Kieviten en kievitseieren, daar gaat dit boek over. En over de mensen die er iets mee wilden door de jaren heen. ‘Kievitskoorts’ geeft een mooi, hoewel soms wat erg rooskleurig, beeld van de historie van het rapen van kievitseieren, vooral in Friesland. En van de teloorgang van deze traditie – en, en passant, de teloorgang van de kievit zelf.
‘Doorwerth’ staat er ìn het adres van De Tuinen van MergenMetz. Dat is tussen Arnhem en Wageningen, hoog en droog op de rand van het zanderige Veluwe-massief. Daar liggen de Tuinen in het buurtschap Kievitsdel. Van oudsher een paar boerderijen in het bos, in de buurt van de Heelsumse beek, nu een lommerrijke woonwijk. We hebben geen officiële geschiedenis van de naam Kievitsdel kunnen achterhalen. Maar aangezien het geoniem ‘del’ altijd naar een laagte verwijst – zelfs specifiek naar een laagte in een stuwwal – durf ik er wel van uit te gaan dat het draait om de laagte die hier in de stuwwal is, waar het ongetwijfeld moerassig was, en waar dus waarschijnlijk kieviten broedden. Die houden immers van vochtige, rijke grond waar ze met hun lange snavels allerlei bodemdiertjes uit kunnen peuren. En van ruigte waar hun nestvliedende jongen zich in kunnen verbergen.
Kievitskoorts is een met fraai geschreven boek met historisch perspectief, geweldige verhalen en prachtige foto’s. En de niet-Fries leert en passant wat Fries.
Titel | Kievitskoorts – over het rapen van kievitseieren en de kievitenvangst |
Van | Siebren Siebenga |
Uitgever | Noordboek |
ISBN | 978 90 561 569 47 |
Verschenen | 12 februari 2021 |
Prijs | € 17,50 |
Verkrijgbaar bij | Alle boekhandels en indien u online wenst te winkelen, raden we deze aan. Dan verdient de echte boekhandel zelf ook nog iets. |
Wij koesteren warme gevoelens voor de kievit. Het is dan ook een erg leuke vogel, met zijn mooie kuif, zijn sprekende gezichtje en zijn vlinderige vleugelslag. En dat geluid… Want hoewel er in zachte winters vaak wel wat kieviten in Nederland blijven hangen (de meeste blijven niet, die trekken weg naar Frankrijk of Spanje – in het Spaans heet een kievit prachtig avefria – vogel van de kou) maken ze in de winter weinig geluid. Een zekerder lentebode dan het ‘pieuwit-pieuwit’ van de kievit is bijkans niet te vinden.
Daarbij komt dat wij in het algemeen gecharmeerd zijn van boeken die een aspect van landbouw of voeding in een historische context plaatsen. Recent lazen we bijvoorbeeld ‘Eene quaestie van vraag en aanbod’, over de geschiedenis van de ontginning van de veengebieden in Noord-Nederland. En al wat langer geleden ‘Oolde, mijn Oolde’, over het boerenleven in de Achterhoek rond 1875. Allebei geslaagde voorbeelden van boeken die verloren tijden doen herleven, en waar veel liefdevolle aandacht in is gaan zitten. In die categorie valt ‘Kievitskoorts’ ook. Met geweldige verhalen uit de oude doos, doorspekt met Fries en ondersteund door prachtig fotomateriaal.
Het gaat slecht met de kievit
En toch blijven wij na het lezen van dit boek met een wat wrang gevoel zitten. Want het gaat slecht met de kievit. Heel slecht zelfs. En waar ligt dat aan?
Natuurlijk – zoals meestal – aan een combinatie van factoren. In ‘Kievitskoorts’ worden ze allemaal opgenoemd: de jacht in Zuid-Europa, het veranderende boerenland, de toegenomen predatie van nesten en kuikens (door vossen, kiekendieven, kraaien), enzovoorts.
Maar auteur Siebren Siebenga is wel wat erg weinig kritisch over de rol die de aaisikers (dat is Fries voor eierzoekers) in de teloorgang van de kievit hebben gespeeld. Het rapen van eieren blijft in de ogen van de schrijver toch vooral een prachtige traditie, die zelfs bijdraagt aan natuurbeheer.
Elfstedentochtachtige toestanden
Dat laatste betwist ik niet. Het rapen van eieren is sinds 2015 verboden; tegenwoordig blijft het voor de aaisikers bij vinden, fotograferen, eventueel wat gegevens noteren, en verder lopen. Dat levert nuttige gegevens op over hoe het met de kievit gaat. Helaas volgt Reintje de Vos soms het spoor van de ‘beheerders’ en wordt het nest alsnog slachtoffer van predatie, ondanks alle goede bedoelingen.
Maar anderzijds moeten we niet vergeten dat nog tot in de jaren 1970 en 1980 het rapen van kievitseieren volop doorging en vaak massale vormen aannam.
Siebenga geeft daar in zijn boek voorbeelden van: “Op een gegeven moment telden we op de weilanden rondom ons dertien collega’s.” En: “Om half vijf kwamen uit de geparkeerde auto’s vijf collega-eierzoekers tevoorschijn.” Tja, een beetje Elfstedentochtachtige toestanden en dat terwijl tegelijkertijd ook de landbouw volop intensiveerde.
Schaalvergroting landbouw
Ik ben niet zo teerhartig aangelegd. Een kievit begint na een mislukt (of geraapt) eerste legsel gewoon opnieuw met eieren leggen. Onder goede omstandigheden worden er dan alsnog genoeg kuikens groot. Maar daar zit ‘m natuurlijk de crux: ‘onder goede omstandigheden’.
Want als er toch al minder eten te vinden is voor de kieviten door de schaalvergroting in de landbouw en er is minder nestgelegenheid en meer nesten worden geplet door landbouwmachines – dan kan het voor de oudervogels erg zwaar zijn om weer aan een nieuw legsel te beginnen. Hun conditie loopt achteruit. En als er maar vier kuikens geboren worden in plaats van acht, is de kans op instandhouding van de soort natuurlijk bij voorbaat al gehalveerd.
Eerste levensbehoefte
Ooit was het aaisiken een eerste levensbehoefte. In de gezinnen van keuterboeren en boerenarbeiders vormden de kievitseieren vanaf half maart een welkome aanvulling op het magere rantsoen – tegen die tijd raakten de wintervoorraden immers op en was de nieuwe oogst nog ver weg. Soms betaalden kleine boeren de pacht aan de landeigenaar in de vorm van kievitseieren. En soms werd er kleinschalig gehandeld, wat voor de vinder van de eieren wat extra inkomsten opleverde.
Dat was inderdaad een mooie traditie.
Maar ook de kievit ontsnapte niet aan het klassieke patroon van uitbuiting van een gratis grondstof. Volgens ‘Kievitskoorts’ werden er in 1885 alleen al in Friesland 300.000 kievitseieren verhandeld. Ze gingen naar de grote steden in Nederland, maar ook naar Engeland, België, Frankrijk. Dagloners, boerenknechten en ook beroeps-aaisikers en handelaars verdienden er een goede boterham mee. Sorry, aaisikers, maar ik ben blij dat deze vorm van uitbuiting verboden is. Hoewel het voor de kievit misschien niet genoeg zal zijn om te overleven.
De vogels werden ook gegeten – en misschien nog wel. In het boek staat dit recept dat we je niet willen onthouden: