Twaalf revolutionaire manieren om voedsel en energie te produceren, zo luidt de ondertitel van het boek van Gunter Pauli. Werken met de natuur, niet tegen de natuur. Een stimulans en ruggensteun voor hen die veranderingen willen doorvoeren, dat inzicht biedt voor beleidsmakers en beslissers en dat klimaatsceptici en pessimisten op andere gedachten kan brengen.
Gunter Pauli is begaan met de ecologie van onze planeet, werd in 1992 ceo bij Ecover, is lid van de Club van Rome en ontplooide talloze groene initiatieven. Hij schrijft ook boeken, vooral kinderboeken, dat ongetwijfeld de blijdschap en het enthousiasme verklaart waarmee ‘Zo slim als de natuur’ is doordrenkt.
De man heeft dus een reputatie. Hij is een graag geziene gast in het groene circuit en we lezen dat hij 200 dagen per jaar de wereld rondreist om allerlei initiatieven te bekijken dan wel te steunen. In dit boek wordt een aantal daarvan besproken. Initiatieven die aangeven dat verandering wel degelijk kan. En ook nog eens snel.
We vragen de aarde niet om meer te produceren. We doen meer met wat de aarde al produceert.
Dat uitgangspunt staat voorin het boek. Wat Pauli in zijn boek beschrijft is met de natuur, niet tegen de natuur. Hij verdeelt het in twaalf trends, waarvan we na lezing denken dat 1 t/m 5 echte trends zijn en de rest afgeleiden waarbij een ander accent wordt gelegd.
Een trend duurt pakweg twintig jaar voordat het zich heeft gevestigd. Een hype is daarentegen kort, heftig en snel weer over.
We worden moe van ‘Hoe voeden we in 2050 negen miljard mensen?’ dat voornamelijk door Wageningen UR en Big Food wordt gebruikt om van alles te justificeren. Terwijl de wereld momenteel al voor veel meer mensen produceert – dat zei VN-rapporteur Jean Ziegler in 2008. Maar het IMF zet landen onder druk om schulden af te lossen, aldus Ziegler, dus wordt door arme landen voedsel geëxporteerd en hulpgoederen voor de hongerenden “gratis” geïmporteerd. Vreemd, want uiteindelijk betalen wij, consumenten, alles. Via donaties aan hulporganisaties en via belastinggeld voor ontwikkelingshulp en noodprogramma’s. De winst op goedkoop voedsel vloeit in de zakken van de multinationals en hun aandeelhouders. Het westerse economische systeem moet dus om. Terug naar meer lokale productie, minder export, dat is al iets. Volgens Pauli kunnen we wel tien of twaalf miljard mensen voeden als we tenminste zijn trends volgen.
In zijn inleiding wandelt hij door allerlei terugkerende maatschappelijke milieuthema’s zoals overbevissing, papierproductie en de daarvoor benodigde bomenkap, schoon water, afval (plastics) en sojaproductie. Zijn betoog is dat het met een beetje moeite ook anders kan en zonder werkelijk in te leveren.
Welkom bij meer en beter!
Dat zijn de laatste woorden van de inleiding. We lazen het boek in september – we schrijven de recensie in november en bladeren in een boek dat vol met krabbels en kanttekeningen staat. Je mag dus gerust stellen dat het boek iets losmaakt, herkenning verschaft, verbanden legt en tot nadenken aanzet. En, niet te vergeten, inspireert.
