Het is een lang verhaal. Snel springen?
Voor de moestuin | Voor de dieren | Culinair | Gezondheid
Woord vooraf
Smeerwortel is een in het wild voorkomende plant, door de eeuwen heen als heilzame plant gebruikt en als eetbaar gewas. Bocking 14 een cultivar van een hybride die van grote waarde is als dierenvoer en in de moestuin. Smeerwortel wordt nu nog door wildplukkers gegeten. De vraag is of we het nog steeds veilig kunnen eten.
Voor Bocking 14 moeten we het over twee van nature voorkomende smeerwortels hebben.
Het feit dat de gewone smeerwortel de toevoeging officinale heeft, betekent dat dit een heilzame plant is. Ze komt overal in Europa voor.
Ruwe smeerwortel (Nederlands), Rauer Beinwell, Kaukasus-Comfrey (Duits); prickly comfrey, rough comfrey (Engels); consoude rude (Frans)
S. asperum komt oorspronkelijk uit de Kaukasus, noordoost Turkije, Armenië, Azerbedjan, stukje noord-Iran. Uit die hoek. Maar ze is inmiddels in heel Europa verwilderd, mede omdat ze ook als voerplant voor dieren werd en wordt geteeld. Smeerwortels zijn lid van de familie der ruwbladigen, de Boraginaceae. Waaronder ook borage of komkommerkruid. Deze ruwe smeerwortel lijkt, met haar harige structuur en helblauwe bloemen, wel erg op de borage (vinden wij).
Een bijzonder geval is Bocking 14, ook wel Russische smeerwortel genoemd. S. officinale gekruist met S. asperum, levert de hybride Symphytum × uplandicum. Deze laatste wordt in het Duits ook wel Futter-Beinwell genoemd, voeder-smeerwortel. In het Nederlands Oplandse smeerwortel. Symphytum × uplandicum kan zich ook uitzaaien (dan valt ze, net als zaad van elke F1-hybride, terug in de eigenschappen van een van de ouders) en kan zich ook met een van de ouders weer terugkruisen. Of andere bastaarden maken. Bocking 14 is een steriele cultivar van Symphytum × uplandicum.
Smeerwortel Algemeen
Symphytum betekent dan ook aan elkaar groeien. Het komt van het Griekse syumphuo. Bekend is dat smeerwortel al sinds 400 v Christus als heilzaam gewas wordt geteeld. In China wordt het al zeker tweeduizend jaar gebruikt. De Griekse natuurkundige Dioscorides gebruikte smeerwortel om de troepen van Alexander de Grote te genezen. In zijn De Materia Medica geeft hij aan dat het kanker zou verminderen door deling van cellen te remmen, maar wel weer helpt bij het herstellen van wonden en ontstekingen.
Plinius de Oudere refereerde in zijn Naturalis Historia aan smeerwortel vanwege de kleefeigenschappen. Hildergard von Binegn (1098-1179) verwijst naar het helen van wonden. En Dodoens wees op de wond- en breukherstellende werking.
Gewone smeerwortel wordt ook genoemd in Turner’s Herball (1568) en uiteraard ook in Gerard’s Herball (1597). Gerard beschreef de eigenschappen tegen inwendige bloedingen. In feite beschreef hij de werking van wat wij nu als Allantoïne kennen.
In Het Nederlandtse Herbarius of Kruydt-boeck van Petrus Nylandt (1682) zegt dat het op vochtige plaatsen en waterkanten groeit. Deze arts zegt dat het helpt bij ‘overtollige maent-stonden, sweringe van de longh ende nieren’. Nylandt raadt aan de twee ons kleingesneden wortel te koken in water of melk tot een siroop die twee of driemaal daags wordt ingenomen. Tegen jicht raadt hij aan geraspte wortel op de pijnlijke plaats aan te brengen.
