Het boek van ‘een nieuwe generatie Wageningse voedseldenkers’ maakt duidelijk dat het nog heel lang duurt voordat we met de natuur gaan werken in plaats van er tegen.
Deze recensie is kort. Ik word erg ongelukkig van dit boek. Jarenlang was ik onderdeel van de landbouw- en voedingsindustrie. En nu ben ik er eindelijk uitgestapt, dan krijg ik dit!
De wetenschap dat een heleboel wetenschappers gewoon blijven doen wat ze altijd deden en deel uitmaken van diezelfde landbouw- en voedingsindustrie – en erdoor worden betaald worden – is niet erg bevorderlijk voor mijn gemoedsrust. Van de 41 hoofdstukken in dit boek zijn er een stuk of tien (en dan ben ik heel coulant) die een enigszins ander geluid laten horen. Veel te weinig dus.
Een hoger en meer wankel kaartenhuis
De initiatiefnemers van dit boek ‘maken deel uit van een nieuwe generatie Wageningse voedseldenkers‘, staat op de achterflap. Gelukkig kennen wij ook andere Wageningse wetenschappers, want het grootste deel van de mensen die hebben bijgedragen aan dit boek zitten stevig in het technocratische dan wel ecomodernistische zadel. ‘Een ontdekkingsreis langs baanbrekende ideeën‘ (alweer de achterflap) is het dus allerminst. Wel een lange serie deeloplossinkjes die ons niet werkelijk gaan helpen, maar die het kaartenhuis enkel hoger en wankeler doen worden: een beter visvoertje hier, een beetje gentech daar of die ronduit griezelig zijn, zoals:
Bacteriën regenereren de bodem
Laten we bacteriën inzetten om bodems te regenereren, terwijl we nog niet het flauwste benul hebben hoe bodems werken, en ook niet hoe bacteriën werken – het enige dat we wel weten is dat we ontzettend weinig weten. Dus dat gaat vast wel goed (maar niet heus).
Grootschalig insecten kweken
Of, ja, laten we grootschalig insecten gaan kweken. En dan moeten we wel zorgen dat ze niet ziek worden, want ze dragen allerlei virussen en bacteriën bij zich, maar we weten nog niet goed welke en hoe dat dan werkt bij insecten. Misschien – ietsiepietsie misschien – zou het, gezien de ervaringen van de laatste twee jaar, verstandig zijn geweest iets te schrijven of te onderzoeken over of insecten misschien reservoir van zoönozen kunnen zijn? Niets lees ik daarover.
Zo kan ik dus nog wel doorgaan. Enerzijds een tenenkrommend boek. Anderzijds heel leerzaam om te weten hoe de hedendaagse wetenschappers denken.
Titel | 10 miljard monden – Hoe we de wereld gaan voeden in 2050 |
Van | Ingrid de Zwarte en Jeroen Candel (redactie) |
Uitgever | Prometheus |
ISBN | 978 904 464 6009 |
Verschenen | 2020 |
Prijs | € 24,99 |
Verkrijgbaar bij | Alle boekhandels en indien u online wenst te winkelen, raden we deze aan. Dan verdient de echte boekhandel zelf ook nog iets. |
Denigrerend neokolonialisme
Het overgrote deel van de hoofdstukken in dit boek is veel te beperkt met slechts wat technofixjes voor een beperkt, specifiek probleem. Daar zitten dus, zoals ik hiervoor al aangaf, hele enge dingen tussen. Maar ook moreel abjecte dingen. Om een voorbeeld te noemen, ik lees ergens (letterlijk!): ‘…moeten we daarom ‘iets’ met smallholders in lage-inkomenslanden‘. Zóóó hééé dat is een potje denigrerend. Neokolonialistisch en paternalistisch. Laat duidelijk zijn dat dit boek sowieso baat zou hebben gehad bij steviger redactie.
Foute uitgangspunten of aannames
Tenslotte – dan stop ik ermee – kent dit boek schokkend veel foute uitgangspunten en denkramen. Of, anders gezegd, uitgangspunten en denkramen die als waarheid worden gepresenteerd, maar die eigenlijk aannames zijn. Bijvoorbeeld een heel hoofdstuk gewijd aan grondstofschaarste, volgens de schrijvers is dat een centraal onderdeel van het voedselvraagstuk (dat overigens als in beton gegoten uitgangspunt wordt gepresenteerd, terwijl daar ook best iets op af te dingen valt). Dan zeggen de wetenschappers: ‘…feitelijk gaat het in bredere zin over schaarste van schoon zoetwater, energie en vruchtbaar land.’ Dat dit niet in bredere zin is, maar juist in engere zin, zien we door de vingers (dat had een goede redacteur eruit moeten vissen). Maar, weten velen, maar kennelijk niet deze schrijvers: energie en water zijn niet werkelijk schaars. De enige echt schaarse grondstoffen zijn land (inderdaad, dat dus wel) en mineralen. Energie is er echt voldoende; de hoeveelheid zonne-energie die de aarde bereikt is vrijwel eindeloos, als we haar maar goed en goedkoop kunnen ‘oogsten’. En voldoende schoon zoetwater volgt daaruit: met voldoende goedkope energie kun je namelijk van vuil of zout water gewoon weer schoon zoetwater maken. Domme wetenschappers die niet kunnen helicopteren en out-of-the-box denken.
