Het verborgen leven van boerderijdieren

Een al wat ouder boek dat nu in Nederlandse vertaling verschenen is in de serie Dierenrechtenbibliotheek van uitgeverij Noordboek. De schrijver, de Amerikaan Jeffrey Masson, woont in Nieuw-Zeeland en is dierenrechtenactivist, filosoof, maar was ook ooit berucht om zijn kritiek op Freud. Dit boek over de emoties van boerderijdieren vliegt af en toe behoorlijk uit de bocht, maar is toch de moeite waard.

Onze Bonte Bentheimer-varkens Hagar en Helga zijn verhuisd. Weg. Dus we zijn, sinds heel lange tijd (meer dan vijftien jaar), varken-loos. Misschien maakte de impact die dat op mij had, dat ik meer dan anders ontvankelijk was voor de boodschap van dit boek. Want ik zeg het maar meteen: Het is geen echt fijn boek. Het is activistisch geschreven, een beetje houterig vertaald, het mist hier en daar wat voeling met de praktijk en het belicht sommige dingen wel erg eenzijdig. Terwijl ik altijd van de nuance ben.
Toch: het klopt wat Masson in zijn inleiding schrijft, namelijk dat er eigenlijk nauwelijks leesvoer bestaat dat het gevoelsleven van boerderijdieren belicht. Er zijn vele boeken volgeschreven over gedrag en emoties van wilde dieren (of dierentuindieren), terwijl er ook miljarden boerderijdieren bestaan (je leest verschillende aantallen – niemand schijnt het zeker te weten. Maar het zijn er veel). En daar hoor je nooit iets over. Althans, wel over hoe zielig ze zijn, maar niet op een meer diepgaande manier over het dier zelf.
Varken, koe, schaap, geit, kip en eend komen in dit boek aan bod.

TitelHet verborgen leven van boerderijdieren
VanJeffrey Masson, vertaald door Dick Lagrand
UitgeverNoordboek
ISBN978 90 56158309
Verschenen15 april 2024
Prijs€ 24,90
Verkrijgbaar bijGa bij voorkeur naar de echte boekhandel van steen en cement. Als je toch online wil kopen, kijk dan bijvoorbeeld eens hier. Dat is een echte winkel.

Nederland kent sinds 1998 een Raad voor Dieraangelegenheden (RDA), die {citaat) “die de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit gevraagd of op eigen initiatief adviseert over multidisciplinaire vraagstukken op het gebied van dierenwelzijn, inclusief diergezondheid en ethische vraagstukken. De RDA behandelt vraagstukken over de volle breedte van het dierbeleid: over gehouden en niet-gehouden (in het wild levende) dieren, hobbydieren, gezelschapsdieren en productie- en proefdieren.” Het is laveren tussen de dierindustrie en het welzijn van de dieren. Daarnaast kennen wij Bas Rodenburg, hoogleraar dierenwelzijn bij Universiteit Utrecht, departement Dier in Wetenschap en Maatschappij.
Bij de effectiviteit van de RDA kan je vraagtekens zetten, wij hebben zelf op de proefboerderij van de Universiteit Utrecht mogen zien hoe men zich inzet voor het welzijn van de dieren. Feit is dat dit wel wordt besproken in allerlei wetenschappelijke gremia, maar zelden of nooit naar buiten komt. Goed nieuws is immers geen nieuws, dus een blij dier is geen nieuws.

Boederijdieren: weggestopt en opgegeten

Leven met boerderijdieren, zoals wij tot een paar dagen geleden deden met onze varkens bij huis, en nog steeds doen met onze kippen, was nog niet zo lang geleden voor de meeste mensen heel normaal. Nu niet meer. Er is een harde knip ontstaan tussen de ‘echte’ huisdieren (vooral kat en hond) en boerderijdieren, die eufemistisch nog steeds huisdieren heten. Kat en hond worden steeds meer onderdeel van het gezin, ze komen steeds dichterbij, worden vertroeteld met jasjes, dekentjes en hypoallergeen voer. En we halen ze uit Bulgarije om ze te ‘redden’ en besteden honderden euro’s aan de dierenarts om ze in leven te houden. Boerderijdieren daarentegen worden juist weggestopt, onzichtbaar gemaakt, in grote aantallen geslacht, en vooral bekeken in het kader van economische efficiëntie. Typ eens op Wikimedia Commons ‘pig farm’ in en je ziet alleen maar zoete plaatjes van varkens die buiten rondscharrelen.
Maar de ongemakkelijke waarheid is dat we ze in betonnen fabrieken opsluiten en opeten. Met miljoenen tegelijk.

Zeg mij wie uw dieren zijn en ik vertel u wie u bent

Als je een paar boerderijdieren dicht bij huis houdt, leer je ze kennen. Je geeft ze niet alleen namen, maar je ontdekt ook dat ze verschillende karakters hebben. Dat ze slim zijn, en grappig, en dat ze bewuste keuzes maken. Ik lees in het boek van Masson dat wetenschappers lang hebben gedacht dat dieren vooral door instincten en genen worden gedreven, en dat ze niet echt een vrije wil hebben zoals mensen die kennen. Dat dieren eigenlijk een soort machines zijn, die altijd alleen datgene doen wat nodig is om te overleven (eten, voortplanten, vluchten). Al het andere is dan al snel ‘antropomorfisering‘ – oftewel, aan het dier (onjuiste) menselijke eigenschappen toekennen.
Verbazingwekkend eigenlijk – zou geen van die vele onderzoekers ooit werkelijk samen hebben geleefd met een dier? Want waarom klimt juist die ene witte kip altijd bovenin het boompje? Waarom konden we het varken Janneke wel kunstjes leren en Kaatje niet? Waarom laat een dier dat pijn heeft zich helpen terwijl je anders wellicht niet in zijn of haar buurt zou kunnen komen?

