Phaseolus vulgaris
Sperzieboon, prinsessenboon, slaboon, stamboon, bosboon, snijboon, witte bonen, kievitsbonen, enz. (Nederlands); Gartenbohne, Stangenbohne, Fasiole, usw. (Duits); french bean, dwarf french bean, snap beans, etc. etc. (Engels), green beans, French green beans, string beans, etc. etc. (VS); haricot, haricot nain, etc. (Frans); bounen (Luxemburgs); fagiolo (Italiaans); judia (Spa
Grofweg onderscheiden we drie groepen peulvruchten
1) die van de oude wereld (Eurazië)
zoals: tuinbonen, kikkererwten, peultjes, groene (split-) erwten, linzen;
2) die van de nieuwe wereld (Noord-, Centraal en Zuid-Amerika)
wat we nu, zeg maar, als gewone bonen kennen: sperziebonen, witte bonen, snijbonen, kievitsbonen, enfin, meer dan 4000 variëteiten. Maar ook de pronkboon en de pinda;
3) Aziatische en Afrikaanse bonen
soja bonen, mungbonen (taugé), kouseband, cowpeas (oogbonen), lablab (hyacintboon), enz.
Van het geslacht Phaseolus zijn vijf soorten in cultuur gebracht, te weten P. coccineus (pronkboon). P. acutifolius (tepary boon), P. lunatus (limaboon), P. dumosus en P. vulgaris (gewone boon). Voor onze contreien zijn de eerste en de laatste interessant en op deze plek behandelen we de gewone boon. De limaboon wordt wel in Midden- en Zuid-Italië geteeld.
We onderkennen droogbonen (droge bonen) en tuinbouwbonen, zoals sperzie- en snijbonen. Op de keper beschouwd zijn droogbonen een landbouwgewas en geen groente. De bonen uit de rijpe peul worden geoogst en als basisvoedsel gebruikt, zoals granen, maïs en aardappels. Tuinbouwbonen, zoals snij- en sperziebonen, zijn groenten. Hiervan eten we de onrijpe peulen.
Naam
In het Engels worden de bonen ook wel legumes genoemd. Dat heeft misschien etymologisch wel, maar fysiek weinig te maken met het Franse woord légumes, dat groenten betekent. Maar dat terzijde. De variëteiten van gewone bonen hebben allemaal een eigen naam, die vervolgens ook in andere talen voorkomt. Dus het is weinig zinvol die te behandelen. Zo is onze kievitsboon hetzelfde als de Italiaanse fagiolo borlotto.
Phaseolus is een verkleinwoord van het Latijnse phaselus dat op zijn beurt geleend is van het Griekse woord phasēlos, wat bootje of snel schip betekend, naar de vorm van de peul. [13] Voor de tijd dat de gewone boon in Europa arriveerde, sloeg Phaseolus op de hyacintboon (Lablab purpureus), die vanuit zuidoost Afrika naar Zuid-Europa was gekomen. Vulgaris betekent gewoon of algemeen.
Wat wij thans als boon in al haar verschijningsvormen kennen, is dus overwegend Phaseolus vulgaris. Vroeger werd de veld- c.q. tuinboon gewoon boon genoemd.
Historie
Phaseolus is een geslacht uit de Nieuwe Wereld. Ze komt met tachtig soorten in het wild voor van Noord-Amerika tot zuidelijk Zuid-Amerika, opmerkelijk genoeg oorspronkelijk ten oosten van de bergketens Rocky Mountains, Sierra Madre en Andes. Dus niet in Alaska of noordwest Canada of Chili. Men neemt aan dat Phaseolus aborigineus de alleroudste voorouder is. Zo ontwikkelde zich de teparyboon (P. Acutifolius) voor de dorre plekken van het Mexicaanse hoogland en de pronkboon (P. coccineus) zich als een prachtige klimmer met scharlakenrode bloemen voor het wat koelere klimaat. Net als de Phaseolus dumosus die in de hooglanden van Guatamala groeit en wordt verbouwt. Maar wij kennen de P. vulgaris als ons bonengeslacht.
