Met regelmaat komen berichten in de media over de negatieve effecten van ons landbouwbeleid. Het enige positieve schijnt nog te moeten zijn dat Nederland, na de VS, de grootste exporteur van agrarische producten ter wereld is. Maar is dit zo? En hoe is dit zo gekomen? Dit is een vlot leesbaar en goed gedocumenteerd boek dat eerst terug gaat in de tijd en zo een historisch inzicht biedt in de politieke besluitvorming en keuzen. Of het gebrek daar aan.
We raden elke groene activist en iedereen die op zijn of haar beurt van die mensen pukkeltjes krijgt – niet in de laatste plaats de CDA-aanhangers -, aan dit boek te lezen. Hoewel de toon in dit boek lichtjes activistisch kan overkomen, is het goed onderbouwd en biedt het voldoende handvatten dat voor- en tegenstanders tot elkaar kunnen komen om samen de beste keuzes voor de toekomst te maken.
De lengte van de recensie geeft al aan hoe goed dit boek isHet is een page turner, zoals dat heet. Goed, gedreven geschreven en de schellen vallen je van de ogen. De auteurs praten met boeren, burgers en buitenlui – de notabelen en beleidsmakers. Spitten de politieke besluitvorming van na de Tweede Wereldoorlog tot heden door en baseren zich daarnaast op wetenschappelijke onderzoeken. Zo ontstaat een beeld van enerzijds de grote ambities om a priori een agrarisch exportland te zijn en anderzijds het onvermijdelijke negeren of wegwuiven van de mogelijke gevolgen.
Vaak wordt gezegd dat de boeren heus niet willens en wetens het milieu schade toebrengen. Ze kunnen immers niet anders. Of wisten niet beter. Misschien geldt dat voor een deel van hen, maar in het boek komen fikse staaltjes van, laten we zeggen, immoreel gedrag aan het licht. Boeren zijn lang niet zo onschuldig als hun belangenbehartigers het soms willen doen voorkomen.
De auteurs zijn schrijver-onderzoeksjournalist Kees Kooman en Hans van Grinsven, senior wetenschappelijk onderzoeker Landbouw en Milieu bij het Planbureau voor de Leefomgeving.
In alle opzichten is dit boek een aanrader van de eerste orde.
De Volkskrant schreef: ‘Prima geschikt voor iedereen: over het succesverhaal dat ons de kop gaat kosten.’ Ook dat is een manier om er naar te kijken.
Titel | Dit is uw land |
Van | Hans van Grinsven & Kees Kooman |
Uitgever | Uitgeverij De Kring |
ISBN | 978 9462 970 670 |
Verschenen | 18 mei 2017 |
Prijs | € 21,50 |
Verkrijgbaar bij | Alle boekhandels en indien u online wenst te winkelen, raden we deze webwinkel aan. Hierin werken drie echte boekhandels samen: De Kler (Leiden e.o,), Kniphorst (Wageningen) en Haasbeek (Alphen a/d Rijn). Dus dan verdient de echte boekhandel ook wat. |
Het gaat te ver het hele boek samen te vatten – koop het maar. De auteurs beperken zich niet tot de boeren en besluitvorming, maar proberen het landbouwbeleid in het algemene maatschappelijke kader te plaatsen. Maar we zijn zo gegrepen door dit boek, dat we graag nog wat door mijmeren en wat kanttekeningen erbij plaatsen.
Groen asfalt
Het economische beeld laat zich als volgt schetsen: Nederlandse parels als Unilever, Friesland Campina en Agrifirm zijn in pakweg dertig jaar verdubbeld in omvang. Voor de boeren is er amper wat bij gekomen – de productie is gegroeid, de financiële opbrengst is hetzelfde – en de consument betaalt minder geld voor eten, maar wel te zoet, te zout en te vet. Supermarkten en Big Food – en hun aandeelhouders – zijn er rijk van geworden, de bijverschijnselen komen voor het conto van ons, de burger, de belastingbetaler. De verborgen kosten zijn miljarden per jaar, exclusief zorgkosten die ontstaan door schades van gifstoffen, ongezonde voeding en zaken als Q-koorts.
Niet-BIO moet een heffing krijgenDe biodiversiteit is met sprongen achteruit gegaan, het bestand aan akker- en weidevogels is met 300 miljoen vogels tussen 1990 en 2015 teruggelopen. Wat rest is “groen asfalt”. Ecologisch dode weiden met een monocultuur van Engels raaigras die vier tot zes maal per jaar worden gemaaid en waar geen kruid meer groeit.
De jaarlijkse kosten die biologische bedrijven moeten betalen aan SKAL voor certificering zouden belegd moeten worden bij de bedrijven die niet-biologische producten maken of bieden.
