We waren op bezoek bij De Zandse Notengaard in Huissen, net onder Arnhem. Een prachtig aangelegde tuin met heel veel verschillende notenbomen en andere vruchtgewassen. Herman Janssen is een gepassioneerd walnotenfan.
Herman Janssen is na zijn vorige zakelijke leven, thans volledig in de noot. Hij werkt met anderen samen in De Nootsaeck. Dat notenbomen kweekt en verkoopt. Maar ook adviesdiensten verleent. Bovendien is hij actief lid van de Nederlandse Notenvereniging.
De achtertuin van hun huis in het buurtschap Het Zand van Huissen, hebben hij en zijn vrouw (Anne)lies, De Zandse Notengaard genoemd.
Van dierlijk naar plantaardig eiwit
Notenbomen, en met name de walnoot maakt een opmars. Voedselbosliefhebbers planten ze veelvuldig, maar, belangrijker, ook door traditionele veehouders en akkerbouwers. Het is voor hen een manier voor de geleidelijke transitie van dier naar plant: Als de bomen groeien, wordt het rendement aan gras minder. Dat betekent dus minder dieren. Dat “verlies” wordt rijkelijk gecompenseerd door de groeiende notenoogst. Die leveren hoogwaardig plantaardig eiwit en olie. Een oppervlakte weiland levert uiteindelijk veel meer daarvan op dan aan dierlijk melkeiwit/-vet. En een (melk-)veehouder heeft er beduidend minder werk aan.
Telersgrond
Als we aankomen worden we getroffen door het weldadige groen van De Zandse Notengaard. Hier is het wat men telersgrond noemt – vruchtbare aarde.
“Voor we hier kwamen wonen, was hier glastuinbouw. We kochten een huis met een kaal terrein. Het eerste wat we deden, was het planten van notenbomen langs de rand van het erf,” vertelt Herman Janssen en hij wijst naar de forse bomen die verderop staan. “Dat was vijfendertig jaar geleden.” Zijn terrein is zo’n zesduizend vierkante meter groot.
Het eerste deel, direct achter het huis, is gazon met bomen, twee ligstoelen en tuinkunst. Daarachter is een deel met verschillende stadia van gemengde rijenteelt – galerijbeplanting van rijen met verschillende soorten en rassen heesters en bomen. En ‘verschillende stadia’ omdat een deel alweer een fiks aantal jaar geleden is geplant en een deel meer recent.
Alley cropping, heet dat in het Engels. Het is een vorm van agroforestry – in Nederland zijn we nu gek op voedselbossen en alley cropping is daar een praktisch toepasbare vorm van. Lees dit.
Maretak
Al direct staan we oog in oog met een bol maretak, die zich gevestigd heeft op een nog kleine appelboom. Maretak is een halfparasiet. Normaliter zie je ze hoog in de bomen, maar deze kunnen we goed bekijken. Fraai groen met witte bessen. Herman laat zien hoe de voortplanting van maretak in zijn werk gaat: Hij plet een besje tegen de stam.
“Kijk, vogellijm,” zegt hij, wijzend naar de kleverige inhoud van de bes. De vogels plukken de bessen en eten het in de oksel van een boomtak. Het zaadje blijft daar achter, vastgeplakt tegen de stam en zal daar kiemen. Om de gastheer of -vrouw uit te vreten.
Japanse wijnbes en Suzuki’s fruitvlieg
We lopen door de lanen met links en rechts een keur aan fruitstruiken en -bomen.
“Ik laat alles begaan. Ja, uiteindelijk snoei ik wel, want anders groeien de paden dicht,” vertelt Herman. Er is sprake van een behoorlijk mooi biologisch evenwicht. We eten verrukkelijke abrikozen en staan stil bij de Japanse wijnbes. Die proeven we ook, nadat ze eerst zijn gecontroleerd op wormpjes van Suzuki’s fruitvlieg. Japanse wijnbes en Suziki, etymologisch een logische combinatie. Maar niet leuk. Deze plaaginsect rukte de afgelopen jaren op vanuit Zuid-Europa en lijkt nu goed gevestigd in Nederland.
Janssen gebruikt feromoonvallen die goed blijken te werken. Een feromoon is een geurmolecuul waar bepaalde insecten door worden gelokt. De val is uitgerust met een kleefplaat. We kijken er in en het bevat meer fruitmotten dan een fruitvlieg.
