Seasons Moestuin is een door Jessica Koomen geschreven moestuin- en kookboek ineen. Het is helder geschreven, verrassend origineel ingedeeld en kent fraaie foto’s. Fijn boek voor hen die nog niet zo lang aan het moestuinieren zijn.
Hoe het zo kwam, weet ik niet exact, maar daar was Jessica. Als ik in mijn e-mails terugkijk zie ik dat ze mij al in januari mailde met de vraag of ik in MoestuinLive! wilde optreden. Taco IJzerman had haar op mij gewezen. Door drukte en gedoe, kwam het er niet van. We mailen regelmatig en op 29 april constateren we dat er nog geen datum is afgesproken. En dan vliegt de tijd weer door. Op 21 juni 2022 mailt Jessica weer dat ze naar Sint Jan komt en stelt en passant de vraag of we interesse hebben om haar boek Seasons Moestuin in onze webwinkel te verkopen.
Twijfel, twijfel. We zijn geen boekhandel en wat we in onze webwinkel aanbieden, moet passen bij onze doelgroep en bijzonder goed zijn. Met nadruk op bijzonder en goed. Dus we spraken af dat er op ons Sint Jan-evenement een stapel van haar boeken bij ons aanbod werd gelegd. En zowaar, er werd een mooi aantal verkocht.
Het is dan ook een leuk boek.
“Maar wat heeft dit met het blad Seasons te maken,” vraag ik aan Jessica, enigszins achterdochtig.
“De redactie van het blad vond mij op sociale media en vroeg mij om een kookboek te maken. Daar kon ik geen nee tegen zeggen. Maar gaandeweg merkte ik dat het moestuin-aspect ontbrak. Koken is leuk, maar als je niet weet hoe je eten groeit, hoe je zelf bijvoorbeeld spinazie kunt telen, wat heb je dan?”. Ze pauzeert even en kijkt mij aan. Moet ik die vraag beantwoorden?
“Ik heb er uiteindelijk twee jaar over gedaan,” zegt ze.
Nee, ik hoefde niet te antwoorden, maar vraag haar of ze voor Seasons werkt. Nee. Het boek draagt de titel en is een tijdje door het blad gebruikt voor abonneewerving, maar dat is het dan ook.
Tussendoor vertelt ze dat ze door een jarenlange kwaal, waar de medische stand niets aan leek te kunnen doen, is overgestapt op zo veel mogelijk onbewerkt voedsel. En dat bleek heilzaam. De klachten verdwenen.
In Seasons Moestuin koppelt Jessica het moestuinieren aan het verwerken – het koken – van de oogst. De doelgroep is de startende moestuinier (je eindigt nooit). Dat moeten, mede dankzij Covid-19, veel mensen in Vlaanderen en Nederland zijn. Velen hebben in die tijd, na alle publiciteit over dierziekten, vleesschandalen en besmette groenten (o.a. de salmonella-komkommers), besloten zelf groenten te telen.
Seasons Moestuin is een prachtig uitgevoerd boek, met helder geschreven teksten, fraaie foto’s en smakelijke recepten. Het is werkelijk een uitkomst voor hen die zich afvragen, wat moet ik nou met die koolrabi of aardpeer?
Van harte aanbevolen en/of leuk om cadeau te geven.
Titel | Seasons Moestuin – zaaien, oogsten, (in)maken, koken |
Van | Jessica Koomen |
Uitgever | Nijgh & Van Ditmar |
ISBN | 978 90 38810614 |
Verschenen | 28 februari 2022 |
Prijs | € 34,99 |
Verkrijgbaar bij | Kies voor de boekhandel van steen en cement. Of bij de auteur (klik hier). En àls je een webshop prefereert, kies dan deze. |
In de inleiding schrijft de hoofdredacteur van Seasons Magazine al: “Jessica tuiniert met de natuur mee, en dat begint bij de bodem.”
De opzet van het boek is helder:
- De Moestuin In, met allerlei wetenswaardigheden over en met betrekking tot het zelf telen van groenten;
- De Keuken In, waarin allerlei hints en tips over het verwerken van groenten in het algemeen;
- Moestuingewassen en Recepten, met, per gewasgroep, beknopte groentebeschrijvingen en een aantal uiterst aantrekkelijke recepten;
- En dan de rest: een zaai- en oogstkalender, index, literatuuroverzicht enzovoorts.