De geschiedenis van Bocking 14
Het verhaal achter deze Bocking 14 is curieus. In 1771 vertrok de Engelse kweker en landschapsarchitect Joseph Busch naar Rusland om daar de tuinen van het paleis van Catharina de Grote in Sint Petersburg aan de slag te gaan. Tussen 1790 en 1801 stuurde hij verschillende vormen van smeerwortel naar huis, waaronder de S. asperum, de ruwe smeerwortel. Die, en zes andere vormen van smeerwortel, werden in Engeland in bescheiden mate gekweekt. De ruwe smeerwortel werd herkend als oorspronkelijk uit de Kaukasus en is van alle smeerwortels veruit de grootste.
Voer voor dieren
Naast de botanische kwaliteiten constateerde men dat de dieren het graag aten – liever dan de gewone smeerwortel – en dat de productie hoog is. We schrijven 1810. Kweker James Grant ontdekte, naar verluidt, deze grote waarde. Er ontstond een ware hype, een kostbare hype, want smeerwortel moet vegetatief worden vermeerderd en men plantte akkers vol. Voor de dierenvoer, want van de andere kwaliteiten als bodemverbeteraar had men geen weet. Dat duurde tot de jaren 1870-1880. Toen analyseerde ene dr. Auguste Voelcker, als chemicus verbonden aan de Royal Argicultural Society, de S. asperum.
In 1871 raakte Henry Doubleday door een artikel van Voelcker geïnteresseerd in smeerwortel. Henry deed in lijm voor postzegels en zocht node naar een andere bron, want de Arabische gom was op dat moment slecht verkrijgbaar. Omdat Voelcker over de kleefkracht schreef, leek dit een aantrekkelijk alternatief. Henry stuurde een brief naar Joseph Busch in Rusland. Maar deze was al lang overleden. Doch de tuinman stuurde hem zaailingen.
In de tsaristische tuin stonden, naar ontwerp van Busch, S. asperum en S. officinale keurig om en om op een rijtje. De tuinman had geen zin een bestaande plant te lichten voor stekken, maar had zaailingen gewied en die naar Henry gestuurd. Dat was de fameuze kruising. Zaadgevende smeerwortel is al enigermate zeldzaam, een dergelijke kruising op zijn minst bijzonder.
Russian comfrey – Russische smeerwortel
Dit werd de Russian Comfrey, Russische smeerwortel. Op dat moment had nog nooit iemand van de Wetten van Mendel (1822 – 1884) gehoord – dat duurde zelfs tot zestien jaar na de dood van Mendel -, dus laat staan te hebben nagedacht over F1-hybriden. Maar dat de planten van Henry wat anders waren, werd al snel duidelijk. Hij selecteerde, wat hij noemde ‘Doubleday’s Solid Stemmed Comfrey’ noemde, en teelde doe in grotere aantallen. De productiviteit was erg hoog, wel zes oogsten per jaar. Deze cultivar zou Bocking 14 kunnen zijn….
De lijm van deze smeerwortel was echter niet goed. Exit Doubleday, de postzegelfabrikant koos een andere leverancier. Doch niet getreurd, Henry verdiepte zich nader in de smeerwortel, voerde er zijn dieren mee en publiceerde over de enorme opbrengst (met een record van 100 ton per acre – ruim 4000 m2). De plant van Henry werd opgenomen Curtis’s Botanical Magazine 1879.
(Het bleek dat deze kruising al eerder in Zweden had plaatsgevonden. Daar noemde men het S. uplandicum. De Engelsen hadden het S. peregrinum genoemd.)
Met Thomas Christy, schrijver, botanist, kweker en vriend van Doubleday begon Henry zijn Russische smeerwortel te exploiteren. Ze noemden het zo, om het onderscheiden van S. asperum, de ruwe smeerwortel. Christy verkocht de plant en publiceerde in 1877 het boek Forage Crops (Voedergewassen), dat Russiche smeerwortel alom bekend maakte
Henry leefde van zijn kleine boerenbedrijfje en het aandeel in de onderneming. Christy deed het werk en hij focuste zich op smeerwortels. Het moge duidelijk zijn dat ook andere kwekers zich stortten op de teelt van Russische smeerwortel, S. peregrinum. Of door opportunisme en gebrek aan kennis, ook gewone smeerwortel?
