Oorspronkelijke versie: 23 december 2007, bijgewerkt 19 juni 2024
Leestijd: 24 minuten
Inhoudsopgave
Allium ampeloprasum var. porrum of Allium porrum
[20] zegt A. porrum is winterprei en A. ampeloprasum is zomerprei.
Prei, pret (Nederlands); Porree, Breitlauch, Welschzwiebel, (Gemeiner) Lauch, Spanischer Lauch, Fleischlauch (Duits) poireau, porreau (Frans); porro, porretta (Italiaans); ajo porro, apuerro, puerro (Spaans); leek (Engels); porretten (Lëtzebuerges)
Allium ampeloprasum kent vijf groepen/variëteiten: de prei- (var. porrum), kurrat- (var. kurrat), parelui- (var. sectivum), tareh- (ssp. persicum, een ondersoort) en grote knoflookgroep (var. ampeloprasum, olifantenlook) [17].
Naam
Prei komt van het Middelnederlandse porreye, dat weer van het Oudfranse poree komt (in het huidige Frans is het poireau), dat weer van het Latijnse porrum komt. Daarnaast bestaan ook poret en porette (zie het Luxemburgs) die ook van het Oudfranse poree zijn afgeleid.
ᛚ is een Proto-Germaans runenteken, dat zowel *laguz (water) als *laukaz (prei) kan betekenen. De taal dateert van 500 – 200 v. Chr en werd in Nederland, Noord-Duitsland, Denemarken en zuidelijk Noorwegen en Zweden gesproken. *laukaz werd in het Oud-Engels leac and dan leek [10]. Het Nederlandse look en Duitse Lauch stammen daar ook van.
Allium komt van het Griekse woord voor ‘te vermijden’ – vermoedelijk vanwege de lucht. Het was ook het Latijnse woord voor knoflook, porrum was de Latijnse naam voor prei. En dat zou van het Griekse poros komen, dat doorgang (misschien wel schacht) betekent (we kennen porie en poriën in het Nederlands) of van het Keltische pori – dat de naam is voor een eetbaar look. Of van het Latijnse porro, dat wakker of voortvarend betekent, aldus T.F. Uilkens.
Plant
Prei is in ons land een tweejarig gewas. Het is eigenlijk een soort van grote bosui/lenteui. In het zachte klimaat van rond de Middellandse Zee, het vermoedelijke herkomstgebied, worden aan de voet van de plant klisters gevormd, waardoor de plant als een meerjarig gewas kan worden gezien.
De stengelvoet en bladscheden vormen samen een cilindervormig geheel, dat geleidelijk overgaat in grijsgroen blad, dat tweezijdig is “ingeplant”. Onderaan is, net als bij de ui en andere bolgewassen een schijf. Hieruit groeien naar onderen wortels en naar boven bladeren die elkaar omsluiten. De oudste buiten, de jongste binnen.
De kunst bij de teelt van prei is deze zogenaamde schacht zo lang mogelijk te maken. Het onderste deel is wit tot bleekgeel en wordt naar boven toe grijsgroen. De planten vormen veel wortels, voornamelijk de bovenste grondlaag, maar de langste wortels kunnen een diepte van 125 cm bereiken. Prei kent diverse selecties en kan daardoor vrijwel het gehele jaar rond worden geteeld [8].
Als de prei goed is ontwikkeld en een koude winter heeft beleefd, gaat ze het tweede jaar bloeien. Er ontstaat een bloemstengel zonder bladeren, met bovenaan een bolvormig bloemenscherm, met honderden bloempjes, tezamen met een doorsnee van ca. 10 cm. Niet alle bloempjes bloeien tegelijk, zodat de bloei wel enkele weken kan aanhouden. De bloemen zijn doorgaans groenachtig, soms roze tot wit. Ze zijn tweeslachtig, maar per bloempje, zijn stamper en meeldraden niet gelijktijdig rijp. Dus is kruisbestuiving nodig, wat overigens tussen bloempjes in hetzelfde bloemscherm kan gebeuren. [8]
Tegelijkertijd met de bloei ontstaan vaak aan de voet bolletjes, die vervolgens kunnen worden uitgeplant [20].