P. vulgaris kent twee genenpoelen: Midden-Amerika en de Andes, die respectievelijk P. vulgaris var. mexicanus en P. vulgaris var. aborigineus worden genoemd. Beide hebben zowel wilde als gedomesticeerde eigenschappen. Want ze werd zowel in Mexico als de Peru geteeld. Zo heeft selectie ervoor gezorgd dat de rijpe bonen niet meer openspringen om hun zaden te verspreiden. Ze wachten tot ze door de mens (of machine) worden geplukt en gedorst/gelezen.
Recent genetisch onderzoek toonde aan dat de Midden-Amerikaanse P. vulgaris een veel grotere genetische diversiteit kent dan die van de Andes (maar liefst 90% minder). De conclusie op basis daarvan luidt dat Mexico wel het ontstaansland moet zijn. Het centrum daarvan vormt de staat Jalisco en westen van Guanajuato. De boon zou daar zes à acht miljoen jaar geleden zijn ontstaan. Dat is ruim voor ontwikkeling van de gebergten in Mexico (de tektonische microplaten schuiven nog steeds en veroorzaken regelmatig aardbevingen).
De Sierra Madre rijst direct aan de westkant van het land op, als ware het uit de oceaan. Het ontstaan ervan zorgde er vermoedelijk voor dat er ook Phaseoli zijn ontstaan die hoger en koeler overleven. Survival of the fittest – de best passende.
De boon verschijnt in zo veel kleuren, soorten en maten, dat we vergeten dat deze allemaal één enkele voorouder hebben. Bonen uit de Andes zijn groter en meer cilindervormig, de kleinere bonen komen uit Mexico en Midden-Amerika. Curieus is dat van de geteelde P. vulgaris-bonen in Europa 67% van de Andes-herkomst is. In het oosten van Europa blijken de bonen meer Midden-Amerikaans te zijn, met Griekenland aan top (46%).
Oudste vondst
Over de geschiedenis van de boon in de Nieuwe Wereld is niet veel bekend. Door het meest vochtige, tropische klimaat zijn er door archeologen ook weinig gevonden. De oudste vondst, in een grot in Peru, is gedateerd op zesduizend voor Christus.
Integratie
Ontdekkingsreizigers die met en na Columbus en Cortés naar de Amerika’s kwamen, noteerden de culinaire gebruiken van de inheemse bevolking. De toepassing van die nieuwe bonen week niet veel af van wat men in Europa gewend was; ook in de Nieuwe Wereld werden bonen vermalen tot meel en onder andere gebruikt om brood te bakken, aldus genoteerd door Bartolomé de las Casas, een Spaanse priester die de eerste helft van de zestiende eeuw in Zuid-Amerika was. In Zuid-Europa vervingen de nieuwe bonen snel en erg makkelijk de oude, bekende bonen: Vicia faba (de veld-/tuinboon) en Vigna unguiculata – de Afrikaanse cowpea of zwartoogboon.
Zo werden ze geruisloos opgenomen in de Italiaanse keuken van de gewone man en later hogerop. Het was en bleef eenvoudig basisvoedsel. Het was niet bijzonder, zoals de aardappel, tomaat of paprika die echt nieuw waren. Kookboeken werden geschreven door koks die kookten voor de hogere maatschappelijke klasse. En die mensen aten geen volksvoedsel. Dus net zoals bij Vicia faba wordt de gewone boon niet of amper in kookboeken vermeld. En als er al iets in kookboeken werd vermeld, dan was het het gebruik van de groene (sperzie-)bonen. Want dat was wel nieuw. Wel constateerde men dat de bonen van de Nieuwe Wereld meer winderigheid veroorzaakten dan de tuinbonen. Dus toch niet zo geruislooos.
Noordwest-Europa
Het is de vraag wanneer de boon in noordwest Europa landde. Niet voor 1540. Dat blijkt uit de teksten van de artsen-botanici in hun kruidenboeken. De eerste was Leonart Fuchs, die in 1542 de nieuwe boon beschreef, maar zonder verwijzing naar herkomst. Honderd jaar later beschreef Hieronymus Bock als eerste de klimmende boon.