Nooit meer honger
Het na-oorlogse beleid van ‘Nooit meer honger’, gepredikt door Sicco Mansholt, ligt ten grondslag aan de hedendaagse toestand. De ouderen onder ons kennen het fenomeen van de ruilverkaveling. Groter, efficiënter. We lezen dat de landbouwsubsidies eigenlijk een vorm van na-oorlogse schadebetaling waren door Duitsland aan de andere landen. Zo is het nooit benoemd, maar in de praktijk was het wel het geval. Dit is natuurlijk interessant om te weten, omdat hieruit de minimumprijspolitiek uit voortkwam en boeren heel veel gingen produceren, waardoor Europa met een boterberg kwam te zitten. In 1850 werd naar verhouding voor elke Nederlander een ton melk geproduceerd. Dat is nu hetzelfde, ware het niet dat we met 17 miljoen inwoners zijn tegen toentertijd 2,5 miljoen. En hetzelfde areaal aan land.
Fresco en met zijn allen de fuik in
Louise Fresco benadrukt in haar boek ‘Hamburgers in het Paradijs’ de zegeningen van de grootschalige landbouw. Maar is dat zo? We citeren:
Was een gezin honderd jaar geleden nog drie uur doende om een avondmaaltijd te bereiden, nu kan dat in een kwartiertje. Die tijdsbesparing was belangrijk omdat vanaf het eind van de negentiende eeuw de industrie veel arbeidsplaatsen opeiste, gevolgd door de dienstensector. Nu gaat de extra tijd zitten in de opvoeding van de kinderen, zelfontplooiing en vermaak. Paradoxaal wordt steeds meer tijdswinst tenietgedaan door het (niet kunnen) kiezen uit de overvloed van de supermarkt en de langere (auto)tocht ernaartoe (Ruppel Shell, 2009)
Rosanne Hertzberger (Ode aan de E-nummers) kookt niet graag en Fresco mag het een zegening noemen, maar er klopt iets niet. Johan Schaberg, ooit van het roemruchte Wolters Schaberg en later columnist van NRC, schreef ooit een treffende column: ‘Met zijn allen de fuik in’. Zijn betoog komt erop neer dat man en vrouw nu beiden moeten werken om een vergelijkbaar huishouden te runnen als bijvoorbeeld kort na de oorlog. Los van emancipatoire aspecten, was het toen nog voldoende dat er één inkomen was om te wonen en te eten. Okay, men teelde vaker groenten in de volkstuin of eigen tuin, die nu vol met tegels of betonklinkers wordt geplempt omdat weinig onderhoud kost. Toen werden zelf truien en sokken gebreid, nu is er Primark (met zulke goedkope kleding dat je daar je vraagtekens bij kunt zetten). De hedendaagse landbouw is de Primark van de voedselindustrie.
We zitten in de stront
Al in 1970 publiceerde ene ingenieur De la Lande Cremer een artikel met de titel ‘Mestoverschotten, een potentiële bron van milieuverontreiniging’. En ‘Met onze moderne landbouwmethoden zijn de grenzen van het toelaatbare bereikt en soms overschreden.’ Dat is nu waarheid, maar die tekst stamt uit 1970. Het Ministerie van Landbouw negeerde in de jaren erna vrijwel alle waarschuwingen, reageerde niet. Soms werd de vraag gesteld of het ministerie er voor de bevolking was of alleen voor de boeren. Het was een politiek van pappen en nathouden door de machtige mensen met boerenbloed en/of een achtergrond van de Landbouwhogeschool Wageningen, thans WUR.
Doch de eerste beleidsnota over de mogelijk schadelijke gevolgen van de intensieve veehouderij dateert van 1974, onder minister Fons van der Stee verschenen. Maar daar was verzet tegen, de veehouders moesten zo veel mogelijk in leven worden gehouden. Ten koste van de natuur, blijkt.
Zo lezen we op pagina 151 dat Brabantse gemeentehuizen op 1 november 1984 tot diep in de nacht openbleven om vergunningen te geven voor het uitbreiden van de varkensstapel. Want de dag erna zou een beperkende wet ingaan. Het aantal dieren werd zo met 3 miljoen uitgebreid.
Dat is immoreel, tot het misdadige aan toe, want de nieuwe wet was er niet voor niets.
Dit is slechts een voorbeeld dat aangeeft hoe betreffende politici en de boeren tegen beter weten in een handje lichten met de werkelijkheid. Tegen beter weten in. Niet onwetend.
Rest de vraag: Konden de boeren anders doen? In een consumptiemaatschappij die vraagt om meer, meer en goedkoper? Veel van de hedendaagse voedselschandalen zijn een gevolg van dat mantra.
In 1987 kwam er een nieuwe fosfaatnorm: drie keer zo hoog als dertig jaar ervoor als gezond werd gezien. 350 Kilo fosfaat per hectare.
Mais
Wie in 2017 in de nazomer door Gelderland, Brabant, Vlaanderen toert, schrikt van het aantal maisvelden. Snijmais. Nederland kent een bijzondere positie binnen de EU. Wageningse goochelaars hebben voor onze gronden plausibele berekeningen gemaakt hoe het mestoverschot verwerkt kan worden. Één, kennelijk populaire methode, is stront uitrijden en mais zaaien. Snijmais verbruikt veel mest en is bovendien op haar beurt veevoer. Het land van boeren moest, om meer stront te mogen uitrijden, voor 70% uit gras en de rest uit snijmaïs bestaan. Om nog meer mest te kunnen verwerken wordt het grasland op haar beurt nog vaker gemaaid.
