Er zijn veel meer appels dan die in het fruitschap in de winkel liggen. Uit de vele soorten die er zijn, bespreken we de wilde appel en de sierappel, boeiend en decoratief in een eetbare siertuin.
Appels en sierappels. Ze horen allebei tot het geslacht Malus, dat tot de familie van de rozen (Rosaceae) behoort. De bekendste vertegenwoordiger van de Malussen (er zijn 30 tot 55 soorten) is de Malus domestica, oftewel de gedomesticeerde boomgaardappel. Daar bestaan naar schatting ten minste 7.500 verschillende rassen en cultuurvariëteiten van. Het is een wereld op zich (en een heuse wetenschap, de Pomologie) waar we het hier niet over gaan hebben.
Waar we het wel over gaan hebben zijn twee iets minder bekende leden van het Malus-geslacht: Malus sylvestris (de Europese wilde appel) en Malus baccata (de kersappel).
De appel valt niet ver van de boom – of toch wel?
De geschiedenis van de appel was lang onduidelijk. Totdat recent onderzoek op basis van genetische analyse uitwees dat de gedomesticeerde boomgaardappel (Malus domestica) voornamelijk afstamt van Malus sieversii, een grootvruchtige wilde appel uit Centraal Azië. In Kazachstan en China groeit die bij bosjes in bossen, echter tegenwoordig ernstig bedreigd door menselijke verstoring. Dat is niet alleen jammer voor de natuur, maar ook voor de genetische diversiteit van de appel, een belangrijk voedselgewas waarover nog veel te ontdekken is.
De ontdekking dat Malus sieversii de meest belangrijke voorouder van de gedomesticeerde appel is, was wel een beetje zielig voor de Europese wilde appel, Malus sylvestris (die daarvoor lang als voornaamste kandidaat te boek stond). Malus sylvestris is wel degelijk met zijn genen vertegenwoordigd in de tamme appel, maar gemiddeld slechts voor 21%, terwijl Malus sieversii maar liefst 46% van de genen levert. De overgebleven 33% is onduidelijk.
Het lijkt erop dat de appel door mensen al duizenden jaren is geplukt, aangeplant en geselecteerd. En dat vroege appels uit het oosten zijn gekomen, en langs de zijderoute naar het westen zijn meegenomen. Onderweg en op de verschillende plaatsen van bestemming kruisten ze vervolgens vrolijk met andere, ter plekke groeiende wilde appelsoorten. De precieze afkomst en genetische samenstelling kan dus per appelras verschillen. Maar hoe divers ook, Malus domestica heeft toch vergeleken met haar wilde voorouders relatief grote, zoete en stevige vruchten.
Overigens is nog niet bij iedereen doorgedrongen dat Malus sylvestris niet de belangrijkste voorouder van de supermarktappel is. In de toch gezaghebbende online Flora van Nederland bijvoorbeeld vinden we deze zin: 'De appel, Malus sylvestris Mill., is de wilde vorm waaruit kwekers in de loop van eeuwenlange selectie onze appelrassen hebben gecultiveerd'. Dat is dus behalve slecht Nederlands ook wetenschappelijk achterhaald.
De Europese wilde appel
Malus sylvestris, de Europese wilde appel, is een boom die tot 10 meter hoog kan worden. Vaak haalt hij dat niet en groeit dan uit tot een losse, wat rommelige grote heester of kleine boom met een wijde kruin. Hij houdt van veel licht en is dus, ondanks dat de Latijnse naam sylvestris ‘in de bossen groeiend’ betekent, geen echte bosboom. Van origine verschijnt hij in halfopen parkachtige landschappen, aan bosranden en in licht struweel, op niet al te droge grond. De takken van de werkelijk wilde appel hebben doornen (ja, lid van de rozenfamilie), waarmee hij te onderscheiden is van verwilderde bermappels (die opgegroeid zijn uit door mensen weggegooide klokhuizen van ‘tamme’ appels). Het blad is wat donzig aan de onderkant. De bloemen zijn wit-roze en staan in tuiltjes bij elkaar. Bijen houden er van. Er verschijnen uiteindelijk kleine appeltjes aan (ongeveer 3 cm doorsnee) met een relatief groot klokhuis en een zeer wrange smaak.
Wij plantten vorig jaar een klein Malus sylvestris boompje in onze Eetbare Siertuin. Het is afkomstig van onze vriend Peter van Laerhoven. Volgens hem is het een afstammeling van Italiaanse wilde appels.
(Op het moment dat ik dit schrijf, op 21 maart, zijn de knoppen aan het zwellen. Geen erg vroege uitloper.)
We zijn benieuwd of onze wilde appel dit jaar al gaat bloeien en vruchten produceert. Er is weinig informatie beschikbaar over kruisbestuiving bij wilde appels, maar op basis van Engelstalige bronnen (bijvoorbeeld deze hilarische) gaan we ervan uit dat de wilde appel bestoven wordt door de andere appelbomen op ons erf. Van de diverse rassen sierappeltjes (zie verderop) is daarover meer bekend. Die worden door appeltelers zelfs opzettelijk aangeplant om te helpen bij de bestuiving van Malus domestica.