Titel | Zo slim als de natuur – twaalf revolutionaire manieren om voedsel en energie te produceren |
Van | Gunter Pauli |
Uitgever | Nieuw Amsterdam |
ISBN | 978 90 468 2487 0 |
Verschenen | 19 april 2019 |
Prijs | € 22,99 |
Verkrijgbaar bij | Kies voor de boekhandel van steen en cement. En àls je een webshop prefereert, kies dan deze. |
“Je wordt moe van de hoopvolheid. Het nodigt uit tot cynisme,” zei vriend Martin Woestenburg toen ik hem vroeg of hij het boek kende en wat hij ervan vond. Ik had het net gelezen en wist er geen goede draai aan te geven; het leest lekker en alles is geweldig. Maar iets tè. Martin verwoordde mijn onderhuidse gevoel perfect. Het is dus absoluut geen slecht boek, integendeel, maar het lijkt alsof je de positivo’s hoort. Een van die positivo’s is Carlo Petrini. De oprichter en voorman van Slow Food. Wie Petrini’s boek Slow Food heeft gelezen, leest een lofzang van iemand die van zichzelf denkt dat hij de Verlosser is. Jammer voor Pauli, maar het voorwoord slaan we over.
De Inleiding van Pauli is uitvoerig. Hij houdt ons daarin de spiegel voor: We plassen in uitstekend drinkwater, dat moet anders. We vangen alle vis weg – waarom niet alleen mannetjes? We hebben geen voedselreserves nodig, maar denk eens na over strategische dierenreserves. Soms gaat hij de fout in met een aantal aannames, maar de boodschap is duidelijk. Het hoeft niet allemaal logisch te zijn, maar anders denken kan tot betere oplossingen leiden. Pauli’s ideeënvloed is niet helemaal nieuw, integendeel. Wij moeten niet onwillekeurig denken aan het boek 4000 Jaar Kringlooplandbouw.
Van 2D naar 3D
Trend 1 is van 2D naar 3D en gaat over voedsel. Een derde van al het voedsel wordt verspild. Dat is het gevolg van het gecentraliseerde systeem. We slepen eten over de hele wereld en maken de lokale, kleine boeren kapot. In Pauli’s driedimensionale landbouwbeeld gebruiken we de oogst en reststoffen beter. Niets gaat verloren. Volg de natuur voor een optimale kringloop. En daar past het idee over de voedselbossen perfect bij. De 3D gaat het plat in hectares met opbrengst denken te boven. Of ten onder. Maar dan letterlijk de extra dimensie in de hoogte of de diepte. Pauli verhaalt over garnalenteelt en mangrovebossen in Indonesië dat heel wat extra ‘bijvangst’ aan producten oplevert. Een fraaie ontwikkeling. En wat te denken van de bijdrage van zeewierteelt aan een beter milieu? Lees dit eens.
Recycleren
Trend 2 gaat over recycling. Gebruiken wat je al hebt. Daar staan wat boute stellingen in, zoals dat internationale handel door David Ricardo werd gezien als ‘comparatieve voordelen’ maar “Tegenwoordig berust vrije handel echter op ‘competitieve voordelen’, waarbij één handelspartner alle voordelen krijgt,” lezen we. Als wij een ding hebben geleerd in ons zakelijke leven, is dat een transactie beide partijen voordeel moet leveren. Want als een ontevreden is, krijg je, plat gezegd, vroeg of laat gezeik. Misschien is Pauli beïnvloedt door Trump’s America First en de handelsoorlog met China?
In dit hoofdstuk worden mooie voorbeelden besproken. Zoals het verhaal van Chido Govera uit Zimbabwe die, met hulp van ZERI paddenstoelen gaat kweken op reststoffen. Of wat dacht je van kleding maken uit plastic afval?
Overigens, het onlangs in Nederland van de grond getrokken initiatief van de Heideboerderij past ook fraai in deze trend.
Goedkoop en waardevol
Trend 3 gaat erover dat we streven naar het goedkoopste om het meest waardevolle te veronachtzamen. Ooit was ons voedsel gratis – dat was ten tijde van de jager-verzamelaars. Nu kopen we zo goedkoop mogelijk voedsel en besteden in het tweede deel van ons leven veel geld aan gezondheidszorg. Het deel van ons inkomen dat we aan voedsel besteden is de afgelopen decennia enorm gedaald. We eten goedkoop ultra-bewerkt voedsel en worden ziek, hebben overgewicht, diabetes en erger. De gemiddelde levensverwachting is wel gestegen, maar tegen welke prijs? In dit hoofdstuk gaat het dus om goedkoop – industrieel voedsel – versus de andere waarden: gezondheid en levensgeluk.