Tegenwind
Maar, zoals met alles, er was ook tegenwind. Sommige boeren klaagden over het werk wat verzet moest worden om smeerwortel te telen, dat de dieren het niet aten en dat het geen wintervoer voor de dieren was. Volgens de toen gehanteerde methode was smeerwortel ongeschikt voor kuilvoer (te veel eiwit, te weinig koolhydraten). Tel daarbij de agrarische depressie, die op dat moment in Engeland heerste, en de Russische smeerwortel verdween uit de belangstelling. De aankoop en het aanplanten ervan was immers kostbaar, terwijl het inkomen van de boeren daalde.
Toen Doubleday in 1902 overleed, ruimde zijn familie het huis uit en verbrandde alle notities die hij had gemaakt. Kort erna importeerde een opportunistische kweker weer planten uit Rusland, maakte gewiekst gebruik van Doubleday’s publicaties uit 1870 – 1880, en verkocht de planten onder de naam Russische smeerwortel. De opbrengsten waren lager dan toen, maar ach…. En toen kwam de Eerste Wereldoorlog.
Opleving
In 1938 begon J. Kenneth Crawly weer met het telen van smeerwortel op zijn kleine boerderij, waar hij zich met pensioen had teruggetrokken. Hij voerde talloze experimenten uit en voerde het aan zijn dieren. Maar bij zijn dood in 1943 was ook zijn familie zo goed om alle gegevens te vernietigen. Bleef over: zijn publicaties in enkele bladen. Maar een goede vriend van hem, E.V. Stephenson en eigenaar van een (toen) bekende stoeterij, teelde naar volle tevredenheid S. peregrinum en voerde het zijn paarden. En zo kwam het dat Lawrence D. Hills in 1948 kennis maakte met smeerwortel. In zijn boek schrijft hij:
From that day to this I have never lived further away from a comfrey plant than a hundred feet (dertig meter) and more than any woman has, this crop has changed my life.”
Hills teelde en testte smeerwortel op zijn gehalte aan voedingswaarde versus gras. In het begin was het Hills niet duidelijk dat wat hij teelde een hybride was, maar hij vermeerderde de beste planten.
In de jaren vijftig van de vorige eeuw verscheen het biologisch boerenblad The Farmer. Uitgever Newman Turner, die zelf ook smeerwortel teelde voor zijn dieren, was wel te porren voor een smeerwortel test: wie haalde de hoogste opbrengst.
In de tabel ziet u dat er ook Engelsen in tropische landen meededen. Zo werd een schat aan informatie gewonnen. Ondertussen schreef Lawrence D Hills zijn eerste boek met de titel Russian Comfrey. In 1954 begon hij in de plaats Bocking zijn smeerwortel onderzoeksstation dat hij uit eerbetoon de Henry Doubleday Research Association noemde.
In totaal plantte Hills 21 selecties die diverse smeerwortelkwekers doneerden, maar ook planten van verwaarloosde akkers, zoals van het oude veld waar Doubleday een dikke vijftig jaar eerder experimenteerde. Er zit wat variatie in Symphytum peregrinum oftewel Symphytum × uplandicum. Net zoals de kinderen op elkaar lijken en iets van hun ouders hebben. Daarom heten deze ook cultivars.
En de beste is…..
We kunnen alle selecties wel opsommen, maar nummer 14, Bocking 14, is de smeerwortel van Crawly en zijn vriend, E.V. Stephenson.
Van Bocking 14 lijkt de bloemstengel op die van S. aspermum, het is een vroege plant met een hoog gehalte aan eiwit, kalium en allantoïne. En niet gevoelig voor roest.Hills oogstte van 1957 tot 1961. Het bleek dat #14 de een na beste qua opbrengst had, ietsje minder dan #4.
Bocking 1 daarentegen leek erg op de gewone smeerwortel, had de laagste opbrengst en was zeer gevoelig voor roest.