Historie
Over de geschiedenis van prei als zodanig is weinig bekend [8]. Prei komt niet in het wild voor, althans: prei zoals wij die kennen, wordt niet in het wild gevonden [1]. Het is vermoedelijk een cultuurvorm van Allium ampeloprasum, die in het wild van Portugal tot West Iran voorkomt [16] [17] [18] [21]. West Anatolië (hedendaags Turkije) en Zuid-Kaukasus, zegt [10]. [13] noemt Midden Azië – hetzelfde gebied van herkomst als de ui? -, met secundaire centra het Middellandse Zeegebied en West Azië.
Vermoedelijk is het een product van kruisingen met lokale wilde variëteiten. In Midden Frankrijk groeide de wilde ‘poireau des vignes‘, zeer nauw verwant aan de A. ampeloprasum en bijna uitgestorven, met dank aan het gebruik van herbiciden in de wijnbouw. Deze kruist makkelijk met de prei [18].
Egypte
Wilde prei werd al in de Bronstijd geconsumeerd. Men denkt dat het telen van prei rond 2000 v. Chr is begonnen [17]. Of dat prei was en/of kurrat, is onduidelijk [18]. Kurrat is een prei die nog steeds in Egypte wordt geteeld. De “stam” is vrij kort en men snijdt herhaaldelijk, om de drie à vier weken, het blad om te eten.
Victor Loret kwam bij de ontcijfering van Egyptische hiërogliefen, in combinatie met vondsten, tot de conclusie dat de Egyptenaren prei aaqi noemden [22]. Deze Allium porrum stond in Egypte symbool voor vruchtbaarheid en vrouwen kregen het te eten, in de hoop op een gezonde zwangerschap [19].
Het is alom duidelijk dat ook de werkmensen cq (Joodse) slaven, die aan de piramides bouwden, prei te eten kregen en, zo lazen we, ook in prei werden betaald. Dat de Joden ook prei aten, mogen we onder andere afleiden uit Numeri 11:5. Hierin klagen de kinderen van Israël over het karige dieet tijdens de exodus door de woestijn [6]. Uit de Herziene Statenvertaling:
“Wij denken terug aan de vis die wij in Egypte voor niets aten, aan de komkommers, de watermeloenen, de prei, de uien en de knoflook.”
Griekenland
Prei is in de Weense Dioscorides afgebeeld. Dit werk is een 6e-eeuwse versie van De Materia Medica (1e eeuw n Chr) van Dioscorides. De overeenkomst met ui is groot. Met name het blad verschilt (bij ui rond en hol, bij prei plat met een vouw) en het bolletje van prei is een beetje kleiner.
Discorides schreef: “De tuinprei – sommigen noemen het Kephalofcon (de Romeinen Porrum) – veroorzaakt winden en kwade sappen, veroorzaakt nare dromen, drijft de urine op, is goed voor de maag, verdunt, veroorzaakt dufheid, bevordert de menstruatie, is schadelijk voor de nieren en een met zweren aangetaste blaas. [….] Hij wordt zoeter en veroorzaakt minder winden als hij twee maal in water is gekookt en met koud water wordt afgespoeld.”
Maar prei werd zeer gewaardeerd om het heilzame effect op de keel. Aristoteles schreef het heldere geluid van de patrijs toe aan een dieet van prei. [13]
Romeinen
Plinius de Oudere onderscheidt in zijn Naturalis Historia (boek XIX, hoofdstuk 33 en boek XX, hoofdstuk 21) twee soorten prei: Porrum sectivum en P. capitatum. De laatste is een soort van leenvertaling van het Griekse prason-kephaloton, de eigenlijke prei. De eerste P. sectivum, is vermoedelijk bieslook [10]. Plinius beschrijft onder andere het telen en het bleken van de prei. En rept van twee soorten: een met grasgroen blad, vermoedelijk de wilde prei (Allium ampeloprasum var holmense), en een met wat bleker blad, de A. porrum.
Volgens [22] is de kop van de prei, op Romeinse wijze gezien, de onderkant. Oudere preivariëteiten hebben (nu nog steeds) een bolvormige onderkant. Noem het een opgerekte ui. Dat is ook de reden dat afbeeldingen van prei eeuwenlang me een bolletje onderaan waren.
