Knolcapucien heet een vergeten groente te zijn. Dat is natuurlijk onzin, het is een voor ons in principe onbekend gewas uit de Andes. Onze grootouders aten het niet.
Wie heeft de naam knolcapucien bedacht? Een uitgebreidere plantbeschrijving volgt nog op onze site. Maar we hebben de eerste oogst binnen en dat willen we met u delen.
De knolcapucien plant geeft een fikse oogst die tot vijf kilo kan oplopen. Op het Internet zijn bar weinig recepten te vinden met deze knol. Het beperkt zich tot ‘in wokgerechten’ ‘in stoofpotten’ ‘in soepen’.
De Latijnse naam is Tropaeolum tuberosum – de knolvormende Oost-Indische kers. Het blad heeft een scherp aroma en wordt als kruid gebruikt. De knollen worden gegeten. In Boliva en Peru wordt de knolcapucien of mashua/mashwa aangeplant met de andere knolgewassen als ollucu en aardappel. Daarbuiten is het een weinig voorkomende groente. De plant groeit op 2500 – 4000 meter hoogte in de Andes. Afgedekt met een laag stro kan het ‘s winters in ons klimaat overwinteren.
De smaak
Rauw is het bijzonder pittig en de smaak is zepig, zoethout- c.q. dropachtig. Dunne plakjes zijn eetbaar, maar dan bijvoorbeeld in salades. Zoals ook plakjes radijs daar in kunnen gaan.
Verhit of gebakken is deze pittige smaak weg. Dikkere plakken, ca. 5 mm tot 1 cm, laten zich makkelijk bruin bakken in een laagje olie. Het wordt niet knapperig. De smaakbeleving is nu als dat van aardappel, maar met een licht anijsachtig toontje. Erg lekker.
Als onderdeel van een wok- of stoofgerecht hebben we het gegeten met o.a. in plakjes gesneden winterpeen, een fijngesneden stengel bleekselderij, Parijse grotchampiginons, ui, knoflook. In een beetje kippenbouillon en een scheut sherry. De smaak van het geheel was niet slecht; de mashua is dan beetgaar en ook niet meer scherp. Vrij neutraal in het geheel.
Na wat diepgaander onderzoek blijkt dat een stoof met aardappel, vlees, mais, mashua en kruiden vrij gangbaar is in Peru.
We hebben deze soep gemaakt, naar een gevonden (vermeend) Peruviaans recept. In Peru schijnt men knolcapucien ook als zoet dessert te gebruiken. We lazen: met melasse (dat zal dan wel van rietsuiker zijn) gekookt en dan gevroren. Dat moeten we nog eens doen.
Mannen, let op!
Tests hebben uitgewezen dat eten van de knolcapucien het libido flink verzwakt. Het heet anafrodiasicum te zijn. Tot wel 50% potentieverlagend. Dat is chemisch aangetoond en met tests op ratten en cavia’s. Naar verluidt zouden Inka heersers deze knollen aan hun soldaten te eten gaven, “opdat ze hun vrouwen zouden vergeten”.
Hmmm, wellicht dat de knolcapucien om die reden ook nog een moderne toepassing kan krijgen?
Heel interessant artikel! Mooie illustratie’s. Volgens mij is het wel een vergeten groente, onze (over-)grootouders aten ze wel. In Frankrijk en in België zijn rond 1850 en later meerdere artikels verschenen in gerenommeerde tijdschriften zoals ‘Belgique Horticole’ en ‘L’Horticulteur Français’ over deze knolgroente. Teelt en recepten werden uitvoerig beschreven. De zaden-en plantenfirma Louis Van Houtte uit Gentbrugge biedt plantgoed aan in zijn catalogus van 1847 tot 1891, ook die van Vilmorin-Andrieux uit Parijs, Haage & Schmidt uit Erfurt, …
groeten
guy
Dank je Guy, voor deze informatie. Ik ben daar heel blij mee. De vraag is echter of het ook een echt voedsel is geworden, zoals pastinaken, allerlei knolletjes en (uiteindelijk) de aardappel. Of dat het tot beperkte kring bleef; (een aantal van) de lezers van de genoemde bladen. Wat ik wel in de beschrijving noem is dat Vilmorin het heeft gepoogd, maar dat het geen succes werd. In het recent verschenen boek Liever Lokaal – vanuit de Slow Food-gedachte geschreven dat het eten uit de regio moet worden gehaald – staat met enige stelligheid: “deze groente werd door onze voorouders gegeten”. Dat suggereert een gangbaarheid die ik durf te bestrijden. Die gedachte heeft mij wellicht geleid bij het maken van de beschrijving.