Voedingswaarde
De focus van deze selectie van smeerwortel, lag altijd op dierenvoer. Qua voedingswaarde is Bocking 14, naast een hoog gehalte aan eiwitten en specifieke aminozuren, ook gezegend met flink wat mineralen (o.a. hoog in kalium) en vitaminen (o.a. B12, 4,4 μg/100 gr). Het kan zich uitstekend meten met sojabonen (sommigen zeggen dat het zeven keer betere is), dat thans veelal dient als diervoer. Opmerkelijk is dat Bocking 14 met haar wortels supersnel vitamine B12 uit water opneemt.
Namen
Er is een aantal namen in omloop voor deze bijzondere cultivar Bocking 14: Russische smeerwortel (waarvan Bocking 14 dus een selectie/cultivar is) en Quaker smeerwortel. Dat laatste is een keus geweest van Lawrence D. Hills toen hij vijfduizend planten naar Canada kon exporteren. Ten tijde van de Koude Oorlog was het niet handig het woord Russisch te gebruiken. Dus Quaker Comfrey is Russian Comfrey is S. peregrinum en dus vandaag de dag Symphytum × uplandicum.
In de tuin
De biologische moestuinier kan eigenlijk niet zonder smeerwortel en heeft bij voorkeur Bocking 14. Als compostverbeteraar, om als mulch tussen gewassen te leggen en om gier of concentraat van te maken.
De N:P:K verhouding voor gewone smeerwortel is 1,8:0,5:5,3. Voor Bocking 14 is dat 7,4:2,4:11,9.
Koeienmest: 6,4:2,3:3,2. In [10] staat verrassend genoeg zweer weinig over smeerwortel, alleen het essentiële: verrijking van de compost en als diervoer.
Teelt
De plant houdt van veel mest en met name stikstofhoudende mest. Verse mest is geen probleem. Maar compost geeft de stikstof te langzaam af. Smeerwortel en gras gaan ook niet goed samen, omdat gras eveneens stikstof vreet en hoog wortelt, dus alles al “opeet”
Standplaats: Zonnig tot halfzon, vochtig is fijn, maar goed doorlatende grond wordt gewaardeerd. Accepteert alle gronden maar die met pH of 6.0 to 7.0. pH hebben de beste resultaat. Dus lichtzuur tot neutraal
Water: graag, maar de oudere plant verdroogt of verwelkt niet snel, omdat ze zeer diep wortelt.
Planttijd: maart-mei, september
Plantafstand: 90 cm – 1 meter uit elkaar.
De plant creëert op den duur een kratereffect. De oude plant in het midden rot op een gegeven moment weg en groeit met de jonge wortels naar buiten. Dit is een natuurlijke vermeerdering. Als u ze op rijtjes wilt houden, plant u (een van de) jongen terug naar het midden, waar ooit de oude plant stond.
Vermeerderen
Bocking 14 is steriel, dus moet vegetatief worden vermeerderd. Smeerwortel zelf is lastig uit zaad te vermeerderen, daar de meeldraden lijken afgedekt met een valse bodem, die de toegang tot de honing min of meer onmogelijk maakt. Alleen hommels met een lange tong kunnen deze wegschuiven. Slimme bijen en hommels met een korte tong boren een gaatje in de bloem om zo bij de honing te komen. Maar ja, dan wordt er weinig bestoven.
1) De uitdijende oude planten verdelen zich automatisch in vier tot acht nieuwe planten.
2) U kunt de plant opgraven en wortelstekken met een groeipunt nemen. Doe dit in maart-april.
3) U kunt ook wortelstekken nemen door de wortel in kleine stukjes te verdelen en deze in P9 potjes onder pakweg 1,5-2 cm aarde op te potten. Leg ze wel horizontaal.
4) Smeerwortel heeft geen penwortel, maar vele tentakels. Dus de plant delen door er twee vorken in te zetten en tegen elkaar, van elkaar af te duwen, kan ook.
Compost of mulch
Smeerwortelblad composteren met andere compostmaterialen. Uit tests in 1960 met de teelt van aardappelen (mest, compost, Bocking 14), waarbij smeerwortelblad als mest, mulch zo u wenst, tussen de aardappelplanten werd aangebracht, bleek over meerdere jaren de opbrengst met smeerwortel het hoogst. Dat was eveneens bij andere groenten.