De Romeinse keizer Nero at, naar men zegt, elke dag prei om zijn stem sterker te maken. Hij stond bekend als Porrophagus (preivreter). Plinius schreef: “Die vorst, om zijn stem te verbeteren, at elke maand prei en olie, op vastgestelde dagen, en onthield zich van elke andere soort voedsel, en raakte zelfs niet eens een stukje brood aan.” [Dit kan net zo goed bieslook zijn geweest, MergenMetz] Plinius vindt de prei uit Egypte het beste en daarnaast die uit Ostia en Aricia.
De Romeinen zouden prei hebben geïntroduceerd in het Verenigd Koninkrijk, waar de prei goed gedijde omdat hij goed winterhard was. Tot de negentiende eeuw zijn er heel wat (lokale) variëteiten ontstaan. [13]
Noordelijker Europa in
Sinds de Middeleeuwen wordt prei in West-Europa geteeld, en vermoedelijk al eerder, daar de Romeinen hier heersten tot 476. En dat sluit aan bij het begin van de Middeleeuwen. (Onduidelijk is of de Germaanse volken prei al kenden voordat de Romeinen kwamen [20]. Maar gezien ᛚ zou dat best wel eens kunnen.) Pas in de zestiende eeuw, dus einde Middeleeuwen, begon men in de teelt onderscheid te maken tussen lange steel met hoger opbrengst of korte steel die goed winterhard was [18]. (In Vilmorin’s Les Plantes Potagères van 1883 zijn vijf variëteiten opgenomen. In die van 1925 al vijftien.)
Prei, porros, staat in de Capitulare de Villis (812), van Karel de Grote (opgesteld door de de benedictijnse abt Ansegis van Sint-Wandrille.) Boven ui, sjalot en knoflook. Alleen radices staat er verstorend tussen 🙂 Volgens [27] is de nadere beschrijving van het blad niet helemaal des preis, maar zou op bieslook kunnen duiden. Maar: in Nederland zijn bij archeologische opgravingen in Someren zaden van Allium aangetroffen. “Grootte en vorm komen overeen met de zaden van zowel ui (Allium cepa) als prei (Allium porrum). Het oppervlaktepatroon komt echter het meest overeen met dat van prei.” Er zijn daar vier vondsten gedaan. De onderzoekers dateerden het op vroege Middeleeuwen (690-890 n. Chr) [28].
Hildegard von Bingen (1098-1179) was in haar Physica niet over prei te spreken. Naast paling, eend, komkommer, aardbeien, pruimen, linzen, varkensvlees en meer, wordt ook prei afgeraden: “Rauw gegeten is het voor de mens even slecht en verderfelijk als een giftig en nutteloos kruid, omdat het het bloed en de verrotting en de sappen van de mens tegenwerkt, zodat het bloed in de mens niet toeneemt door de prei en zodat de verrotting in hem niet afneemt en zodat de vieze sappen in hem niet gezuiverd worden. Wie de prei rauw wil eten, moet hem eerst inmaken in wijn of azijn met toevoeging van zout, zodat hij in de wijn of het zout ligt en wel zo lang totdat hij daarin zo getemperd is dat hij daarin zijn slechte krachten verliest. Laat het zo liggen van de ochtend tot de middag. En zo gematigd, is het goed te eten, voor de gezonde mens.” Dit kan geen betrekking op bieslook hebben.
Fuchs
Leonhart Fuchs beschrijft in New Kreüterbuch (1543) Eschlauch (prei) en Schnittlauch (bieslook). De prei wordt in het Latijn Capitatum genoemd, omdat zijn wortel rond wordt als een kop. De andere heet Sectivum. Dat wordt niet verklaard. De prei heeft een witte bol met veel wortels, waaruit een stengel met veel blad groeit. Hij is niet positief over de werking van prei: schadelijk voor de ogen, onaangenaam voor de maag en veroorzaakt opgeblazen darmen en winderigheid. In het bijzonder als het rauw wordt gegeten. Maar gesotten (gekookt) is het een ander verhaal. Er volgt een opsomming.