De wilde appel komt op enkele plaatsen in Nederland in het wild (…) voor. Dan hebben we het over de inheemse wilde appel. Maar wat is inheems? Een terugkerende discussie. In Atlas wilde bomen en struiken staat dat de wilde appel sinds ca. 7.500 jaar voor Christus hier voorkomt. Lang dus. In elk geval een stuk langer dan bijvoorbeeld de tamme kastanje en de walnoot, die in de Romeinse tijd en in de Middeleeuwen vanuit Zuid-Europa naar de Lage Landen werden gebracht. Uit Belgisch onderzoek blijkt overigens dat er enige hybridisatie optreedt tussen Malus domestica en Malus sylvestris.
De Malus sylvestris boompjes die kwekers aanbieden (en de onze dus ook), zijn over het algemeen opgekweekt uit zaad of van stekken uit oostelijk of zuidelijk Europa, waar de soort nog meer algemeen is te vinden. Maar ze schijnen genetisch toch net ietsje anders te zijn dan de Nederlandse inheemse; zo kan de bloeitijd afwijken, en dat betekent dat ze hier niet dezelfde ecologische niche kunnen vullen als daar. Uit datzelfde Belgisch onderzoek blijkt dat de Belgische en de Duitse inheemse populatie van wilde appels genetisch significant van elkaar verschillen. Voor in onze Eetbare Siertuin zijn wij geen puristen, maar het is dus vanwege het behoud van genetische diversiteit wel degelijk belangrijk om de overgebleven Nederlandse inheemse wilde appels te beschermen.
Deze genetische diversiteit binnen soorten draagt bij aan de algehele biodiversiteit en aan de veerkracht van soorten en van de natuur als geheel.
Kersappel in het bijzonder
en sierappeltjes in het algemeen
Dan nu Malus baccata. Een Aziatische kleinvruchtige appelsoort, die door de Engelsen ook wel Siberische of Chinese sierappel genoemd wordt. Van oorsprong komt hij voor in Rusland, China, Noord-India en Nepal. Hij groeit daar in gemengde loofbossen op hellingen tot 1.500 meter hoogte. De boom kan ruim 10 meter hoog worden, maar blijft doorgaans kleiner. Het is niettemin een van de grotere sierappels.
Malus baccata bloeit rijkelijk, meer wit dan veel andere Malus soorten. De vruchtjes zijn klein en lijken meer op kersen dan op appels – vandaar de Nederlandse naam kersappel. Maar als je ze doormidden snijdt is het meteen duidelijk: er zit geen kersenpit in, maar een klein kroosje, met holtes en pitjes. De kleur van de vruchten kan rood of geel zijn afhankelijk van de ondersoort of variëteit. Wij hebben in onze webwinkel een aantal exemplaren van Malus baccata f. flava, met gele vruchten. Malus baccata wordt ook soms als onderstam gebruikt waarop Malus domestica wordt geënt, vooral voor gebruik in koude klimaten. Niet voor niets komt hij uit Siberië.
In Nederland werd de kersappel vroeger bij boerderijen en op landgoederen aangeplant. De rode vruchtjes werden gebruikt voor kerstversieringen, maar ook op brandewijn of andere sterke drank weggezet.
Er zijn heel veel verschillende sierappel soorten en nog meer rassen en variëteiten te koop. Sommige van die variëteiten stammen vrij rechtstreeks af van een specifieke soort (zoals Malus baccata, M. floribunda, M. toringo, M. toringoides, M. tschonoskii). Maar vaker hebben ze, als gevolg van de vele kruisingen, een nauwelijks nog herleidbare afstamming. Een aantal overbekende Malussen, die bij vrijwel elk tuincentrum te koop zijn – zoals ‘Red Sentinel’, ‘Evereste’ en ‘Golden Hornet’ -, zijn daar voorbeelden van. De soorten en cultivars kunnen sterk verschillen qua grootte en vorm, maar ook voor wat betreft hun favoriete grondsoort. Dus laat je goed adviseren bij aankoop. Want sierappels zijn een aanrader voor in elke tuin. Ze bloeien prachtig, zijn goed voor bijen en hommels, en de gekleurde appeltjes zijn in het najaar decoratief en leveren voedsel voor mensen en vogels.
Eetbaar, ja, maar lekker?
Alle Malus vruchten zijn eetbaar. Maar de appeltjes van Malus sylvestris en Malus baccata zijn vooral zuur en blijven lang hard. Niet bijster geschikt om zo even tussendoor te plukken en te eten. Zelfs vogels laten sierappeltjes lang hangen. Dat is een voordeel want zo blijven de boompjes er ‘s winters, met hun rode of gele vruchtjes, lang mooi uitzien. Pas in de late winter of het vroege voorjaar, als alle andere voedselbronnen uitgeput zijn en de appeltjes zachter zijn geworden, pikken de vogels ze weg. Vooral merels en andere lijster-achtigen zijn er dol op.
Maar je kunt sierappeltjes wel degelijk verwerken tot iets lekkers.