In het Cruydt-Boeck (1554) van Dodoens staat weliswaar de nieuwe boon, maar geen verwijzing naar de Nieuwe Wereld. Dodoens noemt het dan nog ‘Roomsche Boonkens’ als onderscheid tot de ‘ghemeyne Boonen’ (toen nog Vicia faba). Hij noemt ze Phaseolus Dolichos. Later, na zijn dood, heet het in de uitgave van 1618 “Phaseoli – Ghemeyne Trurcksche oft Roomsche Boonkens en Vremde Boonkens”. De beschrijving is meer uitgebreid en gaat over de rankende boon. Zo staat er dat de bloemen op die van erwten lijken “ende als die vergaen / komen daer langhe hauwen voort/ die nederwaerts hanghen / breedachtigh oft platachtigh / ende niet heel rondt / aen haer uytreste wat kromachtigh wesende / ende als in een kleyn nagelken eyndende: ende daer in ligghen de saden of Boonkens / seven / acht / of neghen in ’t ghetal / ….” En vervolgens een opsomming van vormen en kleuren.
In Gheeraert Vorselman’s Eenen Nyeuwen Coock Boeck (1560) komen (de eerste?) recepten met bonen voor, volgens de bewerkers van het boek is het Phaseolus vulgaris. Dat zou dan moeten blijken uit het gebruik van het begrip Rooms. Alles wat vreemd was, was Rooms of Waals of Turks. Dus het moment waarop dit boek is geschreven is, is bepalend. Want al snel werd de P. vulagris de gewone bonen en de tuinboon werd Rooms (of Turks).
Thomas Harriot ging 1585-1586 op expeditie naar wat nu Virginia heet en zag de “andere” bonen. Hij vond ze lekkerder dan de Engelse erwten. Dus ook toen al waren de Engelsen gekend om hun slechte kwaliteit eten. A Briefe and True Report of the New Found Land of Virginia is hartstikke leuk om te lezen.
John Parkinson schreef in 1629: ‘Kidneybonen, gekookt in water en gestoofd met boter, werden door veel mensen meer gewaardeerd dan de gewone tuinboon en men zag ze vaker bij de rijken op tafel dan bij de armen.’ [7] Hij noemde diverse soorten, waaronder o.a. sperage beans – sperziebonen.
Jan van der Groen schrijft in zijn Den Nederlandsten Hovenier (1669): “Turkse Boonen zijn verscheyden / als Krombekken, Swarte-pier-heyns-Boonen, dese dragen roode / of incarnate [roze-rood/vleeskleurig] bloemen. Princesse Boonen, dese zijn kleynder als de andere en worden in April in de aarde geset: by alle dese Turkse Boone, worden staken geset / om daar tegenop te loopen. Daar wast noch een soort in Zeeland, die men zaayd met heele akkers vol / alwaar geen stokken by geset worden.” We mogen aannemen dat dit de struikvorm betreft, stambonen dus.
Aspergiebonen
Na de introductie van de boon in Europa deed de natuur het veredelingswerk: tolerantie voor de lange dagen, ziektes, stress en de overlevingskansen. En de mens selecteerde en oogstte het zaad (kleur, vorm, tekening). In de 17e en 18e eeuw werden de rassen beter en vormden ook malsere peulen. Deze konden in zijn geheel worden gekookt. Ze waren jong en dun en langgerekt. Ze werden aspergieboontjes genoemd – asperge komt van het Griekse aspharagos dat ‘jonge scheut’ betekent. En dat werd uiteindelijk verbasterd tot sperzieboon.
In Koock-boeck oft Familieren Keuken-boeck van Magirus (1612) verdwijnen de sperziebonen met veel verschillende vlezen en andere groenten in een enorme stoofpot.