Mattioli
In Mattioli’s Kreutterbuch (Latijnse uitgave 1554, in 1586 in het Duits, bewerkt door Camerarius) wordt in hoofdstuk Von Lauch LXXVI de prei besproken. Kort gezegd: uit een witte bol groeit een stengel waaraan brede bladen groeien, gevouwen als een klein scheepje. Het is met azijn bereid milder dan de ui en wordt in de Vastentijd met knoflook ingelegd.
Daarnaast behandelt hij een andere prei: Porrum sectile of P. sectivum. Hij volgt daarin Plinius. (Voor de goede orde: Schnittlauch is de hedendaagse Duitse naam voor bieslook.) Voor wat betreft de kracht en werking heeft hij het alleen over Lauch, prei. Vooral als het met gerst of in gerstewater is gekookt. Dan is het heel heilzaam voor diverse kwalen, die we hier niet allemaal opnoemen. Het lijkt op de opsomming van Fuchs.
Gerard
John Gerard besteedt in zijn The Herbal (1597) één pagina aan prei (Of Leekes) en zegt het volgende: “de bol of wortel is lang en slank, in het bijzonder voor de ‘unset leeke‘ (cut leek heet het in de uitgave van 1636) en van de andere prei is het dikker en groter.” Bij de werkingen noemt hij ongeveer datgene op wat de andere arts-botanici ook hebben vermeld (hiervoor en hierna). Gerard rept niet over het afsnijden van prei, misschien was dat geen gebruik in Groot-Brittannië? Want het volgende hoofdstuk heet ‘Of Cives, Chives, or wilde Leekes” – Chives is bieslook – die hij de Latijnse naam Schoenoprason geeft. Niet Porrum sectivum. Grappig is dat hij het een soort wilde ui wil noemen “but all the authores that I have been aquianted with, do accord that there is not any wilde Onion.” Hij vermeldt in dit hoofdstuk ook de Franse Vine Leekes (aan het begin van Historie al genoemd: poireau des vignes).
In de uitgave van The Herball van 1633 (bewerkt en uitgebreid door Thomas Johnson) staan dezelfde afbeeldingen als hierna, bij Dodoens. Johnson zegt dat ze van De Lobel zijn overgenomen. In deze Herball staan wel Porrum capitatum en P. sectivum. Johnson zegt dat ze hetzelfde zijn, alleen anders in gebruik. “For that which is often cut for the use of the kitchen is called Sectivum; the other which is headed, is not cut, but spared, and remooved in Autumne.”
Dodoens
Rembert Dodoens (of beter: François van Ravelingen, die het na zijn dood bewerkte) schrijft in het Cruydt-Boeck (1644): “Den Steel / te weten als de bladeren niet dickwijls afgesneden en worden, schiet in’t tweede oft tderde jaer hooch op / ende is ront / voortbringende op sijn tsop eenen ronden bol met Bloemen / ghelijckt aen de Ayuyenen gebeurt […]”
“De Wortel is witt / dun ende lanckworpich / insonderheyt aen die soorte die dickwijls geschoren oft gesneden wort / maer dicker ende grooter aen de ander soorte wienst loof noint afghesneden en is geweest.”
Er is dus een prei waarvan het bladgroen wordt afgesneden en een prei waarvan met groen niet wordt gesneden. Die laatste is de Gemeyne oft Ongeschoren Pareye, die een dikkere en grotere stengel/schacht heeft. Deze wordt, aldus Van Ravelingen, het meest in de moeshoven van Hooch- ende NederDuytschlant geteeld. De Latijnse naam is Porrum capitatum (volgens ons is ‘prei met de kop er nog op’ beter dan de verklaring van Fuchs). De geschoren prei heet Porrum sectivum of P. sectile (dus in secties gesneden).
Over de heilzame werking van rauw gegeten prei is Dodoens, net als Fuchs, niet erg te spreken. Maar eens gekookt, is het een stuk beter. Hij volgt (ook) wat Mattioli heeft geschreven.
Merk op dat de P. sectivum van Dodoens er totaal anders uitziet dan die van Mattioli. Sterker nog, hierna behandelt Dodoens de bieslook.
Duidelijk is dat de botanici worstelen met de snijprei. Rest de vraag of deze wel bestond, bedoelde Plinius niet gewoon bieslook; we hebben ook gelezen dat Nero het in zijn soep deed – dat kan eenvoudig met bieslook. En de snijprei kan de kurrat van Egypte zijn.
