met dank aan Leontien Jansen voor haar substantiële bijdrage aan dit verslag
Op 15 november 2024 organiseerden Stichting Zaadgoed en Voedselcooperatie Odin een (vierde) dag in het kader van ‘Zaadvaste rassen vanuit ketenperspectief’. Vijfendertig donkergroene mensen kwamen bijeen bij De Warmonderhof in Dronten. Een leuke bijeenkomst waarvan echter de diepere bedoeling niet geheel duidelijk is.
Leestijd: 11 minuten
Inhoudsopgave
Op de compost
K. reed vandaag met mij mee naar de bijeenkomst in Dronten. Ze moet op tijd terug zijn om de koeien te melken, dus we zijn kort na drieën weggegaan. Ik stop voor haar huis.
“Voor de benzinekosten,” zegt ze en drukt mij een briefje van twintig euro in de hand terwijl ze uitstapt.
“Ben je gek,” zeg ik en geef het haar terug. Ze aarzelt. Dan neemt ze het aan.
“Die gaat op de compost,” zegt ze, draait zich om en loopt naar de voordeur.
Samenvatting
Waarover spraken zij? De grootindustrie maakt zaad dat niet kan worden vermeerderd en vaak veel extra kunstmest en bestrijdingsmiddelen behoeft. Daartegenover staan zaadvaste/zaadechte (open bestoven) groentesoorten en -rassen. Deze kunnen in principe door iedereen worden vermeerderd, ze zijn goed voor de biodiversiteit en door middel van veredeling en selectie kunnen robuuste rassen met weerstand tegen de verschijnselen van klimaatverandering worden ontwikkeld. Wat komt daarbij kijken en is het mogelijk hier een heuse keten, of heuse ketens voor op te zetten? Het is in elk geval essentieel voor de biologisch-dynamische landbouw.
Vierde studiedag
Vandaag, 15 november 2024, is de vierde studiedag over ‘Zaadvaste rassen vanuit een ketenperspectief’. Er zijn circa 35 deelnemers. Meest man en grijs. Het thema luidt: ‘Creativiteit en biodiversiteit in de keten waarborgen’. Wat we ons daarbij moeten voorstellen, weten we niet. De vorige sessie – of hebben we er een gemist? – dateert van 3 maart 2023, georganiseerd met Odin en De Beersche Hoeve. Maar dat is van Odin, dus vandaag lag de organisatie bij Stichting Zaadgoed en Odin.
Na de vorige keer vroegen we ons af of Odin het kwijnende Zaadgoed had overgenomen en als vehikel gebruikt voor een hoger doel? Maar welk doel? Misschien komen we er deze dag achter.
Noodzaak en urgentie
In zijn inleiding spreekt Theo Boon, Odin’s ontwikkelmanager zaadvaste rassen, over de noodzaak van de aandacht voor zaadvaste rassen. [Beter ware het open bestoven of zaadecht te gebruiken, niets is immers helemaal identiek/vast, mensen variëren ook en zijn toch mens, van een bepaald ras, MergenMetz].
“Er is veel creativiteit nodig om zaadvaste veredeling op de kaart te zetten,” zegt hij, verwijzend naar het thema.
Hij benadrukt de urgentie en noemt de nieuwe Europese zaadwetgeving en de lobby van de grootindustrie. (Daarover hebben we eerder geschreven, lees dit.)
Boon noemt het een wake-up call en zegt: “Veredelingsachterstanden moeten ook worden ingehaald.” Waar hij met ‘veredelingsachterstanden’ op doelt, is echter niet helemaal duidelijk. Hij noemt wel dat er vanuit zaadvast sprake is van een betere klimaatweerbaarheid, wat perspectief biedt bij klimaatverandering, nu en in de toekomst.
Bedienen van grond tot mond
De eerste spreker is Koos Bakker, aangekondigd als oprichter van Odin. Hij zegt dat het ‘zich inzetten voor de mens en dienstverlening voor de mens’ tot de missie van Odin behoort. (We zoeken het op in de statuten en het klopt.) Odin is een coöperatie: klanten kunnen lid, een beetje mede-eigenaar, worden.