Op pagina 136 van Hondius’ Moufe-Schans (1619) – voluit: ‘Dapes inemptae of De Moufe-schans, dat is de soeticheyt des buyten-levens vergheselschapt met de boucken’ – in Den Vierden Ganck heeft hij het over Turcksche boonen die hij rijkelijk zaait. Hij refereert aan ‘den Indiaanschen cant’ en het Westen (Amerika). Hij heeft het over de verscheidenheid aan kleuren en ook “Hier de cleyne turksche [nu zonder c] boonen, die haer meester rijck verloonen, cleender dan eertken cleyne, oock vrucht vanden Indianen en by weynich noch gemeyne, hier op hare beurte staen.” En: “Groen en drooge bey verblijden.” Dit, en de rest van dit couplet, doet vermoeden dat Hondius het over de Phaseolus vulgaris heeft en met groen zal toch echt de sperzie-/snijboon zijn bedoeld.
In de Nieuwe Vaderlandsche Kookkunst, in 1797 verschenen bij boekverkoper/uitgever/drukker Johannes Allart, is de snijboon en sperzieboon al genoegszaam bekend, als ook gedroogde bonen. Jonge snijbonen komen terug in salades en ingelegde groenten. Ook aspergieboonen worden ingelegd.
Nederland
Johann Hermann Knoop wijdt in zijn Beschryving van de Moes- en Keuken-Tuin (1769) een hoofdstuk aan de (Turkse) Bonen. En hij somt de Latijnse namen op die door de diverse botanici zijn uitgedeeld. Dus Smilax hortensis en, jazeker, Phaseolus vulgaris. “Daar zyn veele differente zoorten van; die welke in onze Moes-Tuinen gecultiveerd worden zijn de volgende: ” En dan volgen acht variëteiten, waaronder “6. de kleine Aspergie- of Princesse Boon” en “7. de laage of Stam-boon”. Deze laatste: “In de Provincie Zeeland en elders worden dezelve ook veel op Akkers gelyk de Paarde Bonen gezaayt, en komen daar zeer wel voort; ook bouwt men ze aldaar veel tusschen de Mee-Krappe;”
Bijna honderd jaar later schrijft T.F. Uilkens in zijn Groot Warmoeziers Handboek (1855) Turksche bonen dat deze ook Snijboon worden genoemd, “naar dien dezelve in schijfjes gesneden veelal genuttigd wordt.” Hij noemt het ook Phaseolus vulgaris, maar ook, curieus: “Dioscorides noemde deze plant Smilax hortensis of tuin-winde, omdat dezelve zich even als klokjeswinde om stokken slingert.” Dioscorides leefde in de eerste eeuw na Christus. In zijn tijd was Phaseolus de hyacintboon (Lablab purpureus),
Na wat uitvoerige verhandelingen volgen teeltbeschrijvingen en worden veel rassen genoemd, onder andere ‘Van Soissons’. In ditzelfde hoofdstuk gaat het over naar de Dolichos lablab. Enfin, in 1855 was nog niet alles correct ingedaald. Hoewel….
….. In het midden negentiende eeuw is er in Nederland sprake van serieuze bonenteelt [15]. Toen en nu nog steeds zijn er veel lokale rassen, door families onderhouden omdat deze “de beste” waren. Voornamelijk landrassen als Groninger Strogele (= Friese Woudboon) en Walcherse Witte of Noord-Hollandse Bruine. Men denkt dat de sperziebonen puurder zijn van ras dan de droogbonen. Puur en alleen al om het feit dat de bonenplukker direct contact heeft met de plant en de goede kan selecteren [15].
Er zijn in Nederland:
- Witte bonen geteeld (Noord-Holland met de Krombek, Zeeland met Walcherse Witte, Witte Eiboon in Limburg en Noord-Brabant).
- Bruine bonen, zoals de Bruine Kogelboon of Noord-Hollandse Kleine Bruine, Zeeuwse Bruine. Bruine bonen als Chocolade Bruine Rotje en Rattekeutels werden ook als sperzieboon gegeten.
- Bonte bonen, zoals kievitsbonen. [15] noemt de klimmende kievitsboon bijzonder. Deze zou met name in Gelderland en Utrecht voorkomen als windvanger voor tabaksvelden. Transvaalse (kleine boon met paarse vlekken) zou in het bijzonder in de Gelderse Vallei zijn geteeld.