“Het verhaal komt er simpelweg op neer dat we meer mensen een betere gezondheid kunnen bieden wanneer kippen en varkens gezonden kippen en varkens mogen zijn.” De auteur haalt fraaie anekdotes en verhalen aan, zoals over vleesproducent Karl Ludwig Schweisfurth, die zijn bedrijf aan Nestlé verkocht en het zelf over een heel andere boeg gooide. Dat werd Herrmannsdorfer Landwerkstätten in Glon. Dichter bij huis ontfermt Nel Schellekens zich over de mannen en dan vooral de haantjes.
Trend 4 sluit aan bij 3 en gaat over winst, dat niet alleen in geld is uit te drukken. Noem het sociaal kapitaal. “De acht rijkste mensen op aarde bezitten evenveel als 3,6 miljard in de armste helft van de wereldbevolking.” Waarvan akte. En 5 november 2019 kwam in het nieuws dat in Nederland het aantal miljonairs en miljardairs weer is gestegen, terwijl de gemeenten ernstig moeten bezuinigen wat ten koste gaat aan voorzieningen voor de minder bedeelden.
Sinds mensenheugenis wil iedereen zich verrijken. Het communisme heeft om die reden gefaald – het is tegennatuurlijk gedrag. De auteur haalt als voorbeeld Silicon Valley aan, waar de bedrijven als Google, Apple en Facebook miljarden verdienen, er o.a. voor zorgen dat de huizenprijzen in San Francisco zo hoog zijn geworden dat veel mensen noodgedwongen tot ver buiten de stad moeten gaan wonen. “Als leraren – typische vertegenwoordigers van de middenklasse – geen huis in de buurt van hun werk kunnen kopen, dan heeft de samenleving een probleem.”
Leuk is de kijk op het bbp – bruto binnenlands product. Dit cijfer geeft geen juist beeld van wat er werkelijk gaande is. Er wordt alleen geregistreerde handel met geld als ruilmiddel gemeten. Als je de buren een kist vruchten uit je bongerd geeft, telt dat niet mee. Het voegt kennelijk niets toe aan de economie. Als je de kist verkoopt aan de groenteboer wel. Raar hè? Net zoals je kind thuis opvoeden niet telt, maar het kind in de crèche telt wel mee in het bbp. En zo is er veel meer. Toch zijn bbp en andere cijfers de triggers voor ons dagelijks nieuws, de maatstaf voor het economisch klimaat, voor beleggingen, investeringen en het algemene gevoel van conjunctuur.
Panda’s en kakkerlakken
Trend 5 heet ‘Van maximaliseren naar optimaliseren’. Als voorbeeld haalt Pauli de panda aan, van oorsprong een vleeseter die zich heeft geëvalueerd tot het consumeren van één soort bamboe: maximalisatie. Maar daardoor zijn ze ook kwetsbaar. De kakkerlak daarentegen eet alles: optimalisatie. In de afgelopen decennia zijn er soortgelijke voorbeelden van ondernemingen geweest. Kodak heeft (of had) zich volledig op de fotografie gestort – maakte zelfs een disc camera terwijl de CD in opkomst was – en is nu een relatief onbekend merk geworden. Het Finse Nokia daarentegen was een houtbedrijf dat uiteindelijk gsm telefoons en andere elektronica ging maken. Je mag het ook diversificatie noemen. Dat tegenover een monocultuur.
Pauli heeft Ecover gemaakt tot wat het nu is: Van een bedrijf met een enkel product tot een multinational met een breed scala aan producten. De schoonmaakmiddelengigant SC Johnson – weinig ecologisch van huis uit – vond dat het haar belangen moest diversifiëren en kocht Ecover in 2017. (Ecover was daarvoor al eigendom van investeringsmaatschappijen.) Bij Johnson staat Ecover nu in de divisie Life Style Producten. Waarmee alles is gezegd.
