Oorspronkelijke versie: 12 juni 2008. Volledig herziene versie: 19 november 2023/1 december 2023
Lactuca sativa
Sla, latouwe, latuw (Nederlands); Gartensalat, Kopfsalat, Lattich (Duits); lettuce (Engels); laitue (Frans); lattuga (Italiaans); lechuga (Spaans)
Naam
Is het sla of salade? Is het de slaplant Lactuca of het gerecht? Of beide? Het woord sla is afgeleid van salade of salaet. Dat is een koud gerecht van groenten en kruiden. Dat weer komt van zouten of zout maken, het Latijnse salare, waarin sal zout betekent. Reeds in de veertiende eeuw komt het woord salade in Frankrijk voor. Sla of salade staat dus in de eerste instantie voor het gerecht. Pas later is de betekenis overgegaan op één van de saladegewassen dat tot dan toe latouwe (latuw) werd genoemd. Dat is in Nederland in de zestiende eeuw gebeurd. Pas later is de plant – of beter: het geslacht – eraan gekoppeld.
Latouwe of latuw, het Fanse laitue, het Engelse lettuce en het Duitse Lattich zijn alle afgeleid van het Latijnse Lactuca. Dat is een plant met melksap (Lactis betekent melk). Sativa betekent geteeld of gekweekt.
Plant
Het is een eenjarige tot tweejarige kruidachtige plant die aanvankelijk alleen groeit als een rozet van basale bladeren; het is deze rozet die door mensen wordt gegeten. De cultuursla is eenjarig.
De basisbladeren zijn ongedeeld of gekroesd, glad en niet doornig getand (wat bij andere Lactuca-soorten wel het geval kan zijn). De plant heeft een penwortel met vrij korte zijwortels en kan in een goed doorlatende grond een worteldiepte van 140 cm bereiken. [18] Sla, Lactuca, behoort tot de familie der composieten en preciezer, tot de onderfamilie Cichorioideae, waartoe ook andijvie en witlo(o)f behoren.
In de zomer ‘schiet’ de sla en de holle stengel bereikt een hoogte van 30 cm, tot soms wel een meter. Het bovenste deel van de rechtopstaande stengel is dan vertakt, witachtig, vaak roodachtig gespikkeld en kaal. De stengelbladeren zijn hartvormig, omgekeerd eirond en omvatten de stengel.
De bloeiwijze is kruinvormig gegroepeerd. Schutbladeren zijn niet altijd aanwezig. De kleine en smalle, zelden grote, dopvormige bloemen zijn cilindrisch tot klokvormig, zwellen op tijdens de bloei en hebben dan een diameter van 2 tot 5, zelden meer dan 8 millimeter. De bloemhoofdjes hebben meestal zeven tot 15 (zelden tot 30 of meer) gele straalbloemen.
Er zijn zo’n honderd Lactuca-soorten, de meeste komen in Europa en Azië voor. Van die honderd behoren circa twintig tot de genenpoel van de sla (waaronder dus de L. sativa). [17]
Historie
Op basis van DNA-analyse van 445 Lactuca-variaties (wilde en gedomesticeerde, uit 27 landen), staat vrijwel onomstotelijk vast dat “onze” sla voorkomt uit de Lactuca serriola (kompassla) uit de Kaukasus dan wel van zeer nabij de Kaukasus. Deze werd in eerste instantie in cultuur gebracht om het oliehoudende zaad. De oude Grieken en Romeinen selecteerden deze planten, die nog doorntjes hadden, tot een eetbare bladgroente [16, 17]. Uit het genetisch verloop is vast te stellen dat de bindsla op zijn beurt weer ten grondslag ligt aan de botersla. Er zijn erg weinig archeologische vondsten van sla of slazaad om te bepalen wanneer de cultivering door de mens begon. Men schat dat de periode van cultivering – selectie, verbetering – ergens tussen 8.000 v. Chr. en het jaar 0 is verlopen. Met mooi in het midden, 4.000 v Chr als jaar/periode dat het wat begon te worden. [17] Dat mag wat ons betreft 4.500 zijn.