Geenvoedselverspillingsrecepten
Het eerste deel, De Moestuin In, telt dertig pagina’s. Allerlei aspecten, zoals mulch, compost, combinatieteelt en polycultuur, biodiversiteit, passeren de revue. (En ook bijzondere aandacht voor oorwormen/orenkruipers.) Koomen blijkt complexe zaken begrijpelijk te kunnen uitleggen. Dat is bijzonder fijn. Het hoofdstuk bestaat uit korte en iets langere paragrafen cq alinea’s. Ik heb de afgelopen decennia veel moestuinboeken gelezen, en eerlijk is eerlijk, deze gaat erin als koek. Absoluut voldoende voor de nog frisse moestuinier die biologisch wil werken.
Na de tuin gaan we De Keuken In. Net als in de moestuin, geeft ze hier een zwik tips en basisbenodigdheden. Erg leuk is de pagina met ‘Vier Foodwasterecepten’. Uit respect voor Jessica zal ik niet zeuren over het gebruik van het Engels, hoewel het te pas en te onpas wordt gebruikt. Maar dit zijn geen recepten om voedsel te verspillen. Integendeel. Het zijn geenvoedselverspillingsrecepten. Hoe klinkt dat?
In dit hoofdstuk tref je onderwerpen aan, waar je normaliter niet aan zou denken als je de keuken in gaat. Zoals een Do-It-Yourself Droogrek (Doe-het-zelfdroogrek, bedoelt ze waarschijnlijk), een overzicht van ingrediënten als je helemaal plantaardig wilt eten, tuinthee (daar schreef Modeste Herwig ook ooit een boek over), appelchips, wecken, fermenteren en wat al niet meer. Hier kan ik nog wel wat van leren. Of we nodigen Jessica gewoon uit. Het blijkt dat ze min of meer bij ons om de hoek woont.
Gewasgroepen
Daarna begint het pas echt. De groenten worden in gewasgroepen ingedeeld en behandeld. Per gewasgroep beschrijft ze eerst de teeltaspecten (soorten en rassen, zaai- en oogstperiodes, plantafstanden enz. enz.) Daarna een reeks recepten met die groenten. Dat is een zeer originele opzet die we niet eerder hebben gezien.
Steevast wordt de groentenaam vet gedrukt. Dus ook in de naam van gerechten, zoals ‘knapperige aardappelsalade’. Daar is over nagedacht, want bij het bladeren trekt je oog meteen naar de naam van de groente. De recepten zijn stuk voor stuk aantrekkelijk en je hoeft er geen een-, twee- of driesterrenchef voor te zijn.
Familie, geslacht, soort en ras / cultuurvariëteit
Puntje van kritiek is dat de auteur hier slordig omgaat met het begrip geslacht, soort en ras. Dus, als we het over spinazie (Spinacia oleracea) hebben is het geslacht Spinacia en oleracea de soort (en oleracea betekent zoveel als ‘als groente eten, in de moestuin groeiend’). Het behoort tot de familie der Amaranthaceae (amaranten).
Onder het kopje soorten spreekt Koomen dan weer wel over rassen. Maar ook: “Sommige soorten spinazie, zoals de ‘winterreuzen’, zijn vorstbestendig.” Dat is dus niet juist. Het is een ras of cultuurvariëteit. Bij De Bolster zeggen ze het goed: kijk. (Overigens, zeer interessant. Gaan we zeker eens proberen.)
Wij hechten aan Latijnse namen. Het voorkomt verwarring, het is een internationale afspraak en voor veel gewassen bestaan allerlei streeknamen waardoor, als je pech hebt, niemand het meer begrijpt.
1. Bladgroenten en stengelgewassen
(Sla, bladmosterd, rucola, spinazie, winterpostelein, snijbiet, rabarber en prei.) We vinden het stoer dat winterpostelein is opgenomen, ook in een drietal recepten, maar we missen de enige echte postelein.
2. Koolgewassen
(Boerenkool, bloemkool, spruitkool, broccoli, sluitkolen, palmkool, koolrabi.) Ah, we missen de koolraap! Die wordt door velen verguisd, omdat in de naoorlogse jaren het in repen met een Maizena-sausje werd opgediend. Dat had oma op de huishoudschool geleerd. En de daaropvolgende generaties weten niet beter dan dat hun vader en moeder het meden en een vies gezicht trokken en de generatie(s) daarna weten niet eens meer wat het is.
