Stad en plant

Een boek vol enthousiaste verhalen over planten en plantjes in de stad, met humor en zonder al te veel pretenties, en dat past wel bij de planten waar het over gaat. In een ongekend dynamisch milieu vol verstoring en vervuiling vestigt zich allerlei groen, soms letterlijk tegen de klippen (muren, lantarenpalen) op. Leuk, leerzaam en optimistisch stemmend voor wat betreft de veerkracht van de natuur.

Maar liefst achttien verschillende auteurs leverden bijdragen aan dit boek en twee van hen stelden het samen. De verhaaltjes verschenen eerder als onderdeel van de website Stadsplanten, al sinds 2016 een zeer levendig en inspirerende bron van informatie over planten in de stad. En nu is er dan dit boek.
De hoofdstukken zijn losjes thematisch en uit de titels (‘Tuinstortoverlevers’, ‘Voegenvullers’, ‘Hogerop’, et cetera) spreekt meteen de frisse humorvolle benadering van de redacteurs.

Geen saaie plantengids, maar grappig en inspirerend, uitnodigend om naar buiten te gaan en met andere ogen om je heen te kijken. Aantrekkelijk vormgegeven met goede foto’s en een prima index die het mogelijk maakt om planten snel op te zoeken. Hier en daar vind ik in de tekst een vergeten verwijzing naar het oorspronkelijke online karakter (‘…[tongvaren] heeft op deze site nog geen eigen stukje gekregen.’). Maar dat kan de pret nauwelijks drukken. Wel een kanttekening: Als je ergens een plantje ziet staan tussen de tegels, en je denkt: ‘Wat is dat?’, dan is dit boek niet direct geschikt om dat in op te zoeken. Maar gebruik een slimme app voor de herkenning en laat je dan door de index van ‘Stad en plant’ verder verwijzen. De moeite waard!

TitelStad en plant – Eetbare planten, voegenvullers, dakvlieders en andere stadsplanten
VanAad van Diermen en Erik van der Hoeven (redactie)
UitgeverNoordboek
ISBN978 90 5615 8668
Verschenenapril 2022
Prijs€ 22,50
Verkrijgbaar bijKies voor de boekhandel van steen en cement. En àls je een webshop prefereert, kies dan deze.

Eten van de straat

In ‘Stad en plant’ vinden we ook een hoofdstuk over eetbare planten. Het eerste hoofdstuk nog wel! Tekenend voor de populariteit van wildplukken? Nu ja, in elk geval is duidelijk dat wildplukken ook prima in de stad kan, ook al geven de redacteurs in hun inleiding aan dat je geen grote hoeveelheden voedsel moet verwachten op straat. Behalve dan misschien in de prullenbak, maar daar gaat dit boek niet over. Wat de redacteurs en auteurs dan weer niet vermelden is dat je het geplukte wel goed moet wassen, zeker in de stad, om consumptie van bijvoorbeeld motorolie, hondenpis en onkruidgif te vermijden. En wat ik ook niet teruglees is dat de meningen over wildplukken voorzichtig beginnen te kantelen – het is soms wel wat al te populair, en dat leidt tot kaalslag. Maar misschien geldt dat niet in de stad?

“Hier gaat de wet van Cruijff op: Je gaat het pas zien als je het doorhebt”

In elk geval is er in de stad voldoende eetbaars te vinden. In het eraan gewijde hoofdstuk komen we bijvoorbeeld knopkruid tegen, maar ook zevenblad, vogelmuur, hondsdraf, postelein, paardenbloem en brandnetel. Maar elders in het boek staat ook veel eetbaars. Ik noem bijvoorbeeld daslook, hertshoornweegbree, hop en moerasanemoon (Houttuynia).

Inheemsen, exoten, en alles ertussenin

In de stad verschijnen bij uitstek allerlei nieuwe planten. Soms ontsnapt uit onze tuinen en dan blijkbaar in staat zich te handhaven. Soms als zaad meegebracht van vakantie, onder de banden van de vouwwagen of uit de plooien van de tent. Soms verstopt onder de schoenzolen van buitenlandse toeristen. Soms ontkiemd uit uitgespuugde pitten of weggegooid half opgegeten fruit.
En omdat er in heel veel steden al jaren bezuinigd wordt op de groenvoorziening, en het schoonmaken van je eigen stoepje iets uit een ver verleden – inclusief spruitjesgeur – lijkt te zijn, hebben al dit soort kiemers denk ik nu ook meer kans van slagen. Alleen het risico om opgegeten te worden door een wildplukker, dat is significant toegenomen natuurlijk.

Dus vinden we in dit boek de beruchte Japanse duizendknoop en watercrassula (beide soorten zijn erg invasief), de kerria (ook uit Japan), kiwi, chiazaad, paprika en slaapkamergeluk (ja, echt, zoek maar op). Tegelijkertijd staan er ook hele algemene planten in, zoals robertskruid en stinkende gouwe (‘onkruiden’, maar onkruid bestaat niet). En de nodige zeldzaamheden en verrassingen. Allemaal ooit door een van de auteurs ergens in een Nederlandse stad ‘in het wild’, dus in de publieke ruimte, aangetroffen.

Verhalen, verhalen

Dit boek is vol mooie verhalen. Dat is zeker een deel van de charme ervan. Als voorbeeld een mooi verhaal over de muurbloem (Erysimum cheiri). ‘Stad en plant’ verhaalt hoe de muurbloem oorspronkelijk uit het oostelijk deel van het Middellandse Zeegebied komt (daar waren de dames vast allemaal erg verlegen), maar in de Romeinse tijd in Nederland is geïntroduceerd (onder de schoenzolen van de legionairs wellicht).
In de middeleeuwen was het muurbloempje ruimschoots aanwezig in onze ommuurde steden. Uit Deventer verdween het in 1938, waarschijnlijk na renovatie van een aantal oude muren, die daardoor veel te strak en te netjes werden om in te wortelen. Rommeligheid, dat is wat we nodig hebben! Maar gelukkig heeft de Deventer stadsecoloog in 2012 in het kader van Operatie Redt Het Muurbloempje een aantal plantjes uitgezet op muren waarin speciale gaten waren geboord. En het is een succes. Hoera voor het muurbloempje. En voor de rest van dit boek, want het is echt een erg leuke, verrassende verzameling.

Muurbloempje

Plaats een reactie