Egypte en sla
Egyptische grafschilderingen met sla dateren van 4.500 v. Chr. [19] [22] houdt het op 2.700 v.Chr. De planten hebben puntige bladeren en deskundigen ordenen ze als Lactuca sativa var. longifolia. (Het gewas is hoog, veel blad, iets wat nu niet met onze kijk op sla valt te verenigen. Vermoedelijk hebben de deskundigen de conclusie getrokken door de afbeelding te relateren aan rituelen en gebruiken.) Die Egyptische afbeeldingen tonen dus – vermoedelijk – een vroeg type cultuursla, die afkomstig zou zijn van het eiland Kos – of niet, zie hierna – en waarbij het blad meer losbladig aan een stengel omhoog groeide dan nu. Het is de voorloper van de bindsla. De Egyptenaren beschouwden sla als lustopwekkend, een afrodisiacum. In de kapel nabij Karnak (ca. 2000 v. Chr.), is een afbeelding te zien waarop farao Sunoeseret I twee kommen melk offert aan de god Min. Min is de god van de vruchtbaarheid, voor mens, dier en plant. Min wordt altijd met een erectie afgebeeld. En bij Min is vaak sla afgebeeld. Wellicht dat de associatie van de stijf opgaande groei van de sla en het witte melksap, de erectie en sperma is, maar de melk kan ook op moedermelk duiden [23].
De Assyriërs (2000 – 612 v Chr) gingen sla echt verbouwen. In de achtste eeuw voor onze jaartelling stond sla als groente in de tuin van koning Marduk-apla-iddina II in Babylon.
Kos
Bij de Grieken stond het melksap ook om diverse medicinale redenen in de belangstelling, maar het sprong eruit als slaapmiddel. Kos (Cos) stond bekend als ‘vruchtbaar eiland’. Op het eiland is de tempel Asklepios, de Griekse god van de geneeskunde en Hippocrates werd op het eiland geboren. Kos is lange tijd onder Egyptisch regime geweest. Het is niet onaannemelijk dat uit de mooiste Egyptische slaas op Kos de “echte” bindsla is geselecteerd. Rond 30 v. Chr. versloegen de Romeinen Cleopatra en heersten zij over Kos. En de bindsla is vervolgens in Rome terecht gekomen [23]. We noemen het nog steeds Romeinse sla.
Dit idee sluit in elk geval aan bij de resultaten van het onderzoek [17], waarin is vastgesteld dat de genetische beweging, na Egypte, via het oude Griekenland en Romeinse Rijk naar Midden-Europa trok. Uit de bindsla is later, ergens in Europa, tijdens de duizend jaar van donkere Middeleeuwen, de botersla/kropsla ontstaan.
De onderzoekers houden de mogelijkheid open dat in den beginne de sla alleen voor het zaad (olie) werd gecultiveerd en dat de eetbare selecties in Zuid-Europa ontstonden [17]. Dit is moeilijk te rijmen met archeologisch en historisch onderzoek. Het zou bij Perzische koningen, rond 700 voor onze jaartelling, op tafel hebben gestaan en Hippocrates noemde het zowel voedsel als medicinale plant [7]. Herodotus zou 600 voor Christus hebben geschreven dat sla een belangrijk voedsel in Egypte was [12]. (Hoe geloofwaardig is dat, als Herodotus 485 v Chr is geboren, maar goed.)
Volgens [14] is sla het bittere kruid, zoals dat in de Bijbel staat Numeri 9:11. Dat betekent niet dat sla, toen, in die vorm, als groente werd gegeten. Wellicht als heilzaam kruid.