Erg leuk is het recept met palmkoolbloemkoolknoppen. Moestuinier Koomen oogst gewoon in het tweede jaar de geschoten palmkool. Leuk! Er staat geen recept met spruiten bij, maar wat deert dat?
3. Knol- en wortelgewassen
(Aardappel, aardpeer, biet, knolvenkel, knolselderij, radijs, knoflook, ui, zoete aardappel, wortel). Wat missen we hier? Schorseneren, sjalotten, haverwortel (witte schorseneer), pastinaken. Misschien gaan die wat te ver. En in een boek past niet alles. Wij zijn nooit erg succesvol geweest met het stekken van bataten. Toegegeven, we hebben het een keer geprobeerd en dan meteen op een ongebruikelijke wijze. Dus niet voor niets ongebruikelijk. We nemen ons voor komend voorjaar het advies in dit boek volgen.
Die aardappelfocaccia met rode ui is natuurlijk een pareltje om te maken en op een feestje aan gasten te presenteren.
4. Vruchtgewassen
(Courgette, komkommer, augurk, pompoen, tomaten, paprika, peper). Gelukkig geen aubergine, want dat vergt nogal wat. Over de teelt van tomaten kunnen we wel het een en ander zeggen. Maar wat hier in het boek staat is in elk geval niet verkeerd. Wij telen al heel lang tomaten op dezelfde plek, in de kas. Sterker nog: uit onderzoek blijkt dat tomaten ervan houden dat ze op grond staan waar voorheen ook tomaten groeiden. Wij verversen wel telkens de toplaag – een centimeter of tien – met halfverteerde compost.
In dit boek wordt vaak de Latijnse naam bij een plantensoort vermeld. Dat is goed. Bij pompoen is dat slechts Cucurbita – dat is het geslacht. Bij Soorten wordt dit vermeden, maar wel de patisson genoemd met de vermelding dat dit een C. pepo is – dus bij de courgettes in de groep zit. Echte pompoenen zijn C. maxima. En dan heb je nog de muskaatpompoenen (butternut squash, flespompoen), dat is C. moschata. Maar ja, ‘pompoen’ is een containerbegrip geworden voor alles wat groot is. Zo is de pompoen die vaak voor Halloween wordt gebruikt, geen echte pompoen, maar een C. pepo – noem het een oranje, opgeblazen courgette.
De courgette-rijstmuffins zien er ook zeer smakelijk uit. En wat te denken van de pompoen-appel(ontbijt)koeken. “Koek als ontbijt voor een goede start van de dag, het kan!” Dus dat is het geheim van Jessica.
5. Peulvruchten
(Sperziebonen, tuinbonen, pronkbonen en snijbonen, erwten). Wel sugar snaps bij erwten noemen, geen peultjes? Okay, het mag. Leuk is dat hier combinatieteelt wordt aangehaald. Want peulvruchten gaan over het algemeen de lucht in, dus er is veel grond eronder vrij.
Ook bij bonen lijkt de auteur om de hete brij heen te draaien. De Latijnse naam voor tuinboon wordt wel vermeld. Maar niet Phaseolus vulgaris bij sperziebonen. Dat is namelijk de gewone boon. De soort is vulgaris, die heel veel rassen en cultivars kent. Sterker gesteld: Bijna elke boon is een P. vulgaris. Maar pronkbonen en snijbonen worden in dit boek bijeen genomen. Pronkbonen zijn P. coccineus, de snijboon is ras van de gewone boon. In haar beschrijving zegt ze dat ze liever jonge pronkbonen als snijboon gebruikt. Dat mag. Maar de beginnende moestuinier wordt wel op het verkeerde been gezet.
En dan zijn we qua gewasgroepen een beetje klaar. (Het zijn er vijf, wij hebben er zes: knol- en wortelgewassen zijn in twee groepen verdeeld.) Koomen vult het aan met een hoofdstuk over kruiden – het is een uitvoerig en toch goed bevatbaar overzicht van de meest gangbare kruiden. Hier ontbreken de Latijnse namen bij alle planten. Dat is wel jammer.
En het toetje bestaat uit fruit. Geen moestuin zonder aardbeien en bessen, om maar iets te noemen.
Het boek eindigt met een fraaie zaai- en oogstkalender en…… tadaaa! Een pracht index.