In de schaduw van de tijden schijnt het licht van Kerstmis. Het kerstverhaal speelt in sombere dagen van onderdrukking en zorg. Het is het verhaal van het Christuskind. Op zoek naar onderdak klopten Jozef en Maria aan bij een herberg waar voor hen geen plaats bleek te zijn. Maar hun werd toch een veilige plek in een stal gegund. Daar is Jezus geboren. Met zijn komst straalt in onze wereld het licht van de liefde die ons verbindt met God en met onze medemensen.
Wezenlijk is de aloude opdracht: hebt uw naaste lief als uzelf. Vandaag is het minder duidelijk wat dat betekent. Weten we nog wie onze naaste is? Het is een ieder die op onze weg komt: de medemens in ons leven. Maar zien wij die ook? Laten wij wie wellicht onze steun en hulp nodig hebben aan hun lot over of staan wij open voor toenadering en contact en bieden we een helpende hand? Hoe goed professionele zorg ook is, we blijven aangewezen op een samenleving waarin mensen oog hebben voor elkaar. Bij tegenslag en verdriet is nu eenmaal niet alles alleen te verwachten van overheid en maatschappelijke instellingen. Gelukkig zijn er dan ook velen die zich inzetten wanneer dat nodig is.
In deze tijd van mondialisering zijn snelheden vergroot en afstanden verkleind. Technische vooruitgang en individualisering hebben de mens onafhankelijker en afstandelijker gemaakt. We zijn meer en meer op onszelf aangewezen. Toch blijft een plek waar wij ons thuis voelen, vertrouwen kunnen hebben in de mensen om ons heen en mogen uitgaan van solidariteit enorm belangrijk. Misschien is wel de grootste uitdaging hoe individu en gemeenschap weer met elkaar te verbinden en vertrouwen te herstellen. Ook de crisis van vandaag leert ons dat.
Wanneer de zorgen groot zijn, wordt de behoefte aan een gezamenlijk perspectief sterker gevoeld. Godsdiensten en levensovertuigingen wijzen op verantwoordelijkheid voor de naaste. Vroeger was er vrijwel overal burenhulp en vormde nabuurschap de basis van de samenleving. Men kende elkaar. Maar de moderne mens lijkt weinig aandacht te hebben voor de naaste. Nu is men vooral met zichzelf bezig. We zijn geneigd van de ander weg te kijken en onze ogen en oren te sluiten voor de omgeving. Tegenwoordig zijn zelfs buren soms vreemden. Je spreekt elkaar zonder gesprek, je kijkt naar elkaar zonder de ander te zien. Mensen communiceren via snelle korte boodschapjes. Onze samenleving wordt steeds individualistischer.
Persoonlijke vrijheid is los komen te staan van verbondenheid met de gemeenschap. Maar zonder enig 'wij-gevoel' wordt ons bestaan leeg.
Met virtuele ontmoetingen is die leegte niet te vullen; integendeel, afstanden worden juist vergroot. Het ideaal van het bevrijde individu heeft zijn eindpunt bereikt. We moeten trachten een weg terug te vinden naar wat samenbindt.
Steeds minder roept de medemens bij ons solidariteit en compassie op. Om te kunnen mee-leven is tastbare nabijheid nodig. Echt contact ontstaat in daden en woorden. Taal is onmisbaar bij het opbouwen van vertrouwen. Maar wie het gesprek niet aangaat, sluit zichzelf uit. Zo kan een middel om mensen tot elkaar te brengen ook een barrière zijn voor wie niet begrijpt en niet begrepen wordt. Dan komt er geen saamhorigheid en blijven naasten buitenstaanders.
Via woord en beeld komt veel verdriet van anderen tot ons, maar dat is vaak ver weg en roept eerder gevoelens van onmacht op. Teveel informatie stompt mensen ook af. Zo zijn we misschien wel doof en blind geworden voor de naaste. Meeleven wordt weggedrukt. Gemeenschapsgevoel gaat verloren.
De moderne technische mogelijkheden lijken mensen wel dichter bij elkaar te brengen maar ze blijven op 'veilige' afstand, schuilgaand achter hun schermen. Wij kunnen nu spreken zonder te voorschijn te komen, zonder zelf gezien te worden, anoniem. Domweg, grofweg emoties uiten is makkelijk geworden. Op spreken zonder respect wordt niemand meer afgerekend. Niet het vreemd zijn maakt de ander agressief maar agressiviteit maakt de ander tot vreemde.
De naaste lijkt dus vervreemd en ver weg, maar bij rampspoed zien we plotseling hoe medegevoel wordt opgeroepen waardoor mensen zichzelf wegcijferen, aarzeling overwinnen, eigen angst of afkeer opzij zetten en alles over hebben voor een medemens in nood. In de moeilijkste omstandigheden kan barmhartigheid zich uiten in daadwerkelijke naastenliefde. Dan komt het mooie in mensen naar boven: de bereidheid onbaatzuchtig hulp te bieden, er te zijn voor onbekenden, hen te steunen in wanhoop en pijn. Mededogen verbindt ons met de naaste in nood. Een vastgehouden hand, een stem die moed inspreekt en ogen gericht op contact kunnen de boodschap van naastenliefde indringend overbrengen. In vrijwillige inzet voor anderen kent ons land een grote traditie.
Onze wereld heeft mensen nodig met passie en betrokkenheid, die een plaats geven aan wie zijn buitengesloten, die klaar staan voor hun medemensen en die blijven geloven in het goede.
Kerstmis brengt ons in een sfeer van warmte en nabijheid. In de stal bij een volle herberg wordt de bescheiden plek gevonden waar Jezus' leven begint. In het donker van die nacht schijnt het licht van vrede op aarde en liefde voor de naaste.
Ik wens U allen een gezegend Kerstfeest toe.'