Desalniettemin vervuilt het grondwater met nitraten, doch politici in de Tweede Kamer doen er alles aan om deze metingen te bagatelliseren en de cijfers ter discussie te stellen.
Bijna tweederde van de Nederlandse landbouwgronden is inmiddels verzadigd met fosfaat. Een gemiddelde akker bevat bijna 5000 kilo per hectare, een onvoorstelbarer ‘overdosis’ die in theorie voldoende zou zijn om honderd jaar lang wintertarwe te telen.
Terecht merken de schrijvers op dat de boer een schakel is in de voedselketen. De belangrijkste schakel en tegelijkertijd met de minste macht. De boer wikt, de handel beschikt.
Ratrace naar de bodem en de gevolgen
Na de geschiedenis, het landbouwbeleid, de geweldige productiecijfers, grond en stront, gaat het over de voedselindustrie. En wat daartegenover wordt gesteld. Zoals Slow Food en haar Youth Food Movement. De auteurs spreken o.a. met Jorit Kiewik, boerenjongen en voorzitter van de YFM. Dat biedt hoop. Vervelender is dat Nederlandse zuivel wordt geëxporteerd naar verre landen. Los van het feit dat grote delen van Azië en Afrika lactose-intolerantie kennen, worden daar de kleine boeren uit de markt gedrukt. Hetzelfde gebeurt met kippenvlees. Wij eten kipfilet, de rest wordt geëxporteerd. De Afrikaanse kippenboer kan daar niet tegenop. Het is een gevolg van de ratrace naar de bodem van de prijzen, zoals de auteurs het noemen.
Tussen 1995 en 2003 steeg de Europese export van 500 naar 22.000 ton kippenvlees, terwijl de lokale productie in Afrika dramatisch daalde. We moeten dan ook niet verontwaardigd zijn als de Afrikaanse aardegenoten naar Europa willen komen om in een beter bestaan te voorzien.
Toekomst
Dat het anders moet, moge duidelijk zijn. Er zijn voldoende hoopgevende tendensen. Tijdens de Foodlog Dag van 9 september 2017 werd ook geconstateerd dat de Nederlandse agrarische sector moet switchen van veel (en slecht) naar minder en hoge kwaliteit. Eigenlijk wat de Duitse, Franse en Italiaanse boeren doen.
We moeten anders gaan eten. Haver is retegezond en gewoon tarwe is beter dan spelt. En moeten we kweekvlees of meelwormen gaan eten? In dit boek staat overigens een interssante tabel over de relatie tussen voeding – een tekort of verkeerde verhouding – en geestesziekten. Dat is iets om over na te denken.
Ja, waarom zouden we geen insecten eten? Het overgrote deel van de wereld eet insecten. Wij hebben in de Amazone van Ecuador dikke vette witte rupsen gegeten, gegrild smaakten ze naar pindakaas en hun kopje was alsof het een krokant suikerlaagje was. ‘s Lands wij, ‘s lands eer. Wij pellen en eten wel garnalen en laten een rauwe haring in onze keel glijden.
Schandelijk opportunisme
We hebben het op onze website al vaker gezegd. Het dogma van Wageningen UR en de voedselindustrie is dat ‘wij de wereld moeten voeden’ negen miljard mensen in 2050. Als je het maar vaak genoeg herhaald, wordt het vanzelf waar. Maar we produceren al voor twaalf miljard mensen voedsel, alleen het is niet op de juiste plek.
De auteurs van het boek zeggen:
Drieënveertig jaar na 1974 klinken de roeptoeters van de vrije markt nog steeds het hardst. Want: ‘wij'(Nederlanders) moeten de wereld voeden. Het is een stelling die getuigt van schandelijk opportunisme, waarbij alleen het eigenbelang van de korte termijn telt.
Daarom is dit boek goed. Het is een soort geheugen voor hoe het zo is gekomen, aan de hand van statistieken, onderzoeksrapporten, publicaties wordt de toestand van ons land duidelijk gemaakt. Dat is onweerlegbaar. En verandering is mogelijk.
Sicco Mansholt kwam op zijn oude dag (1989) ook tot dat inzicht. Hij zei, dat als hij minister van Voedselvoorziening zou zijn hij “In snel tempo [zou] proberen een duurzame landbouw te ontwikkelen. En de verantwoording nemen ten aanzien van het ecologisch evenwicht.
Dit is ons land. Beschreven in Dit is uw Land.
Kijk eens hoe actueel: Veehouders en loonwerkers aangehouden wegens mestfraude. Het is 2 oktober 2017 en kennelijk is nog steeds niet iedereen ervan doordrongen dat het niet zo langer kan.
En dit artikel in De Correspondent van Marc Chavannes. “Nederland houdt van alles en iedereen. Maar het verkiest als het er op aankomt het boeren- en exportbelang boven de gezondheid van mensen. Kan daar eindelijk eens een politiek debat over komen? En een werkelijk onafhankelijk toezicht? Politiek Dagboek over een Hollandse afwijking.