In het oude Griekenland was sla dus onderdeel van een gezond dieet. Er waren toen al verschillende soorten sla bekend. De Romein Plinius beschrijft in zijn Naturalis Historia negen soorten of rassen: Alba, Caccilian, Cappadocian, Crispa, Graeca, Laconicon, Nigra, Purpurea en Rubvens. Alba, de zgn. witte sla, werd door de Grieken papaversla genoemd, aldus Plinius. Dit vanwege het witte melksap, lactucarium, dat licht slaapverwekkend is (in grote doses giftig). Dit witte melksap is de reden dat sla in het Latijn lactuca, (lac is Latijn voor melk) wordt genoemd. Palladius vermeldt de techniek van het bleken van sla.
Karel de Grote had in zijn Capitulare de villis (812) ook lactucas opgenomen. Men vermoedt dat dit de Lactuca sativa var. crispa is geweest, of iets dat daarop lijkt. Tegenwoordig noemen we dit pluksla.
China
Volgens [7] duikt sla in de vijfde eeuw op in China. [20] houdt het op tussen 600 en 900 n. Chr. omdat sla Pai-kü niet door schrijvers uit de tijd van voor de T’ang (618-907) wordt genoemd. Loureiro stelt dat West-Europeanen (Portugezen) het naar Macau hebben gebracht, Decandolle zegt dat het via West-Azië in China is gekomen.
Terug naar Europa. De allereerste vermelding van iets dat op bind- of kropsla lijkt, is van Leonhart Fuchs in zijn Kreüterbuch 1543.
Ons aller Rembert Dodoens heeft sla, lattouwe, uiteraard in zijn Cruydt-Boeck (1554) opgenomen. (Wij bekeken de uitgave van 1618.)
Dodoens onderkent in dit hoofdstuk grofweg drie soorten. De ‘tammen Lattouwe’ die wat brede gladde bladeren heeft die rond de steel groeit. De ‘gecronkelde Lattouwe’ die gevouwen, gevouwen en samengedrongen bladeren heeft. En de derde is de ‘dat es die alderschoonste en alderwitste Lattouwe’ met bladeren die ‘gheleijcke een cabuys koole toesluyten’. Allemaal groene bladeren (nou ja, wit in de krop). Maar Dodoens schrijft ook dat Columella, Romeins landbouwkundige, ‘een ander gheslacht van Lattouwe die doncker gruene ende schier purpure bladeren heeft’ heeft beschreven.
Volgens Dodoens wordt Lattouwe ‘in goede vette eerde gehsaeyet ende wast gheerne veerde van een [graag wat ver uit elkaar] want anders en kan sy niet breet worden oft sluyten ende croppe crijge.’
Lust of geen lust
Qua heilzame aspecten zegt Dodoens dat sla ‘maken beeter bloet’ en het helpt andere moeskruiden beter te verteren. Het is goed voor de maag en wekt eetlust op. Het melksap wordt als lustopwekkend gezien, maar het zaad? ‘Saet van Latouwe lange tijt ghebruyckt, verdroocht dat manlijck saet ende verdrijft den lust van bislapen’. Waarvan akte.
Tabernaemontanus beschrijft vijf soorten sla in zijn Neuw Kreuterbuch (1664). De eerste die hij noemt is gewoon Lactuca, de ‘gemeine Lattich’. Daarna ‘Köpffellattich’, Lactuca capitata, kopsla, nee kropsla. Capitata wordt ook gebruikt voor sluitkolen, in het algemeen groenten die een bol, een hoofd, vormen.
Krauslattich die met de eerste sterk overeenkomt, alleen de bladeren kroezen meer. Hij heeft daarvan twee afbeeldingen (in het midden). Het vierde ‘gleichet der Endivienlaatich’ (Lactuca intybacea crispa) lijkt ook op de eerste alleen zijn de bladeren breder, groter, meer geribbeld en kent de plant een struikvorm. En de vijfde noemt hij Lactuca marina, Meerlattich, en komt met de k(r)opsla overeen. Tenslotte verwijst Tabernaemontanus naar Lobelius, die Lactucam sylvestrem benoemt. Hij gaat er niet verder op in. (Matthias de Lobel zelf onderscheidt in zijn Kruydtboeck (1581) Wilde Lattouwe, Hof Lattouwe, Gerolde Lattouwe onghesloten, Roomsche Lattouwe en Sluyt-Croppen.)