“Landbouw kan niet zonder economie. De consument kan niet zonder landbouw.”
Bakker refereert hieraan als hij zegt dat Odin zich in beide kanten van de waarde scheppende keten verdiept: zowel landbouw als de consument. Daartussen heerst de functie van de economie. En daarom hebben ze onder andere een eigen imkerij en boerderij De Beersche Hoeve. Odin wil haar leden (consumenten) van grond tot mond bedienen, kan je zeggen.
Waarde scheppende keten
Bakker vertelt dat ze binnen de biologisch-dynamische landbouw het systeem als ‘een gesloten organisme willen zien’, naar de principes van de circulaire landbouw. In de naoorlogse landbouw is hier nog zelden sprake van, omdat zaad, energie en mest en voer steeds meer zijn geëxternaliseerd; dat wordt ingekocht. Odin streeft naar een systeem dat ‘zelfverzorgend, autonoom en zelfsturend’ is.
Geld composteren
Op basis van dezelfde principes moet de economie ook worden ingericht, betoogt Bakker. Hij projecteert circulaire landbouw op de economie: met het telen van bijvoorbeeld een krop sla wordt waarde gecreëerd, dat wordt afgenomen en afgebroken (gegeten, uitgepoept en bladresten enzovoorts op de composthoop). Een belangrijk punt hierbij is dat de baten niet alleen van de producten moet komen, maar dat er ook geldstromen van andere bronnen zijn. [Zoals bij De Zonnehoeve? Dat is een zeer gemengd bedrijf, MergenMetz] Dan ontstaat er genoeg ruimte om ook te investeren in veredeling, innovatie en ontwikkeling.
“Aan het eind van de financiële keten zouden we het geld ook moeten kunnen composteren,” zegt hij. Een verrassende kijk.
[In de actuele economie is het zo dat investeerders met de “composthoop van verdiend geld” nieuwe initiatieven financieren – dat noemen we durfkapitaal, MergenMetz]
Ketens van producenten
Hij schakelt over naar het vormen van ketens van producenten. Want als de focus op het vermeerderen en veredelen van zaadechte rassen wordt gericht, moet ook worden gekeken hoe dat in de keten past. Hij noemt als voorbeeld de zuivel. We begrijpen dat dit samenwerkingsverbanden zijn, waarbij boeren elkaar compenseren. Het risico wordt gedeeld. Bakker noemt dit salderen. Hij zou graag ketens voor zaadvaste groenten zien. En de consument moet hier dus ook voor openstaan en kennis van hebben.
“Maar,” zegt Bakker “een dergelijke keten moet door de kwekers zelf worden opgericht.”
We zijn enigszins confuus. We snappen dat Odin graag een continue, stabiele aanvoer wil – een salderende keten – en, door spreiding, de risico’s van ziekte en klimaat wil mitigeren, maar dan leg je niet de bal bij de kwekers. Dan neem je zelf het initiatief.
Overigens merkwaardig: Ooit was er in Wageningen een biologische winkel met de naam Buys & Ko, later Lazuur. Producenten en klanten namen daarin deel. In de winkel lagen groenten van vier of meer regionale tuinderijen. Toen Odin de winkel overnam, werden die vrijwel allemaal ‘eruit geknikkerd’. Veel klanten van Lazuur keerden Odin toen de rug toe.
Agro-ecologie en De Wilde Peen
De presentatie van Klarien Klingen, boer in Ede, is spannend. Samen met Maria van Maanen heeft ze de CSA (Community Supported Agriculture) De Wilde Peen, dat zo’n 150 leden bedient en, dat is het mooiste, die oogsten zelf. Dat scheelt hen werkt en geeft een betere marge. Klarien spreekt heldere taal en prikkelt onze hersenen met een soms ietwat provocerende woordkeus.