Afhankelijk van het type tuin, kunt u verwelkt smeerwortelblad (als dan niet gehakseld) tussen andere planten aan brengen. Of op de composthoop met andere materialen mengen.
Sommigen vinden dat laatste zonde, omdat een deel van de waardevolle stoffen wegsijpelt.
Gieren
Effectiever is het om van smeerwortel(blad) gieren te maken en deze bij de planten te gieten. [11] zegt: Knip de plant in stukken van tien, vijftien cm. De verhouding is 1 kg vers blad – of 150 gr gedroogd – op 10 liter water. Vul een ton, maar houdt er rekening mee dat het water tot hoogstens 10 cm onder de rand blijft. Leg er een deksel op, niet luchtdicht (!). Roer elke dag even, de boel gaat rotten en dus akelig stinken. Bestrooien met gesteentemeel helpt de stank te binden. Bij warm weer is het goedje na pakweg tien dagen klaar. Anders twintig dagen. Gieten bij planten, 1 op 10 verdunnen met water. Om planten te bespuiten (bladbemesting) 1 op 20.
In tegenstelling tot gier, kan men ook een concentraat maken. Door een ton of een stuk rioolpijp met (gehakt) blad te vullen, van onder af te sluiten met uitzondering van een paar gaten en van boven met een steen of iets dergelijks, onder druk te zetten. (In een ton met flinke bakstenen of zo.)
Uiteindelijk druppelt er een bruine vloeistof uit. Verdun dat en giet het bij de gewassen.
Dierenvoer
De plant wordt door tot wel zes snijbeurten per jaar met graagte aan de dieren gevoerd. Zoals gezegd, het is zelfs iets voedzamer en gezonder dan soja. Ook kippen zijn er gek op. Hang een bosje omgekeerd op, dan kunnen ze er uit happen. Het zou betere eierproductie geven en meer heldere dooiers. Koeien en konijnen hebben moeite met verse smeerwortel, die wat harig is. Maar verwelkte smeerwortel wordt wel graag gegeten.
Bewaren
Dat is een lastige zaak. Voor diervoeding wordt drogen voorgestaan, maar de stengels kunnen taai zijn. Dus wordt het gemaaide goed eerst door de hakselaar gehaald en dan gedroogd.
In het verleden functioneerde het inkuilen, door het hoge vochtigheids- èn eiwitgehalte versus koolhydraten, niet. Er werd onvoldoende melkzuur gevormd. Vandaag de dag laat men in voorkomende gevallen het gemaaide goed eerst 24 uur verwelken (waardoor het 50% vocht verliest) – en dan met toegevoegd melasse (suiker = koolhydraten) inkuilen. Dat is lastiger dan bij gras of snijmais. Maar het eiwitgehalte is minstens dubbel zo hoog.
Culinair
Vanwege het hoge eiwit- en B12-gehalte is het, op het eerste gezicht, een ideale groente voor veganisten. Want B12 komt met name voor in zuivel en vlees. Maar vaak en veel smeerwortel eten kan schadelijk zijn. Zie hierna bij Gezondheid.
Het verse blad smaakt naar een mengsel van asperges en andijvie. Smoor het met zo weinig mogelijk water. Of wokken. De bladeren bevatten op zichzelf veel vocht.
Er zijn diverse recepten te vinden voor soepen, soufflés, gegratineerd, als smoothy (blenden met koud water). Maar Bocking 14 is voor dat laatste vermoedelijk te bitter om zo rauw te worden genuttigd.
Gedroogd blad kan voor thee worden gebruikt.
[15] heeft het erover dat jonge bladeren van oudsher worden gegeten, meest in groentenmengsels In [6] staat dat het een Duitse eigenschap is om het blad in deeg te dompelen en dan te frituren – dit wordt ook in Midden-Zwitserland gedaan.
Stengels worden gebleekt door aan te aarden, waardoor ze zachter van smaak zijn en als asperges kunnen worden gegeten. [12] voegt daar Schwarzwurz aan toe, blad gevuld met kaas, door een beslag met ei gehaald en dan gefrituurd.
