Vrijwel ieder jaar zaaien we een ander (zeldzaam) komkommerras. Izjaštšnõi komt uit Estland dat we verkregen via de Heritage Seed Library. De Britten schrijven dat het een pickling variety is – dus om in te maken. Maar ook zo smaakt het uitstekend.
We vertalen uit de zaadgids:
De ronde, stekelige vruchten groeien op compacte makkelijk groeiende struiken die tegen lagere temperaturen kunnen. Maar ze vereisen een stikstofrijke compost om goed te presteren. Het sappige vruchtvlees heeft een uitstekende smaak maar verwijder de stekelige huid eerst.
De Britten kennen de naam gherkin voor augurk. Dus daarmee is ze niet te verwarren. Dit is Izjaštšnõi in de praktijk:
Een frisse, goed smakende en makkelijke komkommer.
We hebben in de kas vier planten bijeen staan. Ze groeien rijkelijk. De plant linksvoor was enkele dagen geleden langs het draad ingezakt, onder het gewicht van de vruchten. Die hebben we dus maar geoogst en de plant weer opgetrokken.
Inderdaad, ronde, stevige vruchten van tussen de 10 en 15 cm. Bleekjes tot half wit. Vrij glad. De huid is verre van stekelig, maar wel stevig. Je weet wat je eet. Niks schillen. (Rare jongens, die Britten.)
Ook de jonge vrucht is niet bepaald stekelig te noemen.
Interieur. Een normale, misschien naar verhouding ietwat brede zaadlijst.
Dwarsdoorsnee.