Deze eerste vijf trends behandelen elk een wezenlijk ander aspect. In de volgende zeven variëren op de voorgaande.
Standaardiseren of diversificeren?
Zoals 6, ‘Van standaardisering naar diversiteit’ dat voortborduurt op 1 en 5. Pauli bepleit diversificatie. Toch is diversiteit niet altijd goed, willen we meteen aantekenen. Denk maar aan de opladers voor telefoons. Standaardisering is ook goed als het om (Europese) regelgeving gaat, bijvoorbeeld voor voedselkwaliteit (informatie op de etiketten e.d.) Maar Pauli doelt op andere zaken: monocultuur versus combinatieteelt in de landbouw.
Hij steekt op pagina 85 de loftrompet over Carlo Petrini en zijn SlowFood beweging. Onbegrijpelijk. Als er een cultuur is die weinig open staat voor invloeden van buiten, is het wel de Italiaanse. Men heeft ergens rond 1500 de tomaat uit Zuid-Amerikaanse toegelaten, maar daarmee basta. We chargeren natuurlijk, want wereldwijd kent Slow Food de Ark van de Smaak.
Een bladzijde verder wordt George Chan op Fiji aangehaald, die niet alleen een gelaagde visteelt ontwikkelde maar, met het oog op kosteloos visvoer, uiteindelijk ook een paddenstoelenkwekerij en varkenshouderij begint. Een complex ecosysteem “waarin elke stap inkomsten oplevert, terwijl er vis wordt gekweekt zonder voer te kopen.” Dus mooi voorbeeld van 3D zouden we zeggen. Trend 1.
Trend 7 heet ‘Van scheikunde en genetica naar natuurkunde’. Eerlijk gezegd vinden we dit deel een beetje geleuter. Een zin als “In de natuur wordt groei sterk gestuurd door de wetten van de natuurkunde in een driedimensionale omgeving” klinkt leuk, maar is een holle frase. En: “We verwarmen water met elektriciteit, een van de minst efficiënte manieren om elektrische stroom te gebruiken.” Kom daar maar eens mee in deze tijd waarbij de landelijke politiek luid Van Het Gas Af roept. En zo staan er talloze uitspraken in dit deel waarbij we vraagtekens plaatsen. Ze zijn goed bedoeld, maar Pauli begeeft zich hier op voor hem kennelijk vreemd terrein. Nog eentje dan: “Wanneer we de grond direct blootstellen aan de brandende zon vernietigen ultraviolette stralen alles. De zon doodt de voedingsstoffen die de planten nodig hebben.” Okay, hij doelt op het ploegen en braak leggen van grond, maar de zon verwarmt diezelfde grond en doet zaden ontkiemen. Dit soort ongetwijfeld goed bedoelde kort-door-de-bocht-redenaties storen.
Hernieuwbaar en regeneratief
In trend 8 ‘Van biologisch afbreekbaar en duurzaam naar hernieuwbaar en regeneratief’ sluit aan bij trend 2. Hergebruik en vervanging van materialen door andere, zoals zijde dat nylon kan vervangen. De cijfers die in dit hoofdstuk worden genoemd zijn indrukwekkend. Hergebruik staat haaks op de consumentenwaanzin als Apple een nieuwe iPhone aankondigt.
“Biologische afbreekbaarheid is een complex en verwarrend proces dat ons heeft misleid.” De zin roept vraagtekens op en noopt ook tot nadenken over de zin van biologisch afbreekbare verpakkingen. Kunnen we niet beter iets heel anders bedenken? Geen verpakkingen? Niet afbreken.