Dieren zijn absoluut geen machines. Boerderijdieren zijn daarin niet zoveel anders dan huisdieren. En dan mensen. Er is geen harde knip, er zijn alleen glijdende schalen van hoe hersenen en zintuigen bij verschillende wezens anders functioneren.

Iets verschrikkelijk mis

Als je dat denkpatroon volgt, betekent het natuurlijk dat er iets verschrikkelijk mis is. Want veel van die levendige, emotierijke, grappige, speelse, slimme boerderijdieren zijn onvrijwillig opgesloten in leefomstandigheden die hen niet toestaan hun eigen natuurlijke gedrag te vertonen. Te weinig ruimte, geen gemengde groepen van verschillende generaties, geen gelegenheid om zelf te beslissen. We zeggen makkelijk: ze hebben het beter dan in het wild, want ze zijn beschermd en krijgen genoeg te eten. Maar is dat wel zo? En wie zijn wij om daarover te oordelen?

Een boek als dit, hoe ongenuanceerd ook soms, zet je aan het denken. Wat ik lastig vind is dat Masson niet altijd diep genoeg in zijn onderwerpen gedoken lijkt, en soms wat voeling lijkt te missen met de praktijk. Ik moest bijvoorbeeld grinniken om zijn idee dat de belhamel (een tamme, leidende gecastreerde ram in de schaapskudde) vaak zwart is omdat de overige, witte schapen van zwart houden. Natuurlijk niet – het is omdat de herder de belhamel dan makkelijk kan terugvinden! Maar dat bedenkt Masson niet.

Veel van de wetenschappers die hij citeert lijken aan hetzelfde probleem te lijden: bijvoorbeeld een Duitse zoöloog die maar liefst 2000 uur observatie van koeien nodig had om uit te vinden dat kalfjes een speciaal signaal hebben om andere kalfjes uit te nodigen om te gaan spelen. Dat had iedere boerenjongen hem kunnen vertellen. Wat ik echt niet begrijp is de analyse dat mensen runderen niet zouden zijn gaan houden voor de melk, vanwege lactose-intolerantie (dat overigens vooral in Oost-Azië voorkomt). Natuurlijk ging het niet om de melk – die kon je immers toch niet bewaren, want er was geen koeling. Maar er werd van die melk wel van alles gemaakt, met name gefermenteerde producten zoals kaas, karnemelk en boter. Die producten waren langer houdbaar en beter te verteren (en een belangrijke bron van eiwitten). ‘De Romeinen dronken geen melk‘, schrijft Masson, maar ze aten zeker wel kaas! (Hoe ze dat hebben uitgevonden is natuurlijk een ander verhaal).
Dit soort onzorgvuldigheden doen af aan de onderliggende, belangrijke, boodschap van het boek. Je gaat je zelfs na een tijdje afvragen of hij dit misschien opzettelijk doet – de waarheid verdraaien om zijn eigen boodschap te pushen, namelijk dat we helemaal moeten stoppen met dierlijke producten te gebruiken. En ook helemaal moeten stoppen met dieren te houden. Jammer.

Echt niet meer doen – en toch…

Dus tja. Soms is het heel helder. Eiderdonzen buitensportjassen: écht niet meer doen (aan de andere kant: plastic en katoen zijn niet dierlijk, maar hebben ook zo hun problemen). Foie gras: écht niet meer doen (want pure dierenmishandeling en een overbodig voedingsmiddel). Rundvlees uit pure vleesteelt (dus niet als bijproduct van de melkveehouderij): écht niet meer doen (want onnodig beslag op grondstoffen en landbouwgrond die we veel beter anders zouden kunnen inzetten).

Vlees is niet zomaar iets

Wij slachtten tot kort geleden en alleen als het moest, af en toe één van onze eigen varkens. We aten het vlees ervan zelf op. Kaatje bijvoorbeeld. Hagar en Helga niet – die zijn allebei verhuisd naar een andere liefhebbers en mogen voorlopig fijn en behoorlijk vrij doorleven. Vlees van een eigen dier eten brengt emoties met zich mee. Dat is niet erg, want vlees is niet zomaar iets. Het is – vind ik – beter dat te ervaren, dan vlees in de supermarkt, war het verpakt, in panklare staat in de koelvitrine ligt, met nul relatie tot het oorspronkelijke dier.

Het dier dat zijn of haar leven voor ons gaf verdient respect

Natuurvolkeren hebben niet voor niks, zonder uitzondering, ceremoniële manieren om daar mee om te gaan. Welk recht heb ik als mens om te beslissen over leven en dood van een ander levend wezen? Welk recht heb ik überhaupt om een ander levend wezen op te sluiten en voor mezelf te houden – zelfs als ik zorg dat het een heel goed leven heeft? Onze varkens hadden veel ruimte, zon en schaduw, droge grond en modder, water en voer, gezelschap… Beter kon het bijna niet. Dit vlees kun je dan ook bijna zonder schuldgevoel eten. Net als de eieren van de kippen die zo heerlijk kunnen scharrelen met hun haan en die ‘s avonds samen op stok kunnen gaan in hun veilige nachthok.
En toch……

Plaats een reactie