- Gele en geelachtige bonen, vooral in Noord-Holland, zoals citroenboon en Blokkerboon. En natuurlijk Friese Woudboon.
- Soldatenboon (Heilig boontje, Heilige Geestboon of Huzarenboon)
- Zwarte bonen, de boon is zwart, maar ze wordt ook geteeld als sperzieboon.
Frankrijk
De introductie in Frankrijk duurde wat langer. In dit land van de haricot vert was het Catherina de’ Medici die haar Toscaanse chefs en de bonen meenam, toen ze met Hendrik II, kroonprins van Frankrijk trouwde in 1533. Zo luidt althans een verhaal (hetzelfde geldt ook voor broccoli). Maar er is geen bewijs van. Het woord haricot komt pas in de zeventiende eeuw voor, vermoedelijk een verbastering van ayacotl, het Azteekse woord voor boon. Recepten met de haricots komen echter pas veel later voor in Franse kookboeken. Voor Lodewijk de XIV – de Zonnekoning – werd wel gekookt met erwten en groene tuinbonen, niet met haricot verts. Ze werden wel als sierplanten, net als tomaten en aardappels gebruikt. Eind zeventiende eeuw publiceert Nicolas de Bonnefons instructies hoe Phaseolus te telen. Het duurde tot bijna de achttiende eeuw eer de haricot verts, de slanke sperzieboon, in de Franse kookboeken werd opgenomen.
Trivia
Haricot de Soissons
Brillat-Savarin heeft het in zijn boek Physiologie du goût ook over bonen, en wel de Haricot de Soissons. Hij was aanhanger van wat we tegenwoordig low-carb dieet zouden noemen, dus geen liefhebber van bonen. Uiteindelijk vond de boon haar weg in de haute cuisine, misschien wel dankzij de cassoulet de Castelnaudary.
De grote witte bonen van de Haricot de Soissons werden als lekkernij gezien. Daar hoort een legende bij:
“Tijdens de Honderdjarige Oorlog, toen de pest de streek teisterde, sloegen de overlevende inwoners van Saissons op de vlucht, hun oogst met zich meenemend. Tijdens de vlucht, verloren velen zaden. Toen ze terugkwamen troffen ze een veld met bonenplanten aan. De vochtige oevers van het Canal de la Crise zorgden voor een uitzonderlijke oogst, waardoor de hele bevolking zonder problemen kon worden gevoed. Deze boon werd beroemd en wordt sindsdien “de Soissons” genoemd.”
Alleen jammer dat de Honderd Jarige oorlog zich afspeelde voordat de gewone boon in Europa landde. Enfin, de echte Soissonsboon wordt alleen in het Depratement de l’Aisne geteeld, omdat de bodem daar gunstig is voor de ontwikkeling van dit ras.
Potage a la Condé was de eerste bonensoep, althans gedocumenteerde bonensoep, die in 1829 aan een vorstelijk diner, in kasteel Rothschild, vernoemd naar de Prins de Condé, werd geserveerd. De recepten die we thans bij deze naam vinden, zijn nogal divers, maar vermoedelijk was het een, wat we nu, bruinebonensoep noemen. Of van kidneybonen.
Kievitsboon
De kievitsboon kan wel eens een van de eerste gewone bonen zijn in Europa. We noteren de volgende anekdote: De humanist en theoloog Pierio Valeriano Bolzani bracht een boon naar het dorpje Lamon bij Bellumo in de Dolemieten. Hij zou deze van de Paus Clemens VII hebben gehad, die het van Keizer Karel V had gekregen, die het, naar verluidt, persoonlijk uit handen van Hernán Cortés had ontvangen. Die het natuurlijk van de Azteken had. De beschrijving van deze fagioli borlotti di lamon voldoet volledig aan de kievitsboon. De fagioli borlotti di lamon heeft een IGP bescherming.