Bijna allemaal maken ze de fout om bij hun eigen hoofdstukje een soort algemene inleiding te schrijven, waarin ze proberen uit te leggen waarom hun eigen kleine technofixje zo goed past binnen de grotere problematiek en natuurlijk waarom het zo ontzettend belangrijk is. Die inleidingen zijn wollig, vaak raar, staan vol fouten en ze herhalen telkens dezelfde dingen: 41hoofdtukken, 41 keer. Het boek had de helft korter gekund als er een goede algemene inleiding geschreven was en de hoofdstukjes korter en meer gefocust gehouden waren. Dat was beter geweest.
Sommige hoofdstukken blijven veel te hoog over. Juist daar waar het de goede kant op lijkt te gaan – waar bijvoorbeeld een meer integrale benaderingswijze wordt gekozen – blijft het schokkend vaag. Die grote lijnen kennen we nu wel; wat ontbreekt is de vertaling ervan naar de praktijk. En die is er niet – in ieder geval niet in dit boek. Boeren en andere spelers in de voedselketen zijn zoekende en moeten allen het wiel telkens weer opnieuw uitvinden.
Lees dit boek als je een reëel beeld wil hebben van waar de wetenschap (helaas) mee bezig is op het gebied van landbouw en voeding. En als je zeker wil weten of onderbouwing nodig hebt dat het anders moet. Niet zo.
Ceres2030
Eigenlijk onderschrijft dit boek de conclusies van het grootschalige onderzoeksproject Ceres2030: De wetenschap is losgezongen van de werkelijkheid.
Ceres2030 is een collectief onderzoeksproject ter ondersteuning van de internationale inspanning om een einde te maken aan honger (lees: ontwikkelingshulp). Het gaat dus om Nummer 2 van de 17 Duurzame Ontwikkelingsdoelen die de VN in 2015 voor 2030 heeft opgesteld.
De conclusies zijn schokkend. Zo staat er in het eindrapport dat meer dan 95% van de wetenschappelijk onderzoeksrapporten niet relevant zijn voor kleine boeren en hun families. En slechts enkele studies bevatten nieuwe, originele gegevens.
Kleine boeren – zeg maar: erg kleine, want minder dan 2 hectare – voeden ruim een derde van de wereld. Dat betreft 84% van alle boeren die slechts 12% van alle landbouwgrond bezitten. 10% van de boeren telt tussen de 2 en 5 ha grond (6%). Slechts 1% van alle boeren bestiert 50 hectare of meer en dat is meer dan 70% van alle landbouwgrond.
De 85 Ceres-onderzoekers concluderen dat de grotere, research-intensieve universiteiten niet geven om kleinere boeren. Hun onderzoeksstrategie is namelijk gericht op grote onderzoeksfondsen/budgetten. Maar de boeren zijn het meest geholpen met de aanbevelingen:
- Maak het mogelijk voor boeren om deel te nemen aan landbouworganisaties;
- Investeer in beroepsopleidingen voor plattelandsjongeren die opleiding in meerdere vaardigheden bieden;
- Breid de mogelijkheden voor sociale bescherming uit;
- Investeer in voorlichting, met name voor vrouwen, en laat dat gepaard gaan met programma’s voor onderzoek en ontwikkeling;
- Landbouwmaatregelen ter ondersteuning van duurzame praktijken moeten voor de boeren economisch levensvatbaar zijn;
- Steun de invoering van klimaatveranderingsbestendige gewassen;
- Meer onderzoek voor regio’s met waterschaarste om daar tot doeltreffende maatregelen te komen ter ondersteuning van kleinschalige producenten;
- Verbeter de kwantiteit en kwaliteit van veevoer, vooral voor kleine en middelgrote boerderijen;
- Beperk de verspilling en verliezen na de oogst door de hulp/ondersteuning niet te beperken tot bijvoorbeeld de opslag van granen, maar uit te breiden tot meer voedselgewassen maar ook meer schakels in de waardeketen;
- Investeer in de infrastructuur, regelgeving, diensten en de technische bijstand die nodig zijn om het midden- en kleinbedrijf in de waardeketen te ondersteunen.
Lees hier een presentatie van de conclusies [PDF]