Zilte groenten van Terschelling

Jan Velema en zijn echtgenote zijn af en toe een weekje op Terschelling. Hij is een groenteman en heeft open oog voor wilde groenten en voorouders van onze gecultiveerde gewassen. Aan de hand van een maaltijd, vertelt hij over de zilte groenten die op Terschelling te vinden zijn.

Jan Velema was oprichter/eigenaar van Vitalis Biologische Zaden. Samen werken we aan een boek over de Nederlandse commerciële groenteteelt, dat na de zomer 2026 moet verschijnen.

De natuur als supermarkt

Wij gaan al heel wat jaren naar Terschelling. Daar plukken we dan af en toe wat zeekraal, zeekool en andere zilte gewassen om thuis voor een maaltijd te gebruiken. Maar toen ik bedacht om er een stukje over te schrijven vroeg ik mij af of dat wel mag, wilde planten plukken. En wat blijkt: formeel mag dat helemaal niet. Zelfs bramen plukken is in principe verboden. Gelukkig wordt er in de praktijk wel gedoogd. Vaak zelfs, want op Terschelling worden tegen betaling jaarrond wildplukwandelingen georganiseerd, nota bene met de aanbeveling “de natuur als supermarkt”. Als alle vijfhonderdduizend jaarlijkse bezoekers op Terschelling de natuur werkelijk als groentewinkel zouden beschouwen, blijft er van het eiland één grote zandverstuiving over. Gelukkig gebeurt dat niet. Ik heb zelf als natuurgids de ervaring dat de meeste mensen bij een plantenexcursie pas een blaadje durven te proeven als de gids dat eerst nadrukkelijk zelf voordoet. Men is beduidend argwanender iets uit de natuur te eten dan uit de supermarkt.

Milieuschade

Dus voel ik me ziet zo schuldig om voor eigen gebruik en met de nodige voorzichtigheid een paar takjes van het een of ander te plukken. Trouwens, wat zou het milieu meer schaden: zeekraal plukken op de kwelders (feitelijk cultuurland, geen natuurgebied) of ingevlogen uit Marokko in een plastic verpakking (die ik diezelfde dag in de plaatselijk buurtsuper zag liggen)?

Meestal plukken we maar één of twee soorten, maar nu hebben we er vier uitgekozen. Zeekraal, schorre(n)kruid, zeevenkel en zeekool. Samen met een stukje kabeljauw en witte rijst was het een vol bord. Maar het was ook voor een mooi plaatje.

Zeekraal

Zekraal wordt hier op de site uitvoerig beschreven. Wij hebben de langarige zeekraal (Salicornia procumbens) gevonden, te herkennen aan de opgerichte lange stengeltjes. Het zijn malse, 5 tot 10 cm hoge plantjes, vaak met de grappige kiemblaadjes onderaan, waaraan je ziet dat ze éénjarig zijn. Ze groeien massaal op de kwelders – in Zeeland noemen ze het schorren -, buitendijks in de kreekjes tussen de weilanden die bij springvloed met zeewater vollopen. We hebben ze begin juni geplukt en gegeten. Begin mei is te vroeg. Dan zijn ze namelijk nog nauwelijks gekiemd en in de herfst zijn ze te houtig. (In de zomer komen wij niet op Terschelling.)

Lamsoor en zoutmelde

Er groeit daar ook heel veel zoutmelde (Atriplex portulacoides) met kleine grijze blaadjes, die we deze keer maar overslaan. Ook vinden we  er heel veel lamsoor (Limonium vulgare), maar helaas is dat niet datgene dat we de eetbare lamsoor noemen. Dat is eigenlijk zeeaster (Aster tripolium of Tripolium pannonicum) maar die hebben we hier niet gezien. Zeeaster valt pas echt goed op als hij bloeit met mooie lila bloemen zoals een aster.

Klein schorrekruid en zeebanaan

In een hoekje van de haven, op een stukje dat bij hoog water droog blijft en waar wat gras groeit, staan honderden jonge plantjes van het eenjarige klein schorrekruid (Suaeda maritima). Van een afstand lijkt het een beetje op zeekraal, maar heeft lange halfronde vlezige blaadjes die aan een stengel groeien.
We dachten even aan zeebanaan (Caprobotus rossii), maar die komt hier niet in het wild voor en is afkomstig uit Australië.
Later hebben we zeebanaan wel gezien in een proeftuin voor zilte groenten. Zowel zeebanaan als klein schorrekruid hebben vlezige blaadjes met soms een rood puntje, maar bij klein schorrekruid zijn ze dunner en langer. De zilte smaak en bite lijkt op zeekraal, maar is minder uitgesproken.
We laten ze de volgende keer maar staan.