Culinair
Bovendien zijn bonen rijk aan eiwit, ijzer en vezels en dus een belangrijke voedingbron. Met uitzondering van pinda’s en sojabonen bevatten ze vrijwel geen vetten en (dus) geen cholesterol. Bonen kunnen over het algemeen in vier fasen worden geoogst en bereid:
1. heel erg jong, als het bij wijze van spreken nog dunne groene sliertjes zijn (haricot verts);
2. jong, dan de hele peul eten;
3. vers: in de nazomer dop je de bonen, die zijn dan half droog
4. droog: d.w.z. de aan stokken gedroogde bonen worden gedopt en ergens in de winter gebruikt (of volgend jaar weer gelegd).
Dit is niet exact toepasbaar voor alle bonen. Specifieke rassen kennen hun specifieke toepassingen.
Giftig!
Bonen bevatten en kidneybonen een hoog gehalte aan giftige lecithine: Fytohemagglutinine – breken de celmembranen van rode bloedlichaampjes af, dus koken moet. Vijf rauwe bonen kunnen je al ziek maken: misselijkheid, braken. Door verhitten op 75o C (of hoger) vergaat deze stof en kunnen de bonen rustig worden gegeten. De hoogste concentratie komt voor in kidneybonen.
Draad
Oude rassen hebben over de hele lengte van de peul, aan beide kanten, een taaie draad die bij het koken niet zachter wordt. Dat is vervelend bij het eten. Dus tevoren afhalen. Je merkt draad als je kop of kont afsnijdt en/of de sperziebonen breekt. Nieuwe rassen zijn veelal draadloos.
Zoet, zuur, zout
Bonen die in bijvoorbeeld tomaten of azijn worden gekookt, worden niet zacht. Suiker, zout en zuren verharden de huid van de bonen. (Hé, vandaar de opmerking bij de bereiding van fagiolini in umido, dat de bonen niet gaar lijken te worden.) De tip uit The Bean Bible is om bonen eerst te koken en halverwege de rest toe te voegen. Ook zout [6].
Flatulentie
Oftewel: winderigheid. [6] Dit komt het meest voor bij het eten van (gedroogde) bonen. Bruine bonen, kidney bonen, witte bonen, enzovoorts. Het ligt aan de oligosacchariden. Dit zijn stoffen die gezond zijn en de goede werking van de dikke darm bevorderen. Maar te veel is niet prettig. Wat te doen?
- Week de bonen lang, ververs het weekwater enkele keren
- Koop gedroogde bonen uit de meest recente oogst
- Kook de bonen eerst in ongezouten water voor en giet het kookwater weg (volg dan gewoon weer het recept)
- Bij taaie bonen nakoken, maar voor verdere verwerking, eerst de vel verwijderen. (Maar dat is een hele klus)
- Kook bonen met de volgende kruiden of ingrediënten:
Mexicaanse stijl: epasote
Indiaas: gember, venkelzaad, kurkuma
Mediterraan: spinazie, snijbiet, groenten uit de chicorei-familie (bladchicorei, radichio, andijvie, witlof, enz.)
Noord-Europees: bonenkruid
Bewaren
Bonen hebben de neiging nogal snel tot fermenteren over te gaan. Bewaar ze dus niet op kamertemperatuur.
Gekookt: In een afgesloten doos een dag of vier in de koelkast.
Invriezen: Blancheren van de snij- of sperziebonen. (Het wordt meestal slappe hap, eens ze ontdooid zijn. Huis-tuin-en-køken-vriezers zijn te langzaam en eigenlijk ongeschikt.)
Inmaken (wecken).
Gedroogd: Dit geldt dan voor de zaden die in de peul zitten. Gedroogde bonen kunnen vele jaren koel en droog worden bewaard.
Voedingswaarde
Er is een groot onderscheid tussen de bonen (gedroogd en geweekt) en de peulen, zoals sperziebonen. Dat is ook logisch, want naarmate de plant ouder wordt groeit ze en slaat ze meer energie en voedingsstoffen in de bonen op. Voor als ze op de grond vallen en weer moeten kiemen. Dus sperziebonen bevatten het minst.