Johann Hermann Knoop vermeldt Porreye in zijn Beschryving van de Moes- en Keuken-Tuin (1769) en vermeldt een zwik Latijnse namen. Iedere botanicus heeft een eigen naam voor prei gegeven, zo lijkt het. Knoop zegt dat de botanisten niet weten waar prei vandaan komt, maar hij heeft een eigen mening: “[….] naar alle gedagten komt het voort in de Spaansche en de aangrenzende Alp- en Pyrenesche-gebergten, vermits het zelve een zeer sterke Winter-koude verdragen kan, […]” Dat wordt later wat genuanceerd als hij zegt dat prei niet de strengste vorst kan doorstaan en dat met stro afdekken dan wel handig is. Bij huishoudelijk gebruik vermeldt hij het stoven en met name het witte deel.
In het Groot Warmoeziers Handboek (1870) van T.F. Uilkens staat dat het oorspronkelijk uit de bergachtige streken van Spanje, Zwitserland en Frankrijk komt (daarin volgt hij Knoop) en zich rap over geheel Europa heeft verspreid. Hij zegt “de uitmuntendste Prei van buitengewone zwaarte [te] kweeken in bladaarde met stratendrek vermengd, dat de grond voor dit gewas nooit te krachtvol zijn kan […]” Kortom, prei lust wel wat. Hij noemt tien rassen. En dachten we de snijprei na de 17e eeuw te zijn kwijtgeraakt? Nee, Uilkens noemt: “Eeuwigdurende of Snijprei, wordt door bolletjes voortgekweekt en steeds het loof er van ten gebruike afgesneden.” Maar zegt er verder niets over.
Nederland
Sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw, is de teelt van prei enorm toegenomen. Toentertijd gebeurde dat voornamelijk op kleinere bedrijven (< 1 hectare) [8]. Tussen toen en nu is er heel wat veranderd: inmiddels maken België en Nederland de dienst uit voor wat betreft export van prei.
Grootste Europese producen is Frankrijk met 160.000 ton prei, maar slechts 10.000 ton voor export (en ze importeren 20.000 ton). In Nederland wordt 90.000 à 100.000 ton prei geproduceerd, circa 65.000 ton wordt geëxporteerd (en Nederland importeert rond de 11.000 ton). [11] Daarmee was Nederland in 2023 exportland nummer 1 met een preienwaarde van $ 83,68 miljoen, gevolgd door Mexico met $ 11,39 miljoen en daarna Canada $ 10,35 miljoen. Grootste producent is Indonesië. [12].
“Vele oude West-Europese cultuurvariëteiten worden vervangen door nieuwe, meest van Nederlandse herkomst, variëteiten incluis hybriden, die sinds de jaren 1990 zijn ontwikkeld. Omdat prei, in tegenstelling tot ui, niet gevoelig is door de duur van het daglicht, kunnen deze variëteiten veel breder worden geteeld.” Dit is een impliciete waarschuwing dat de biodiversiteit gevaar loopt, in [17].
Trivia
Prei, het nationaal symbool van Wales
Prei is het nationale symbool van Wales. Maar waarom hechten de vaderlandslievende Welshmen en –women over de hele wereld, zo aan dit sterk ruikende lid van de uienfamilie? De ware oorsprong is lijkt verloren te zijn gegaan in mythes en legenden, maar de geschiedenis gaat zeker zevenhonderd jaar terug. In elk geval komt het in William Shakespeare’s, Henry V (1588)
Fluellen: Your majesty says very true: if your majesties is remembered of it, the Welshmen did good service in a garden where leeks did grow, wearing leeks in their Monmouth caps; which, your majesty know, to this hour is an honourable badge of the service; and I do believe your majesty takes no scorn to wear the leek upon Saint Tavy’s day.
Henry V: I wear it for a memorable honour; For I am Welsh, you know, good countryman.
De 14e-eeuwse, gevreesde Welsh boogschutters kleedden zich in wit en groen, als een prei. Het verhaal gaat dat David van Menevia (Mynyw), thans de beschermheilige van Wales, zijn soldaten in de oorlog tegen de Saksische indringers, beval prei op hun helm te dragen. De slag zou hebben plaatsgevonden in een veld vol prei. (Sint David stierf in 589.) Of dit waar is of niet, een andere anekdote is dat Koning Cadwaladr van het koninkrijk Gwynedd in de zesde eeuw zijn troepen de opdracht gaf prei te dragen om ze te onderscheiden van andere strijders.