In trend 9 ‘Van beheersing naar weerbaarheid’ stelt de auteur dat standaardiseren leidt tot kwetsbaarheid. Dat kan, maar in lang niet alle gevallen. Hij bespreekt de prijsstelling van koelkasten. Eerst kocht je een degelijke bij de lokale dealer. Later goedkoper via Internet, maar die gaat sneller kapot. Drie koelkasten in twintig jaar, tezamen 1500 dollar. Hadden we een goede, duurdere, bij de lokale dealer gekocht dan hadden we nu nog die ene koelkast en was de dealer blijven bestaan. Dan denken wij aan de wasmachines: Miele gaat een leven lang mee. Doch zo’n oude Miele is na verloop van tijd ecologisch gezien niet meer zo tof: ze verbruikt veel energie en water. We kunnen natuurlijk van staatswege één koelkast beschikbaar stellen en de commercie uitschakelen, zoals in de USSR en DDR, maar dat maakt ook kwetsbaar. Enfin, het zet wel aan tot nadenken.
Trend 10 is ‘Van schaarste naar overvloed’. Pauli weet van geen ophouden. Veel voorbeelden die leuk zijn om te lezen, maar die, zoals gezegd, o.i. horen bij de eerste vijf. Ook hier gaat het om hergebruik, dan niet hergebruik van een oude spijkerbroek, maar nu om (her-)gebruik van ogenschijnlijke restproducten. Zoals bakkers vroeger bierborstel in brood verwerkten. Tegenwoordig is het varkensvoer. Ook niet slecht, toch? Of brood bakken met meel van avocado- en mangopitten. Leuk, Pauli, maar die vruchten komen van verre en dat vond je in trend 1 niet goed. Dan kunnen we beter kijken naar kastanjemeel, of eikels.
‘Van het beschermen van de natuur naar herstellen van ecosystemen’ (trend 11) is interessant om te lezen, maar het voegt weinig nieuws toe aan al het voorgaande. Want dit hele boek gaat juist om met de natuur te werken. Net zoals trend 12 ‘Van de kloof tussen goed en slecht naar altijd in staat zijn het beter te doen’. Daarin gaat het weer over onze behoefte om ons te concentreren op “het verkrijgen van de goedkoopst mogelijke prijs.” Dat kan zo zijn, maar volgens ons weet de consument vaak niet beter. Lage prijzen is een concurrentiemiddel van de industrie en middenstand. We hoeven alleen maar de denken aan de kiloknallers, waarmee het beeld van prijs voor varkensvlees permanent uit het evenwicht is getrokken.
Alles wat nieuw is en we niet kennen vinden we riskant, zegt Pauli. Het is natuurlijk gedrag, zeggen wij. Ingebakken dierlijk oer-instinkt. Volgens Pauli zou dat de reden zijn dat veel innovaties niet van de grond komen: “[….] het ‘perfecte’ dat je hebt en beheerst staat het goede dat vandaag mogelijk is in de weg.” Dat is volgens ons: Wat de boer niet kent, dat lust ie niet. Pauli kletst volgens ons maar wat. Gebrek aan geld staat innovaties in de weg. Verschaffers van risicokapitaal (venture capitalists) zijn echt wel bereid te investeren in nieuwe vindingen. Sterker nog: Ze gaan ervan uit dat van de tien investeringen er drie sterven, vijf ‘dood hout’ zijn en er een of twee succesvol worden. Dat calculeren ze in. Maar het idee moet wel overtuigend zijn. Op pagina 139 neemt Pauli nog steeds aan dat biologische teelt 40% minder opbrengst heeft. Ja, dat geldt de eerste jaren op een akker die van bespoten en kunstmest, terug naar biologisch gaat. Wageningen UR heeft laten zien dat na een jaar of tien de bodem optimaal is hersteld en de opbrengst ongeveer gelijk is.
Tenslotte
Waarmee we tegen het einde van het boek zijn. Het boek besluit met een paar korte hoofdstukken: een epiloog, een leeswijzer en meer. Duidelijk is dat dit boek zeer lezenswaardig is, veel inspirerende voorbeelden voor een betere wereld bevat, maar Pauli had zich beter tot vijf trends kunnen beperken en die uitvoeriger te bespreken.