Steven Blankaart in Den Neder-landschen herbarius ofte kruid-boek der voornaamste kruiden (1698) beschrijft sla en slasoorten in de hoofdstuk CCLVIII (258) Lactuca, Hof-Lattouwe, Hof-Salaat en hoofdstuk CCLIX (259) Lactuca sylvestris, Wilde Latouw. Om met het laatste te beginnen: dat is tegenwoordig de antieke naam voor kompassla. Overigens, ook Dodoens beschrijft deze in een apart hoofdstuk. Blankaart schrijft dat sommigen deze Endivia noemen.
In CCLVIII beschrijft Blankaart de groei, benoemt Dunsel – ‘en dese werden voor Salade gebruikt, of verplant’ – en vorming van Sla-kroppen. Hij noemt ook ‘een andere soort is dese ganschelyk gelyk, Roomse Salade genaamt’ en hint ook aan een sla met donker-rood en paarsig blad. Blankaart schrijft dat ‘de struiken werden geschilt en in suiker geconfyt’, en het ‘anders is op de tafel met olie en azyn, aangenaam, smakelyk en gezond’ en ‘voorts werd de Salade by vleis gekookt, en mede gestooft’.
Johann Hermann Knoop noemt in zijn Beschryving van de Moes- en Keuken-Tuin (1769) bij het hoofdstuk Beschryving van de Krop-Salaad maar liefst 46 rassen (zoorten, schrijft hij) die hij ‘genoegzaam alle gecultiveerd’ heeft. Hij beschrijft ze uitvoerig, in zo’n acht bladzijden. Op zich interessant om te weten welke nog bestaan, al dan niet onder een andere naam. Bij iets als ‘De groote Roodbaard’ zien we een nogal wilde krop. ‘De geele Princen-Krop, ook groote Haagse of groote Blanke Krop genoemt’, komt wat witjes over. Bij de beschrijving van de Forel-Krop lezen we dat ze ‘met rosse vlekken fraai besprenkelt is’. Thans vermoedelijk als Forellenschluß dan wel Bunte Forellenschluß in de handel.
Voorts schrijft hij ‘dat de groene zoorten van allerlei Salaad meest doorgaans zwart of zwartagtig Zaad hebben’. Dat is vandaag de dag niet meer het geval. Enkele van bij Huishoudelyck Gebruik vermelde toepassingen hebben we hierna, bij Culinair vermeld.
T.F. Uilkens vermeldt sla onder ‘salade’ in zijn Groot Warmoeziers Handboek (1855). Hij had onze inleiding zeker nog niet gelezen. En de rest ook niet, want hij zegt dat sla uit Azië komt, maar “in ons vaderland komt ook de wilde Latuw voor”. Hij beschrijft:
I. Krop- of sluitsalade, die onderverdeeld wordt in vroege kropsalade, zomerkropsalade en winterkropsalade. En noemt heel veel rassen;
II. Chavonische sluit- of bindsalade en geeft uitvoerig teeltinstructies en rassen;
III. Dunsel of snij- of steeksalade;
IV. Fransche Latuw, spelden, naalden of smoussehaar dat als dunsel wordt behandeld;
V. Lactuca Augustana, ook aspergiesalade genaamd, waarvan men alleen de bladribben gestoofd gebruikt. Het zou in of rond 1791 uit Piemont komen. Aldus Uilkens, maar de herkomst is Chinees. (Echter, dat wist Uilkens niet, want niet de bladribben worden gegeten, maar de steel/stengel. Lees hier over stengelsla of celtuce.)