Enfin, tot en met vandaag de dag wordt elk jaar, op St. David’s Day, door elke soldaat in het Welsh regiment een badge met de prei op de pet gedragen.
Culinair
Prei is zeer aromatisch; ze heeft een zachte ui/looksmaak en wordt tijdens de bereiding zoet. In de keuken is het een hoofdgroente (in soepen, gesmoord, gekookt, in taarten e.d.) of het is in veel andere gerechten een ondersteunend smaakingrediënt. Meestal wordt ze in ringen gesneden, waarbij het gaat om het witte of witste deel van de schacht.
Snijd het groene loof grotendeels weg. Snijd het voetje (de schrijf, de wortelaanzet) weg. Door de teeltwijze kan er wat zand in de schacht zijn gekomen. Kerf de buitenste bladeren over de hele lengte in, trek het voorzichtig open en spoel onder de kraan het eventueel aanwezig zand eruit. In ringen snijden (of niet), maar dat is conform recept. En, ter ere van het nationale symbool van Wales, maak eens Welsh cawl.
Bewaren
Winterprei: in de tuin. Eventueel afdekken met stro of sterk aanaarden om vorstschade te voorkomen. Geoogste prei is koel (in de kelder) wekenlang houdbaar.
Voedingswaarde
Per 100 gram rauwe, gewone, Noord-Europese prei [6]:
calorieën | 30 kcal |
water | 86,1 gr |
eiwitten (proteïne) | 2,1 gr |
vet (lipiden) | 0,3 gr |
koolhydraten | 3,2 gr (suikers en 120 mg zetmeel) |
suikers | glucose: 1,007 gr; fructose: 1,244 gr; sacharose 809 mg |
voedingsvezel | 2,3 gr |
disachariden | die, als ze er zijn, vormen een onderdeel van de koolhydraten |
mineralen | natrium 4,0 mg; kalium 279 mg; calcium 63 mg; magnesium 15 mg; fosfor 49 mg; ijzer 809 µg; koper 53 µg; zink 314 µg, mangaan 190 µg; selenium 0,8 µg; jood 8,6 µg; chloride 24 mg |
Vitaminen: | |
Retinol (A) | 123 µg (en totaal ß-caroteen 739 µg) |
thiamine (B1) | 79 µg |
riboflavine (B2) | 68 µg |
niacine (B3) | __ mg |
pantotheenzuur (B5) | 140 µg |
vitamine B6 | 263 µg |
folaten (totaal – B11/ B9) | 103 µg |
cobolamines (B12) | __ µg |
ascorbinezuur (C) | 24 mg |
vitamine D | __ µg |
vitamine E (alfa-tocopherol) | __ µg |
Vitamin K (phylloquinone) | __ µg |
Aminozuren | 22 mg aan tryptofaan; 76 mg threonine; 131 mg leucine; 139 mg lysine; 116 mg arginine; 39 mg histidine; 77 mg isoleucine; 29 mg methionine; 63 mg fenylalanine; 38 mg tyrosine; 93 mg valine |
Lipiden: | |
Verzadigde vetten | 78 mg (74 mg palmitinezuur; 4 mg stearinezuur) |
Enkelvoudig onverzadigd | 13 mg (13 mg oliezuur) |
Meervoudig onverzadigd | 176 mg (139 mg linolzuur; 37 mg alfalinoleenzuur) |
Cholesterol | __ µg |
Oxaalzuur | __ mg |
Purine | 13 mg |
Teelt
Prei wordt het het hele jaar aangeboden. Er worden vijf verschillende teelten onderscheiden:
- Zomerteelt (binnen zaaien half januari/half februari)
- Vroege herfstteelt (half maart in de koude bak)
- Late herfstteelt (begin april in de koude bak)
- Winterteelt (in april buiten zaaien)
- Late winterteelt of zeer vroege (in juni buiten zaaien)
Wij doen winterteelt
Zaaien | April, op een bed, ½ – 1 cm diep. (Het kiemt sneller als het zaad 24 uur is voorgeweekt. Het kan ook tussen vochtige lappen worden voorgekiemd.) De planten moeten boven de 18°C worden opgekweekt. Bij een lagere temperatuur kunnen ze doorschieten, d.w.z. vroegtijdig gaan bloeien. |