Zonder mest
De hoge notenbomen achterin groeien en groeien, zonder een korreltje bij te mesten. Het maakt bewust van ondergronds leven. De mycorrhiza: De schimmels die de fosfaten aanmaken en de bomen die de schimmels suiker teruggeven.
In een ander alley hangen machtige trossen rode bessen.
“Die zijn erg zuur en geen vogel waagt zich er aan,” waarschuwt Janssen. “En ze kunnen heel lang blijven hangen.” Toch proeven we ze. Zuur, ja, maar een aangenaam zuurtje. Te zuur? Nee. Herman is verbaasd over onze reactie. Smaken kunnen blijkbaar nog steeds verschillen.
We lopen vervolgens langs een reeks verschillende kruisbessen. We proeven en een rode is uitzonderlijk zoet. Anders dan de Hinnonmaki Gül die wij in onze tuin hebben.
Walnoot Drjanovski
De zijkant van het perceel is niet een simpele rij bomen. Integendeel. Er zijn tunnels, bospaden, in aangelegd. Ooit voor de kinderen aangelegd, begrijpen we. Nu lopen wij erdoor. Op een splitsing zoekt onze gids naar een bijzondere notenboom, waar we heen lopen. Een forse driestammige.
“Ik noemde deze boom altijd een Drjanovski vertelt hij “Totdat op een gegeven moment een Belgische notenexpert onze tuin bezocht en duidelijk maakte dat het geen Drjanovski is, maar dat de onderstam van de ent is uitgelopen. De daarop geënte stek is dood, is weg. Nu noem ik de boom een Drjanski. Elke uit zaad opgegroeide notenboom is eigenlijk een nieuw ras. Of noem het cultivar – cultuurvariëteit. “Het zijn kruisbestuivers, dus van de noot van deze boom krijg je nooit een genetisch identieke. Alleen door enten kan een ras worden vermeerderd.”
Trazel
We vervolgen onze tocht richting moestuin en kas. We passeren een trazel – een tree-hazelnut. Een kruising tussen een gewone hazelaar Corylus avellana en de Turkse hazelaar Corylus colurna. Ze wordt aangeduid met Corylus x colurnoides. Het is een aantrekkelijk boompje met meer hazelnoten dan in onze eigen fikse heesters. Even verder staat een roze peper en – woeha! – een Japanse wolmispel (loquat). Een Eriobotrya japonica. Een plant die ik lange tijd heb gewild en was vergeten.
“En dit jaar voor het eerst in twintig jaar is er een vrucht,” zegt Herman blij. Maar waar is deze vrucht? Het is even zoeken, maar daar hangt ze. Al enigszins op haar retour. We proeven en de smaak is verrukkelijk.
Het houdt niet op.
Deze tuin is meer dan een notengaard. Wij hebben een Eetbare Siertuin, maar De Zandse Notengaard kan er ook wat van.
Iets verderop heeft Herman Janssen een slinger van diverse eetbare heesters aan geplant – om te laten zien dat mooi en eetbaar goed samen kunnen gaan, verklaart hij. Maar dat wisten we al 😊
Lingewaard Notenwaard
Het braakliggend terrein nabij De Zandse Notengaard is verkaveld. Hier stonden ooit kassen en nu mogen mensen er een huis bouwen. Maar onder één voorwaarde. Het project Lingewaard – Notenwaard verplicht de bewoners hun grondstuk passend, met hoogstam- en/of notenbomen in te richten. Er staan al twee enorme walnootbomen op het thans nog maagdelijke bouwterrein.
Allemaal aan de walnoot!
Het is de passie van Herman Janssen om de walnotenteelt in Nederland flink onder de aandacht te brengen. Walnoten zijn zeer gezond en voor veel doelen bruikbaar. Je kunt de noten gewoon eten, je kunt er olie uit persen – de perskoek die daaruit overblijft, kan weer voor andere doelen worden gebruikt. De noten kunnen ook in (vegetarische) maaltijden worden gebruikt.
Uit zaad geteelde walnoten doen er vijftien à twintig jaar over tot ze een rijke productie leveren. Maar geënte selecties zijn al na vijf jaar behoorlijk productief en na tien jaar volop. Dus waarom niet overschakelen van de (intensieve) veehouderij naar walnotenteelt? Dierlijk eiwit vervangen door plantaardig?