VI. Eeuwigdurende salade, Lactuca perennis, zou een vaste plant zijn die in Duitsland, Zwitserland en Frankrijk in het wild voorkomt. Opmerkelijk is dat Uilkens hierbij zegt dat men het in Egypte gebruikt om uit de zaden een zachte smakelijke olie te persen;
VII. Stinkende salade, Lactuca virosa, dat minder giftig is als de naam doet vermoeden.
In 1887 stelt New York Agricultural Experiment Station vast dat er 87 slarassen/-variëteiten zijn, die samen 585 verschillende namen hebben. Vilmorin geeft in 1883 aan dat er 113 rassen te onderscheiden zijn. In 1720 zouden er in Holland 47 verschillende rassen zijn [7]. Dat laatste strookt behoorlijk met wat we hiervoor bij Knoop hebben gezien.
Slavariëteiten
Vroeger, zo’n dertig, veertig jaar geleden, kenden we in dit land eigenlijk alleen maar de gewone groene kropsla, de zogeheten botersla. Thans onderscheiden we (en proberen we het te groeperen, in het Engels):
Stengelsla (celtuce) | Lactuca sativa var. asparagina of var. augustana of var. angustata (Stalk group) |
Snijsla | Lactuca sativa var. secalina of longifolia (Cutting group) |
Pluksla | Lactuca sativa var. acaphala of auresens – de vraag is: wat is het onderscheid met snijsla? |
Losbladige c.q krulsla | Lactuca sativa var. foliosa (Looseleaf group) hieronder o.a. eikenbladsla, maar ook lollo rossa e.d.) |
Kropsla / botersla | Lactuca sativa var. capitata (Butterhead group) |
IJssla | voortgekomen uit het Batavia-type van de kropsla (Crisphead Group). De juiste naam is ijssla. IJsbergsla is de vertaling van het Amerikaanse iceberg lettuce en feitelijk onjuist. Maar inmiddels behoorlijk ingeburgerd. |
Bindsla / Romeinse sla | Lactuca sativa var. longifolia of romana (Cos group of Romaine group) In het Engels heet bindsla ‘cos lettuce’, omdat men denkt (dacht) dat deze vorm van het Griekse eiland Kos kwam. |
Oliesla, kompassla of wilde sla | Lactuca serriola (giftig) |
Molsla | Taraxacum officinale – dit is geen echte sla, maar gebleekte paardenbloem |
Veldsla | Valerianella locusta– dit is geen echte sla, maar een valeriaan |
Er zijn heel veel rassen en cultuurvariëteiten sla die binnen een groep vallen. Bij snijsla, krulsla en pluksla oogst je niet de hele krop, maar snijdt, knipt of plukt blad. De krulsla vormt rozetten en door van elk rozet wat blad te plukken, blijft de plant bestaan en groeien. Als je knipt: knip dan enkele cm’s van de grond, zodat het hart van de plant in tact blijft.
Er zijn ook heel wat verschillende bindsla’s, maar de Romeinse is een soort oermoeder van alle bindsla’s.
IJssla – ijsbergsla is fout, maar een helaas behoorlijk ingeburgerde term – is een in de VS doorgeselecteerde Batavia- of Laibacher Eis-sla. (Ja, met ‘ei’, want Duits en Laibach is de oude Duitse naam voor Ljubljana, thans de hoofdstad van Slovenië.) Het is een kropsla met gekarteld blad, die daar iceberg lettuce werd genoemd. De teelt is als kropsla. Het heeft weinig met ijsbergen te maken. De anekdote die rondgaat is dat de naam is ontstaan vanwege de bergen ijs die op de kisten sla werden gelegd bij het transport van het westen van de VS (Californië e.o.) naar het oosten (New York e.o.). Dit is een leuk verhaal, maar niet waar.
IJssla is een term dat voor het eerst in 1933 in rassenlijsten opduikt. IJsbergsla eerst in 1957. In de ‘Beschrijvende lijst Groentegewassen 1943’ heeft men het ook over ijssla. Laibacher Eis (synoniemen: Batavia Blonde à Bord Rouge en Grazer Krauthäuptel). In Nederland ook bekend als Yskrop. Er waren in die tijd in Nederland nog geen ijsslarassen. Die zijn van latere datum.