Cider
In Engeland en in de VS werd (of wordt) van crab apples cider gemaakt – of er werd in elk geval een gedeelte sap van crab apples toegevoegd aan de cider.
De vruchtjes bevatten veel pectine dus het sap stolt makkelijk tot een gelei (net als bij kweepeer en rode bes). Je kunt het daardoor prima toevoegen aan vruchtenmengsels (marmelade, jam) waar van nature minder pectine in zit, zodat die makkelijker dik worden. In Aziatische landen worden sierappeltjes verwerkt tot een zuur bijgerecht, zoiets als wij augurken eten. En uiteraard kun je er wijn of likeur van maken, of fruitleer of fruitblokjes (vergelijkbaar met membrillo van kweepeer). Of zelfs bonbons. Een overzicht van aardige recepten (Engelstalig) vind je hier.
Leuk artikel! Wij hebben 4 jaar geleden 5 exemplaren Malus sylvestris aangeplant. De bomen zijn afkomstig van Heg en landschap, ik ga er vanuit dat het plantgoed inheems is. Geen van de bomen heeft gebloeid. Ik vraag mij af hoelang het nog duurt voordat ze vrucht geven. Ik heb ergens gelezen dat de wilde appel weinig bloeit. Is dat bekend?
Hallo Anita, dankjewel voor je positieve reactie, dat is altijd fijn om te horen. Heg&Landschap lijkt me inderdaad een goede bron voor mooi inheems plantgoed. Maar waarom de bomen na 4 jaar nog niet hebben gebloeid kan ik je ook niet zeggen. Ik weet wel dat het bij appelbomen best lang kan duren voor ze goed aanslaan en vruchten geven (tot 5 jaar), zeker als het al grotere bomen waren die verplant zijn. En ik heb ook gelezen dat wilde appels soms niet bloeien als ze teveel mest krijgen. Maar dat ze al die 4 jaar helemaal niet hebben gebloeid vind ik wel vreemd. Ik hoop dat het toch nog gaat gebeuren! Groeten, Maartje (team MergenMetz)
Dank je wel Maartje! Ons plantgoed was jong, ik meen 1 of 2 jaar oud. De bodem bestaat uit zware klei. Rijk dus en bemesten doen we niet. Maar goed om te weten dat je dat dus beter niet kunt doen. Dank voor de tip.
Groet, Anita
aha! Dan waren het dus inderdaad heel jonge boompjes. En de vraag is of ze zware klei zo prettig vinden. Als ik het goed lees zijn wilde appels toch eerder bomen van rijkere zandgrond, in ieder geval wat lichtere grond. Groeten, Maartje
Antwoord aan Maartje en Anita
Het is mij gelukt om uit wilde appeltjes, uit mijn omgeving Groesbeek, Plasmolen, 3 wilde appelbomen te kweken. Twee daarvan hebben het verplanten naar een andere plek (door verhuizing) niet overleefd. Maar een wel en dat is nu een stevige wilde appel. Naar mijn verwachting (ik heb geleerd dat kleine bomen meestal rond hun 15e bloeien) ging deze op zijn 16e jaar bloeien, eerste jaar 5 appels, 2e jaar kleine duizend en afgelopen jaar 22 derde bloeijaar met een slordige 300 appeltjes.
Uit de ronde 2021 heb ik geprobeerd verder te kweken, met en zonder koude-behandeling, twee verschillende groeiplaatsen, dat is niet gelukt.
Maar ik blijf het proberen, ook de eerste 3 gelukte (zie hierboven) waren mijn derde poging.
Wilde appels in natuur verjongen moeizaam, vaak lijkt mij dat een standplaatskwestie. Het is in het bos vaak te donker omdat veel bomen veel hoger zijn dan de wilde appel.
Ik geniet van deze boom, in de bloei, maar zeker ook in de herfst met de eerst groene en later gele appeltjes.
Hallo Lieke, wat leuk om te horen, en fijn dat je jouw echte ervaring uit de praktijk deelt. Ik wacht nog even geduldig op appeltjes van mijn eigen exemplaar. Groeten, Maartje
Dag Maartje
Ik was heel blij met je artikel over de precieze voorouder van onze gecultiveerde appels.
Ooit had ik al begrepen dat het niet onze wilde appel, M. sylvestris kon zijn. Het natuurmuseum in Zürich besteedde, in ieder geval in het jaar 2018, daar in een expositie al aandacht aan. Maar ik kreeg het hele verhaal daar niet duidelijk, mogelijk omdat ik onvoldoende het Duits machtig was om alles goed te vertalen.
Nu het “ware verhaal” bekend is geniet ik van zowel een wilde appelboom als enkele gecultiveerde en dat smakelijk inheems fruit.
Dank je, Lieke
Ha Maartje,
we zijn inmiddels 2 jaar verder en 4 van mijn 5 wilde appels hebben gebloeid en rijk vruchten gedragen!
Ik heb de appeltjes aan de boom laten rijpen en nu ze (net als ciderappels) zijn gevallen, ga ik proberen ze te verwerken. Ze ruiken in ieder geval heel lekker appelig. Ik ben benieuwd!
Groeten,
Anita
wat leuk!