De wereld voeden
Zo zegt zij dat ze zich stoort aan het idee dat voedsel handelswaar is (geworden). Erger nog: in de agrarische sector lijkt het de missie om de wereld te voeden. “Ik was helemaal niet van plan om de wereld te voeden,” zegt ze “Ik word in dit frame geduwd. Wij willen mooie groenten verbouwen voor mensen in onze omgeving. Daarin is het belangrijk dat ik kan samenwerken met het bodemleven. Niet meer, niet minder.”
Op de vensterbank
Tussen neus en lippen door vertelt Klingen over de betrokkenheid van de leden met hun CSA. Ze vertelt dat De Wilde Peen geen kas heeft en dat zij en Maria de tomatenzaden thuis, op de vensterbank, in bakjes laten kiemen. Nadat er is verspeend, is er ruimtegebrek. Dan is het fijn dat hun oogstaandeelhouders vensterbanken ter beschikking stellen. Zo zorgen de consumenten zelf tijdelijk voor de planten, waar ze later letterlijk de vruchten van plukken.
Agro-ecologie
Klarien Klingen gebruikt het begrip agro-ecologie en vraagt de deelnemers wat zij daarbij denken. Voor haar is het een combinatie van ‘autonomie van de boer’, ‘spirituele waarden’ en ‘feminisme’. Bij ‘autonomie van de boer’ refereert ze kort aan haar Zuid-Amerikaanse ervaring, waar megagrote agrarische bedrijven zijn en ook veel kleine boeren. Met ‘spirituele waarden’ doelt ze erop dat de plant niet wordt gereduceerd tot een product en er horen vragen bij als: “Wat betekent de bodem voor ons?” En met ‘feminisme’ plaagt ze, maar het gaat wel om de kijk op ontwikkeling en bedrijfsvoering en de patriarchale trekken die nog steeds in de maatschappij heersen. Ze toont een slide met aandachtspunten en definitie van agro-ecologie.
“Wie dit fijn vindt is agro-ecoloog,” zegt ze. En de volgende slide komt in beeld met een beknopte opsomming van entiteiten. Ze behoren tot de Federatie Agro-ecologische Boeren.
“Tuinders willen wel zaadvast, maar het moet wel worden gegeten,” aldus Klingen. “Als het er bij ons anders uitziet dan bij Lidl, is dat goed nieuws. De zelfoogsters oogsten het wel. Maar als het naar een winkel in de stad moet, dan moet het oké zijn voor verkoop.”
Breken. Bouwen. Groeien. Pushen.
Misschien in aansluiting op Koos Bakker, zegt ze dat er een beweging op gang moet komen. Maar wat is een beweging? Gedeelde visie, elkaar helpen, samenwerken, eenheid, opvoeding, doen. Ze toont een plaatje met vier woorden: Breken. Bouwen. Groeien. Pushen. Huidige structuren afbreken, alternatieven bouwen, groeien door versterken van netwerken en tja, duwen. Iedereen heeft in het grotere geheel een rol te vervullen. En hoewel er vaak frictie is over de precieze focus, heb je elkaar toch nodig.
Creativiteit
Na de lunch gaat het meer in de richting van een workshop. De deelnemers wordt gevraagd na te denken over creativiteit. Menigeen zakt in diep gepeins en krabt zich over het hoofd. Met vijf deelnemers aan tafel wisselen we onze eigen ervaringen uit. In een andere groep is diepgravender gefilosofeerd en kwamen ze tot de conclusie dat ‘ruimte’ gezien kan worden als een basisvoorwaarde voor creativiteit
Als je alleen maar hard aan het werk bent of de financiële druk te sterk voelt, is er soms geen ruimte om nieuwe richtingen in te slaan. Want de creatieveling moet soms tegen de stroom oproeien, optimistisch blijven en als je idee uiteindelijk hebt gerealiseerd is het kicken.
Voordelen zaadecht
Edwin Nuijten, van Stichting Zaadgoed, geeft een korte presentatie over de kansen die zaadechte rassen kunnen bieden voor ‘een ketenperspectief’ en toont een lange lijst met voordelen van zaadvast, waaronder
– het gebruik van deze zaden is minder kapitaalintensief,.