De Batavia-sla’s hebben een wat dikker blad en stevige stelen. Een Duitse naam ervoor is Krachsalat. Krach betekent lawaai. Het is dan ook een krokante sla. Maar waarom heet het ijssla? Sla teel je in het voorjaar tot in de zomer. Dan is er geen ijs. De introductie van de elektrische koelkast is iets van de twintigste eeuw, pas ruim na de Tweede Wereldoorlog in ieder huishouden. In de tijd voor de koelkast had men de ijskast. Die werd koel gehouden met een blok ijs. Het is mogelijk dat deze Batavia-sla – met dikker blad en stelen, minder gevoelig voor bederf – in de ijskast tot wel een maand – in de zomer – houdbaar was en aldus zijn naam kreeg. Dat is althans het vermoeden van Jan Velema, zaadveredelaar en slakundige. Het Nederlandse ijssla komt van het Duitse Eissalat. In Duitsland werd rond 1890 Laibacher Eissalat geïntroduceerd. De herkomst ervan is onduidelijk, sporen lopen via de tuin van de koning van Bulgarije naar Konstantinopel. Aan de andere kant is er de oude Franse batavia, zoals Batavia Blonde à Bord Rouge, een van de voorouders van de Amerikaanse iceberg. Zaadbedrijf Burpee introduceerde deze Franse sla in 1893 onder de naam iceberg…. We speuren verder.
Bewaren
Kropsla (botersla) bewaart niet erg goed. Enkele dagen in de koelkast. Zorg ervoor dat het blad vochtig blijft (plantenspuit). En als je het tegen uitdrogen in plastic wilt bewaren, krijg je rot. IJssla is het tegendeel. In een plastic zak een week in de koelkast. Knoop schrijft:
We denken dat het pekelen van half gaar gekookte sla voor gebruik in de winter niet meer iets is dat we vandaag de dag toepassen. Maar je weet maar nooit. Nee, als je lang van sla wilt genieten: teel dan het hele jaar door. Door de winter heen heet het weeuwenteelt.
Culinair
Er kan heel veel met sla. Meest wordt het blad rauw – met een dressing – gegeten. Het buitenste blad van kroppen wordt verwijderd, net als het stammetje. Of men gebruikt losbladige sla (snijsla, pluksla, krulsla – lollo rossa, bijv.).
Sla kan ook tot soep worden verwerkt, gesmoord of geblancheerd worden (in pastagerechten), gewokt of gegrild (m.n. de kleine stevige bindsla’s).
Leuk is het om hier even een culinaire toepassing van Knoop te vermelden (pag 141 van zijn boek):
De dikke malze Steelen van de opſchietende Krop Salaad kunnen ook, na dat ze geſchilt en in langwerpige ſtukken geſneden zyn, op dezelfde wyze als de Kroppen geſtooft worden, of men kooktze by jonge Hoenders of Lam-vleeſch, gevende op beide wyze een ſmakelyk Eten. Ook kan men dezelve, geſchilt en in dunne ſchyven geſmeden zynde, met Boom-olie, Azyn, enz., of eerſt wat week gekookt zynde, met een zuur Boter-zausje, tot een Salaad toebereiden. Ze worden ook wel in Zuiker geconfyt of een Conſerv van gemaakt, dewyl ze aldus zeer gezont en inzonderheid heel dienſtig zyn tot verkoeling van ‘t verhit Bloed, zulks kan geſchieden op die wyze als wy van de Alzem en Bernagie-bloemen aangewezen hebben.