Uitplanten | Juli – als ze potlood-dik zijn. Om een lange witte schacht te verkrijgen plant je ze op 15 cm afstand van elkaar in plantgaten of een in voor van ca. 20 cm diep – zie tekeningen. Plant ze overdwars, d.w.z. de stand van het blad staat haaks op de rij. Aard ze niet aan. Het plantgat of de voor spoelt langzamerhand vanzelf dicht met regen of water geven. Geef de eerste keer voluit water. Zorg ervoor dat het punt waar het blad van de schacht gaat wijken, boven de aarde blijft, anders groeit er zand in de prei. Sommigen knippen voor het planten de wortels bij en het blad af. Volgens VELT is dat onnodig. In plaats van in een voor of plantgaten te planten, kan prei ook worden aangeaard. Dit heeft het voordeel dat de grond losser is, en prei houdt van luchtige grond. |
Oogst | (December) januari en later. Prei heeft normaliter geen last van vorst. Bij strengere vorst is overleven afhankelijk van het ras. Eventueel stro erover. Na de vorst groeit de prei gewoon door. In april of mei gaat het bloeien |
Tip: Groeistilstand tijdens nat en koud weer is te verhelpen door de grond rond de prei los te maken. Überhaupt houdt prei van luchtige grond, dus enkele malen per jaar even de grond losmaken kan geen kwaad.
Plantafstand
15 cm in de rij; 40 cm tussen de rijen.
Water
Normaal. Belangrijk om groeistilstand en voortijdig schieten te voorkomen (voor alle planten geldt in meer of mindere mate dat schieten een noodgreep is: de plant voelt ellende en wil zich voortplanten)
Bodem & standplaats
Prei houdt van humusrijke grond en hoort in het bed van de bladgroenten. Ze gedijt goed op een zonnige plek. Natte gronden zijn ongeschikt i.v.m. de kans op schimmels. Prei mag nooit na een andere ui of allium-gewas worden geplant. Op het bladgroentenbed is peterselie is een goede vriend van prei, net als knolselderij. Als het gewas ervoor zware organische bemesting heeft gehad, is dat oké. (In het wisselteelt schema van onze moestuin volgen de bladgroenten de kolen. Het bed van de kolen is zwaar bemest, dus prei komt een jaar later langs.)
Bemesting
Prei heeft veel voedsel nodig, maar niet te vers. Dus hopen compost. Vers materiaal trekt insecten aan, waaronder de preimot. NPK: Veel stikstof (N), weinig fosfor (P), veel kalium (K). Bij winterprei kan rijpe compost tussen de planten worden gestrooid.
Rassen
Uit [8] en [20]:
Zomer: Alma, herfstreuzen, Zwitserse reuzen, Musselburger of Musselburg(h) (1834, ook door Uilkens genoemd)
Vroege herfst: Alma, herfstreuzen, Zwitserse reuzen, Dubouchet (ca. 1900, Geneve)
Late herfst: blauwgroene winter, herfstreuzen, platina, winterreuzen, Zwitserse reuzen, olifant (1933, Zwitsers, ook: D’Elbeuf), gele van Poitou (1856)
Winter: blauwgroene winter (selecties: bluestar, hiverblue, blauwe van Luik [2][20], winterreuzen, gele van Poitou (1856), reus van Carenthan (1883)
Zaadteelt
Plant wat preien apart uit, in een vierkant, dicht bij elkaar, en laat ze in april/mei van het volgende jaar tot bloei komen. Bloemen zijn tweeslachtig, maar er moet kruisbestuiving plaats vinden. De mannelijke meeldraden zijn in een bloem beduidend eerder rijp dan de stamper. En niet alle bloempjes bloeien tegelijkertijd. Dus is de hulp van insecten nodig die van de ene bloem naar de andere hoppen. De bloemen rijpen in augustus en september af. Als de zaadjes hard en zwart worden, snijd je de hele bloemkop af met ca. 30 cm stengel er aan. Hang het omgekeerd te drogen. De zaden zitten goed vast en haal ze met de hand los. Spoel ze eventueel, om ‘het kaf van het koren te scheiden’ (troep komt bovendrijven). Goed laten drogen en daarna zeven om de grote zaden te behouden.
