg barbarakruid.
Gaan jullie maar proeven!
Is het lekker?
Is het om te gruwen?
Of is het gruwelijk lekker?”
Het was prachtig. En wat nog mooier was dat alles met en bij elkaar smaakte. Ook de haring met bloedworst (ik denk dat ik dat vier keer heb genomen).
In een kort nagesprek met Angélique kwam de historicus van het NOM, Leendert van Prooije, erbij staan. Hij complimenteerde haar met de geweldige smaakcombinaties en zei: “Dit maakt de tongen los.”
Een zeer passende afsluiting van een middag Gruwelijk Lekker.
Gaat dit jaar allen naar het Nederlands Openluchtmuseum!