Voedingswaarde
Per 100 gram (krop- of botersla):
calorieën | 13 kcal |
water | 95,6 gr |
eiwitten (proteïne) | 1,35 gr |
vet (lipiden) | 0,22 gr |
koolhydraten | 2,23 gr |
voedingsvezel | 1,1 gr |
suikers | 0,94 gr (sucrose 0 gr, glucose 0,43 gr, frustose 0,51 gr, andere alle 0) |
disachariden | die, als ze er zijn, vormen een onderdeel van de koolhydraten |
mineralen | natrium 5 mg; kalium 238 mg; calcium 35 mg; magnesium 13 mg; fosfor 33 mg; ijzer 1,24 mg; koper 16 µg; zink 200 µg, mangaan 179 µg; selenium 0,6 µg; |
Vitaminen: | |
Retinol (A) | 0 |
thiamine (B1) | 57 µg |
riboflavine (B2) | 62 µg |
niacine (B3) | 357 µg |
pantotheenzuur (B5) | µg |
vitamine B6 | 82 µg |
folaten (totaal – B11/ B9) | 73 µg |
cobolamines (B12) | 0 |
ascorbinezuur (C) | 3,7 mg |
Vitamine D | 0 |
vitamine E (alfa-tocopherol) | 20 µg |
Vitamin K (phylloquinone) | 102 µg |
Aminozuren | |
Lipiden: | |
Verzadigde vetten | 29 mg |
Enkelvoudig onverzadigd | 8 mg |
Meervoudig onverzadigd | 117 mg |
Cholesterol | 0 |
Teelt
Het zaad is vrij zwak. Beneden de 3o en boven de 30oC treedt geen kieming op. Uitzonderingen bevestigen ook hier de regel [18].
Zaaien | Sla is een lichtkiemer. In principe vrijwel hele jaar door (16° C is de optimale kiemtemperatuur) in bakjes, in zaaibedjes of ter plekke, dun, in de rij (uitdunnen). 0,1 – ½ cm diep. Voor reguliere (zomer-) teelt, zaait u vanaf pakweg begin april tot begin juli. Op de grond kan ook. Als u in zaaibakjes zaait, kunt u tussentijds nog eens verspenen in kleine potjes. Als u in perspotjes zaait, doe twee zaadjes in een potje. [10] stelt dat ter plekke gezaaid zaai veel dieper wortelt dan verspeend zaad, hetgeen een voordeel kan zijn in drogere tijden. |
Uitplanten | Bij reguliere buitenteelt: van april tot September. |
Oogst | Een maand of wat later na het uitplanten. |
Teeltvormen: Eigenlijk kan sla vrijwel het hele jaar door worden geteeld. Niet geoogst. Er valt een gat tussen pakweg eind oktober en begin april. Vroege teelt (weeuwenteelt: zaai in november onder koud glas, verspeen in december in de koude bak) levert in april al kroppen sla. Tijdens de winter, bij vorst, de koude bak wat beschermen.
Plantafstand: kropvormende sla 30 cm in de rij; 30 cm tussen de rijen. Snijsla gaat op de rij.
Water: Regelmatig gieten of sproeien in droge perioden. Het blad van sla bestaat vnl. uit water en verdampt ook veel vocht.
Bemesting
Veel compost. Sla is een bladgroente en heeft vocht nodig. Compost is (a) voedzaam en (b) vocht vasthoudend.
Bodem & standplaats
In principe op alle gronden, mits voedzaam. Neutrale grond is het beste. Te zure grond is niet goed. Op zandgronden is kropsla losser van blad. Zware grond geeft een tragere groei en een vaste krop.
Rassen
Er wordt bij sla onderscheid gemaakt tussen langedag (vroege) rassen, dagneutrale (zomer) rassen.
In Azië wordt sla zelden of nooit rauw gegeten [8], daarom is daar niet geselecteerd op krokante harten. Boeren aldaar telen meest met zelf gewonnen zaad – dat is van planten die het goed doen en daardoor zijn er min of meer onbewust veel ziekteresistente rassen ontstaan.
Oude rassen: vierjaargetijdensla (roodwonder, Besson rouge – oud ras, 1885, kan jaarrond worden gezaaid, maar doet het het beste in het voorjaar), Bunte Forellenschuß (erg mooi, gespikkeld, van voor 1882); meikoningin; wonder van Voorburg; rouge d’hiver (winterras); Dorée de Printemps; stoke; kaboutersla (little leprechaun – bindsla); Tom Thumb is al van voor 1873; Chou de Naples (Boulonne, Saint d’Angelo) is een oude Bataviasla; meikoningin (Duits, 1902 van firma Max Kretschmer in Görlitz).