Ziekten en belagers
Te veel om op te noemen. Als je de boeken leest, vraag je je af hoe het komt dat prei al duizenden jaren wordt geteeld. De mate waarin het voorkomt, zal dus wel meevallen. Een selectie: preimot (zet v.a. begin mei eitjes op de bladeren af, met alle gevolgen van dien), preivlieg (schaadt vooral het zaaibed met jonge planten), trips (de larven zitten in de overgang van schacht naar blad), roest (hoge vochtigheidsgraad bij matige temperaturen en als ze te dicht op elkaar staan – met veel stikstof en te weinig kalium), en nog wat. Goede wisselteelt voorkomt veel, is onze ervaring.
Fipronil
Ooit vertelde een goede kennis: “Mijn buurman teelt prei, maar hij eet het zelf niet. Hij weet wat hij erover spuit.” In de grootschalige commerciële landbouw staat prei in 2020, met 60%, na peren, appels en aardbeien op de vierde plaats als het gaat om gebruik van de meest schadelijke bestrijdingsmiddelen (die maar 12% uitmaken van alle toegelaten bestrijdingsmiddelen) [7]. Zo is het bestrijdingsmiddel fipronil verboden, uitgezonderd voor zaden van de Alliums en Brassica’s.
Literatuur: [1] Food Plants of the World; [2] Handboek Ecologisch Tuinieren; [3] Planten voor Dagelijks Gebruik; [4] Groente & Fruit Encyclopedie; [5] Wikipedia 2007 en NL/EN/DE/FR 14-06-2024; [6] Der kleine Souci – Lebensmitteltabelle für die Praxis, 6e druk, 2023; [7] Analyse van ‘meest-schadelijke’ residuen van bestrijdingsmiddelen in groente en fruit, Pesticde Action Network, 2022; [8] Prei, Sprenger Instituut, 1983; [9] wales.com; [10] ‘Leeks’ in their Early Folk Contexts, Tom Markey, 2013; [11] België en Nederland maken de dienst uit in preihandel; Spanje vult gat, AGF, 10 november 2023; [12] tridge.com; [13] Leek and Shallot, K.R.M. Swamy, R. Veere Gowda, Handbook of Herbs and Spices, Volume 3, 2006; [14] Onion and other cultivated Alliums, M.J. Havey, USDA, Department of Horticulture, Universiteit van Wisconsin; [15] Tracking the evolutionary history of the Allium ampeloprasum L. complex (section Allium) provides evidence of the contribution of North African diploids to the formation of allopolyploid horticultural groups, Thinhinan Khedim c.s., Genetic Resources and Crop Evolution, 2020; [16] Kulturpflanzen in der Schweiz, Zwiebelgewächse, Peer Schilperoort, 2022; [17] Onions and other Vegetable Alliums, 2e druk, James L. Brewster, CABI, 2008; [18] Histoires de Légumes, INRA, 2015; [19 Washington College, lifelong learning/plants/leek; [20] Das Lexikon der alten Gemüsesorten, Arche Noah, 2014; [21] Origine des plantes cultivées, Alphonse De Candolle, 1883; [22] Histoire des Légumes, Georges Gibault, 1912; [23] Les Plantes Potagères, Vilmorin, 1883; [24] Dictionnaire Vilmorin des Plantes Potagères, 1946; [25] Cornucopia; [26] Sturtevant’s Edible Plants of the World; [27] Haferwurzel und Feuerbohnen, Bartha-Pichler en Zuber, 2002; [28] À la Merovingienne? – verslag van onderzoek aan archeobotanisch materiaal van Someren-Waterdael III (IJzertijd-Middeleeuwen), BIAXiaal 461;
Ik vind het niet goed om de preiplanten haaks op de rijen te zetten omdat men daardoor het schoffelen bemoeilijkt. Eind augustus de planten tegen de grond afsnijden is nog altijd het beste midden tegen de preivlieg