Wat een droogte. De verfplantentuin ziet er uit als een woestijn. En toch, als je één vinger diep graaft, is de grond vochtig. We houden moed dat de nieuwe planten erin slagen dat vocht te pakken krijgen – en we hopen natuurlijk op wat regen. Ondertussen zijn we begonnen met het uitplanten van de uit zaad opgekweekte planten.
Voor de plantnamen en hun beoogde kleuren, verwijs ik naar mijn vorige blog.
Het groeit amper, maar leeft wel
De verfplanten die we als planten kochten, staan alweer een tijdje in de tuin. Dat zijn Artemisia abrotanum (citroenkruid), Arctostaphylos uva-ursi (berendruif), Galium verum (geel walstro), Genista tinctoria (verfbrem), Isatis tinctoria (wede), en Phytolacca americana (Westerse karmozijnbes). Ondanks de droogte leven ze allemaal en de wede is zelfs al gaan bloeien. Erg hard groeien doen ze niet, daarvoor zal het eerst wat moeten gaan regenen. Wij beregenen de vaste planten in principe niet; ze moeten het zelf proberen diep(er) te wortelen. Maar deze nieuwe aanplant heeft toch een aantal keren flink water gekregen; voor de start.
Uit de grond kijken
Maar goed, die planten staan al in de tuin, daar hebben we niet meer zoveel werk aan. We zijn de laaste weken vooral bezig geweest met het opkweken van het zaaigoed. Ik had ze wel uit de grond willen kijken, maar ja, alles kiemt natuurlijk op zijn eigen tijd.
Het zoveelste lesje in geduld en nederigheid. De natuur laat zich niet leiden.
Sommige planten kiemden heel goed, andere minder. Sommige groeiden heel goed, andere minder.
Van Sanguinaria canadensis (bloedwortel) is bekend dat het zaad heel moeilijk kiemt en dat dat heel lang kan duren. We wachten het af, maar misschien gaan we van deze leuke plant in het najaar proberen aan knolletjes te komen om het proces een beetje te versnellen.
Vreemder is mijn ervaring met Reseda lutea (wilde reseda) en de Reseda luteola (wouw). Nauw verwante planten, zou je zeggen. De wilde reseda is fantastisch opgekomen en heeft sinds het verspenen in de tray al hele mooie plantjes gevormd. Maar van nicht wouw zijn slechts enkele, enigszins triestige kiemplantjes verschenen. Het is de vraag is of we ze kunnen behouden. Waar het aan ligt? Slecht zaad – oud of te warm opgeslagen? Niet de juiste temperatuur en vochtigheid? Verkeerde zaaigrond? Wie zal het zeggen?
Bij de vijver
Alle verfplanten krijgen een plaatsje bij elkaar in een herkenbaar deel van wat voorheen bij de Eetbare Siertuin hoorde. Behalve de Rubia tinctorum (meekrap). Die houdt van vochtige rijke grond, en dat hebben wij niet. Maar omdat het zo’n roemruchte verfplant is moeten we het toch hebben, kunnen tonen. Het zaad is goed gekiemd en er zijn prachtige planten uit gegroeid. Daarvan hebben we een aantal bij de vrijverrand uitgeplant. Die plantjes houden we de komende tijd goed in de gaten, met name of ze niet overwoekerd worden door de andere planten die daar groeien.
Met beleid
De komende weken gaan we de overige zelf opgekweekte plantjes in de tuin zetten. We hebben goede planten van Anchusa officinalis (gewone ossentong), Anthemis tinctoria (gele kamille), Carthamus tinctorius (saffloer), Solidago virgaurea (echte guldenroede) en dus van de Reseda lutea. Wat minder succesvol gekiemd is Clinopodium vulgare (borstelkrans), maar met wat liefde en een vleugje vakmanschap moet dat wel goed komen.
Natuurlijk hebben we volop de eenjarigen Coreopsis tinctoria (wilde meisjesogen) en Calendula officinalis (goudsbloem). En dus Rubia tinctorium.
We kweken de planten in pluggen op, Pas als ze voldoende zijn geworteld, planten we ze uit. We zorgen ervoor dat ieder plantje zijn eigen kuiltje heeft. Zo kunnen we in het begin en zolang het droog is, wat extra water geven. (Natuurlijk houden we wat zaailingen in reserve, voor als het uitgeplante jonge goed het onverhoopt niet redt.)
Te koop
Wat er overblijft potten we op en zal te koop worden aangeboden. Waarschijnlijk via de website in verband met de voortdurende maatregelen rond het coronavirus. Mocht je interesse hebben houd dan de website in de gaten.