Little gem is een dankbare kleine bindsla die redelijk oud is.
Nieuwe rassen: lollo rossa (krulsla, vernoemd naar Gina Lollobrigida), maar te veel om op te noemen.
Jan Velema, slakundige, zegt: “Zaadteelt is in Nederland, zonder kas, lastig, daarom haalden wij tot vijftig jaar geleden het zaad uit (Zuid-)Duitsland, Frankrijk of van nog verder weg. Oude Nederlandse rassen (hier geselecteerd/veredeld) bestaan niet. Tegenwoordig des te meer Nederlandse variëteiten; ze worden in grote hoeveelheden over de hele wereld verhandeld.”
Zaadteelt
Je kunt makkelijk zelf zaad winnen. Sla is een eenjarige zelfbestuiver. Kruisbestuiving door insecten is ook mogelijk. Zelf zaad winnen? Kijk hier.
Zomers in De Lage Landen kunnen natter worden als sla juist zaad gaat vormen. Dan is oogsten zeer lastig. Het beste is gewoon een paar slaplanten in de kas/serre, tussen bijvoorbeeld de tomaten te zetten.
Ziekten en belagers
Slakken. Slakken. Slakken. En dan komt de rest: wurmen, luis, muizen en vogels. Maar dat is minder dan de schade van slakken. Bij ijssla wil in regenachtige perioden rot op treden. Bewatering ervan kan beter niet van boven geschieden, maar vlak over de grond, zodat de krop zelf droog blijft.
En dan de rattenkeutel-ziekte. We hebben er hier over geschreven.
Valse meeldouw, veroorzaakt door Bremia latucae, de meest gevreesde kwaal onder de kwekers [17].
Literatuur: [1] Food Plants of the World; [2] Handboek Ecologisch Tuinieren; [3] Planten voor Dagelijks Gebruik; [4] Groente & Fruit Encyclopedie; [5] Wikipedia 06-2008, 11-2023 [6] USDA National Nutrient Database for Standard Reference; [6] Groentekookboek; [7] Sturtevant’s Edible Plants of the World; [8] Vegetables in South-East Asia, Herklots; [9] The Oxford Companion to Food; [10] Das Große Biogarten-Buch, Arche Noah; [11] Cornucopia; [12] Das Lexikon der Alten Gemüsesorten; [13] Eating on the Wild Side, Jo Robinson; [14] Planten uit de Bijbel, Daan Smit, UvA; [15] Etymologisch Woordenboek van het Nederlands, Amsterdam University Press; [16] Het DNA van sla ontrafelt, Van Treuren & Van Hintum, WUR, 12 april 2021; [17] Whole-genome resequencing of 445 Lactuca accessings reveals the domestication history of cultivated lettuce, Tong Wei, Rob van Treuren e.a., Nature Genentics, mei 2021; [18] Teelt van sla in al haar soorten, Proefstation Lelystad, 1994; [19] The origin of cultivated lettuce, K. Lindquist, 1960; [20] On the Study and Value of Chinese Botanical Works, E. Bretschneider, 1870; [21] Origin of cultivated plants, Auguste Decandolle,1885; [22] When Lettuce Was a Sacred Sex Symbol. K. Annabelle Smit, 16 juli 2013, Smithonian Magazine; [23] Groentekookboek, Jane Grigson, 1978, 2002;
Dag Norbert,
Mag ik een aanbeveling doen bij het zaaien of planten van sla voor persoonlijk gebruik?
Neem enige tussentijd in acht bij het zaaien, want de plantjes komen anders allemaal tegelijk uit voor het oogsten en zoveel eet je niet op een dag aan sla.
Dus beter na één of meerdere dagen na elkaar het planten of zaaien doen.
Ik heb dat zelf door schade en schande moeten vaststellen. 😞 🤗
Ja, Gerard, dat staat ook in ons zaaiplan. Gespreid zaaien 🙂