Zeekool en strandbiet

Wie wel eens op Terschelling komt, kent de vijftien kilometer lange waddendijk, die loopt van de haven in West Terschelling tot aan de Wierschuur in Oosterend. Op deze dijk lopen schapen en onderlangs is een fietspad, naast een strook basaltblokken die de dijk beschermt tegen de zee. Tussen die stenen groeit onder andere zeekool, zeevenkel en strandbiet.

Zeekool (Crambe maritima) is een veel voorkomende en opvallende plant. Het is geen nauwe verwant van de gecultiveerde kool (Brassica oleracea: sluitkolen, boerenkool, bloemkool enzovoorts), maar behoort wel tot dezelfde familie van kruisbloemen. Het grote grijzige blad lijkt wel wat op dat van bloemkool, maar is niet eetbaar. Op Texel wordt zeekool gebleekt; de gebleekte jonge scheuten zijn lekker mals.
Maar wij zoeken de jonge bloemknoppen, die als net als broccoli of cime di rapa kunnen worden gegeten. Eind mei staan de meeste planten in volle bloei en wij vonden met moeite nog een paar gesloten bloeischermpjes. De smaak is een beetje bitter en intenser dan broccoli.

Op een paar plaatsen op de dijk staat zeevenkel (Crithmum maritimum). Het is geen echte venkel, hoewel de typische bladschede wel op venkel lijkt. Ze hebben qua smaak wel wat gemeen behoren dan ook tot dezelfde familie, die van de schermbloemigen. Zeevenkel is afkomstig uit Zuid-Europa en was vroeger langs de Nederlandse kust een zeldzame plant. Nu zie je hem steeds meer, wellicht door klimaatopwarming. Rauw is het blad iets bitter, pittig en aromatisch, gekookt schijnt het naar asperge te smaken. Als klein accent op een visgerecht is het heerlijk (zo leerden wij het ook kennen, in restaurant NAP, een van de betere restaurants op dit moment op Terschelling)

Strandbiet

Ik zocht strandbiet, maar de schapen waren mij voor: ik vond een kaalgevreten plant. Standbiet (Beta vulgaris subsp. maritima) is de enige plant in dit rijtje die de echte wilde voorouder is van de bekende groentes. Je kunt het jonge blad dan ook net zo goed eten als snijbiet. Strandbiet bevat wel meer tannine en ijzer, dat iets bitter smaakt (maar wel gezond). In gecultiveerde biet de bittere smaak uitgeselecteerd. Het is niet alleen de oervorm van snijbiet, maar ook van suikerbiet, voederbiet en (rode, witte, gele, geringde) biet.

Melkkruid en loslopende honden

Melkkruid – foto: Jan Velema

Een beetje hoger op het kleiige brede strand, tussen de Wadden en de zee groeit een lage plant die een tapijt van bloemen vormt. Het is melkkruid (Glaux maritima), familie van de sleutelbloemen. De plant is zo klein dat hij van afstand niet opvalt, maar van dichtbij blijken de bloemetjes erg mooi. Het is net als schorrekruid en zeekraal een succulent of vetplant. De blaadjes zijn dik en kunnen veel vocht vasthouden. Melkkruid werd vroeger wel gegeten en men nam aan dat de witte melksap-houdende blaadjes de afgifte van moedermelk stimuleert. We hebben het niet geproefd, het strand wordt op deze plek druk bezocht door loslopende honden.

Als je goed oplet en een beetje weet waarnaar je moet zoeken, zijn er meer zilte eetbare planten te vinden. Wij ontdekken nog steeds (voor ons) nieuwe soorten.

In de Randstad zijn de meeste van de hier genoemde zilte groenten wel verkrijgbaar, maar op het platteland (waar ik woon), kom je alleen zeekraal tegen. En dan meestal bij de viswinkel. Zelfs op Terschelling is nergens zilte groenten van het eiland te koop. Wel veel cranberries, maar die zijn niet zilt. Je ziet ze in overvloed, vooral verwekt in talloze producten zoals in jam, gebak, bier, sap, kaas, worst en meer. Cranberries zijn dan ook de grote trots van Terschelling.

Plaats een reactie