– er wordt meer genetische diversiteit gebruikt in het voedselsysteem en dat blijft ook beschikbaar voor de toekomst,
En:
– de drempel moet zo laag mogelijk zijn. Als meer mensen meedoen neemt ook de diversiteit toe. Niet alle telers letten op dezelfde kenmerken en eigenschappen van een gewas. Ze hebben allemaal andere voorkeuren.
Dat klinkt leuk, maar uh…. Kwaliteit is afhankelijk van eisen en omstandigheden. En selecteren is een vaardigheid, niet iets dat je zomaar doet. Het vereist enige kennis (o.a. van kwalen) en enige vaardigheden (hoe kijk je, waar moet je op letter). Stel teler Weber in Schin op Geul krijgt zaad van Sappermeerse spitskool en Heijenga in Winschoten krijgt dit ook, uit dezelfde oogst. Weber selecteert plant A, Heijenga plant B. De aarde is anders, de zomer in Oldambt was veel droger van in Schin op Geul. Als je ze naast elkaar zet blijkt Sappermeerse spitskool A ≠ Sappermeerse spitskool B. Welke is beter? Misschien is B groter, maar A veel smakelijker. Wat doe je?
Afsluitend, voor het sapje, is er brainstormsessie, in de drie groepen die als de peilers voor het hele project gelden
- Planning en financiering – selectie en veredeling kost tijd en geld voor o.a. rassenproeven
- Communicatie – iedereen, vooral de consument, dient zich bewust te zijn van zaadvaste groenten en industriële (vaak plof-)groenten
- Teelt en veredeling
We konden ons niet in drieën splitsen, maar feit is dat zaadvast/zaadecht een lastig te communiceren thema is. Daarnaast speelt financiering een rol: zaadechte rassen zijn niet iets exclusiefs, dus de buurman kan het ook zaaien, vermeerderen en ermee aan de slag gaan. Dat kan inbreuk maken op die mooie ketenplannen.
Tenslotte
Rest nog steeds de vraag: wat is het doel van de betrokkenheid van Odin? Van de 35 deelnemers is de overgrote meerderheid grijs en belegen (schrijver dezes hoort daarbij). Als er tien vitale jongeren aanwezig zijn, is het veel. En niet iedereen teelt groenten voor de verkoop. Gaat het Odin om het ophalen van inzichten? Of willen ze telers en zaadvermeerderaars organiseren om met hen samen te werken? Het zaad dat De Beersche Hoeve vermeerdert zaaien en groenten voor verkoop telen? Of zijn ze werkelijk bezorgd om EU-zaadwetgeving en de macht van de grootindustrie en willen ze massa creëren? Theo Boon sprak in zijn openingswoorden immers van urgentie. Maar Odin raakt haar unique selling point, BIO, kwijt; meer en meer supermarkten verkopen biologische producten. Zaadecht en het bewustzijn van de consument dienaangaande biedt wellicht overlevingskans, maar dan is er nog een lange weg te gaan. Daarvoor heeft Odin ‘massa’ nodig. Ons? En is Stichting Zaadgoed dan inderdaad het vehikel?
Een andere weg
Het laat me niet los. Nu ik dit, na enkele dagen, nog eens doorlees, lijkt me dat deze sessies van Odin met Zaadgoed beter kunnen. De weg naar de toekomst moet je niet inslaan met grijze mensen, waarvan het overgrote merendeel 60+ is. Zeker, er zit veel nuttige kennis en ervaring in die ouwe koppen. Maar als ik Odin was en het doel – welk doel? – wil bereiken, dan zou ik (ook) samenwerking zoeken met Toekomstboeren. Jong, dynamisch, activistisch, vol beweging. De Tuinen van MergenMetz is al jaren donateur van dit gezelschap. Louter om hen te steunen..
Mooi verwoord Norbert! In principe is iedere moestuinder, teler of akkerbouwer die zaadvaste zaden gebruikt, potentiële veredelaar. Doel moet zijn meer zaadvaste rassen te krijgen om tot een verbeterde biodiversiteit te komen. Misschien is communicatie wel het belangrijkste. Er is nog te veel onbekend over de markt van zaden en de machtsposities van grote spelers.