[12] zegt dat van de gewone smeerwortel gehakte jonge bladeren aan salades worden toegevoegd. Over Bocking 14 zegt het boek dat het blad gekookt en gestoomd kan worden en als spinazie gegeten.
Gezondheid
Een goede bron van aminozuren, vooral tryptofaan en redelijk wat methionine. Veel mineralen, vitamine A, C en B12.
Ze bevat veel allantoïne, dat cellen sneller doet delen. Van blad en stelen kunnen smeersels worden gemaakt om wonden te helen. Nog eenvoudiger is een paar bladen (even tegen elkaar wrijven om de haartjes te verwijderen) op de wond te binden. Het wordt ook gebruikt in huidverzorgende middelen, omdat het celdeling bevordert.
Smeerwortel helpt, naar verluidt, bij: bloedarmoede; artritis; voetschimmel; doorligwonden; bijensteken; insectenbeten (ook muggen); brandnetelprikken; hoge bloeddruk; gekneusde en zelfs gebroken botten; bronchitis; blauwe plekken; brandwonden; kanker; ontstekingen in de luchtwegen (longontsteking, tbc); bijholteontsteking; winterhanden; ontsteking van de dikke darm (colitis) en andere darmen; bindvliesontsteking (van de ogen); hoest; huidaandoeningen (acne, lichen planus, psoriasis, gordelroos); diabetes; diarree; spijsverteringsproblemen; vroege cellulitis; eczeem; gangreen; zweervorming; jicht; hooikoorts; hartproblemen; bloedingen in het algemeen; herpes; zwellingen van gewrichten (verstuikingen); nieraandoeningen; leverproblemen(*); ontsteking alvleesklier; reuma; scrofulose (koningszeer); zonnebrand
PA’s
Alle smeerwortels bevatten Pyrrolizidine-alkaloïden (PA’s). Dat kan leverschade veroorzaken -, gebruik het dus sowieso niet in grote hoeveelheden en te lang achtereen. Er zijn zo’n 200 PA’s. Smeerwortel kent er veertien: o.a. echimidine, intermedine, lasiocarpine, lycopsamine, myoscorpine, symlandine, symphytine en symviridine. Deze kunnen kanker veroorzaken, ook al weet men nog niet precies hoe. Vermoedelijk doordat het DNA in de lever wordt beschadigd. [4]
PA’s komen ook voor in (zwarte en groene) thee. In [2] staat dat PA’s ook voorkomen in melk van koeien en geiten, en in honing.
[5] stelt dat er – onder herboristen – wordt afgestapt van inwendig gebruik, vanwege de PA’s, maar ze stelt dat er bij de mens geen vergiftigingen beschreven zijn. [7] zegt dat er bij normale consumptie door mens en dier geen gevaar is. Niettemin, zwangere vrouwen en zij die borstvoeding geven zouden moeten oppassen.
Safety first, zal ze hebben gedacht: De FDA (Food and Drugs Administration) vaardigde in 2001 een bericht c.q. dringend verzoek uit om smeerwortel, vanwege mogelijke leverschade, niet meer in voedingssupplementen te gebruiken. Uit ratproeven was gebleken dat er in de lever kankergezwellen ontstonden. De ratten kregen een 10% smeerworteloplossing oraal toegediend gedurende langere tijd. Het kankerverwekkende aspect is kennelijk een onderwerp van discussie, want uit andere onderzoeken [3] blijkt dat smeerwortel (ook) een kankerwerende werking kan hebben.
The University of Minnesota (the Agricultural Experiment Station), schijft echter dat, ondanks het rattenonderzoek, de consumptie van smeerwortel lager is dan dat wat bij het onderzoek is gebruikt en dat nog nooit meldingen zijn ontvangen van leverschade of kanker bij dieren of mensen. Lage of normale consumptiehoeveelheden zouden moeten worden gebruikt om een juist beeld te krijgen, stelt ze. Bij het normaal gebruik van thee van smeerwortel is het onwaarschijnlijk dat er problemen ontstaan. Het gebruik van smeerwortelblad voor het voederen van koeien, schapen, geiten, paarden en konijnen geschiedt (automatisch) binnen de veiligheidsmarges.