“Het zou toch mooi zijn, als we met walnoten een behoorlijke transitie bewerkstelligen. Minder vervuilend door inefficiënt vee en de bomen leggen CO2 vast. Walnoten zijn behoorlijk ongevoelig voor allerlei aandoeningen. Maar om dit toekomstbeeld te bereiken moeten we wel weten wat en hoe. En er moeten kwaliteitseisen worden opgesteld. De ene noot is de andere niet.”
Waarom geen hamburgers van walnoten, om maar iets te noemen? Met notenbomen in de omgeving kan ook de korte keten worden gestimuleerd. Geen noten meer uit China en Californië. (Die zijn niet BIO en chemisch gebleekt.)
Bijkomend voordeel is dat walnoten een penwortel ontwikkelen, ze wortelen diep en zijn daarmee ook minder gevoelig voor warme perioden.
Vijftienduizend euro? Ammehoela!
“Maar als straks al die voedselbossen walnoten opleveren, zal dan de prijs van walnoten niet fors dalen?” vragen we. Dat kan, maar met een prijs van twee euro per kilo is de teelt kostendekkend, mits voldoende notenbomen aanwezig. En winkelier betaalt tussen de 2,50 en 4 euro voor een kilo walnoten.
“Dat is natuurlijk afhankelijk van de kwaliteit en het assortiment. Wij hebben heel veel verschillende notenrassen,” verduidelijkt Herman.
“Maar al die voedselboswachters rekenen zich rijk,” werp ik tegen.
“Tja,” antwoordt hij lachend. “Je weet hoe je een klein fortuin maakt? Je begint met een groot fortuin.” (Die grap kenden we nog niet.)
“Je weet hoe je een klein fortuin maakt? Je begint met een groot fortuin.”
Maar het is een waarschuwing die menig voedselbos-initiatiefnemer goed in zijn oren mag knopen. Er worden vaak optimistische berichten verspreid en dure cursussen verkocht. Zelf hebben wij de berekening laten uitvoeren op de website Voedseluithetbos.nl.
Volgens The Plant moeten wij met ons terrein van net geen hectare, na een jaar of vijf, netto vijftienduizend euro per jaar verdienen. Baten minus kosten. Sommige terreinen hebben een vruchtbare grond en een uitstekende waterstand. Andere terreinen, zoals bij ons, op de stuwwal, kennen zeer arme zandgrond. Daar groeit alles langzamer. Vijftienduizend euro, ammehoela. Maar voor eigen gebruik is het uitstekend
Volgens ingewijden is landgoed Welna ongeschikt voor een batig voedselbos. Te arme grond en al decennia verpest door een monocultuur van naaldhout. Overigens hebben wij grote moeite met de hoge bedragen die aan cursusgeld worden gevraagd – dat lijkt vooralsnog de beste rendement van een voedselbos.
Erg interessant allemaal, leuk artikel
Norbert, met interesse dit mooie blog gelezen, veel dank!
Ik wil tegelijk toch een lans breken voor The Plant, die uitstekende cursussen heeft verzorgd. Ik heb zelf de cursus vanaf het eerste uur gevolgd, dat was heel veel informatie, en ik heb het aanbod zien groeien en ook menig cursist zien eindigen met steeds beter beredeneerde en onderbouwde plannen. En ja, je kunt verschillend denken over voedselbossen in deze pioniersfase, maar ze bieden een op z’n minst een interessant alternatief op de conventionele teeltmethoden.
Ha Kien. De lans is dan gebroken, hè 🙂 Het is natuurlijk zo dat veel mensen zich op de voedselbossen storten en weinig tot niets weten. Dan is een cursus van een paar honderd euro goedkoper dan miskopen. Ik weet van kwekers dat ze planten (bomen, heesters) verkopen en weten dat het onwetende, naïeve, enthousiaste kopers zijn die zo snel mogelijk een voedselbos willen. Doch omzet is omzet. Bij veel voedselboscursussen heb ik zo mijn gedachten over kosten en verschafte informatie. Dat geldt ook The Plant. Ik zie deze tijd van voedselboshype als pakweg tien jaar geleden, toen Sepp Holzer furore maakte – aanbeden als een goeroe, maar juist dat was zijn verdienmodel.