Per 100 gram:
Sperziebonen, rauw | Witte bonen, droog | |
calorieën | 31 kcal | 333 kcal |
water | 90,3 gr | 11,3 gr |
eiwitten (proteïne) | 1,83 gr | 23,4 gr |
vet | 0,22 gr | 0,85 gr |
koolhydraten | 6,97 gr | 60,3 gr |
voedingsvezel | 2,7 gr | 15,2 gr |
suikers | 3,26 gr | 2,11 gr |
disachariden | ||
mineralen | 6 mg natrium; 211 mg kalium; 37 mg calcium; 38 mg fosfor; 25 mg magnesium; 1,03 mg ijzer; 69 µg koper; 0,24 mg zink; 0,216 mg mangaan; 0,6 µg selenium | 16 mg natrium; 1800 mg kalium; 240 mg calcium; 301 mg fosfor; 190 mg magnesium; 10,4 mg ijzer; 984 µg koper; 3,67 mg zink; 1,8 mg mangaan; 12,8 µg selenium |
Vitaminen: | ||
vitamine A | 35 μg | 0 |
thiamine (B1) | 82 μg | 437 μg |
riboflavine (B2) | 104 μg (0,1mg) | 146 μg |
niacine (B3) | 734 µg | 479 μg |
pantotheenzuur (B5) | 225 µg | 732 μg |
vitamine B6 | 141 μg | 318 μg |
folaten (totaal – B11/ B9) | 33 μg | 388 μg |
choline | 15,3 mg | 66,2 mg |
cobolamines (B12) | 0 | 0 |
ascorbinezuur (C) | 12,2 mg | 0 |
vitamine D | 0 | 0 |
vitamine E (alfa-tocopherol) | 410 µg | 210 μg |
Vitamin K (phylloquinone) | 43 µg | 5,6 μg |
Aminozuren | matig | rijkelijk |
Lipiden: | ||
Verzadigde vetten | 50 µg | 219 μg |
Enkelvoudig onverzadigd | 10 µg | 74 μg |
Meervoudig onverzadigd | 113 µg | 364 μg |
Cholesterol | 0 | 0 |
Bij het koken verdwijnen voedingsstoffen met het kookwater, maar duidelijk is dat droogbonen veel meer voedingswaarde hebben dan misschien de meer delicaat smakende sperziebonen.
Teelt
Phaseolus vulgaris zijn overwegend Zuid-Amerikaanse bonen en genieten van meer warmte en minder vocht dan de pronkboon.
Er zijn laagblijvende bonen (stambonen) en klimmende bonen (stok- of staakbonen). Voor klimmende bonen maak je tipi’s of lang gerekte “tenten” van bamboestokken of rechte takken (bijv. van de hazelaar), de zgn. bonenstaken.
Help af en toe de stokbonen zich rond de staak te wikkelen.
Zaaien | Bonen zaai je niet, maar je legt ze. En wel als er geen vorst meer te verwachten is, dus vanaf eind mei, na de IJsheiligen. (Het kan vroeger, in een koude bak, of voorzaaien.) De bodemtemperatuur moet 10o C of hoger zijn en niet te vochtig, anders rotten de bonen meteen weg. Diepte: 2 – 5 cm. Tip: leg de bonen vooraf in slaolie, dan gaan ze niet rotten als het weer te nat en koud is [10] |
Uitplanten | Meestal niet aan de orde, tenzij u voorgezaaid hebt. Voorgezaaide bonen uitplanten en dan toppen zorgt voor vertakkingen en een grote oogst [10] |
Oogst | Tot de vorst. Meestal begin oktober. Wil je droogbonen oogsten (en zaad voor volgend jaar), laat de peulen dan hangen tot ze gedroogd zijn. Oogst de bonen. Verse bonen regelmatig pulkken, dan blijven ze produceren. En dan wel eerste de grootste. Anders plukt je de bonen jong. Of ze nu sperzieboon, prinsesseboon, boterboon, kievitsboon (borlotto) heten. |
Plantafstand: Stambonen: 5 – 10 cm in de rij; 40 cm tussen de rijen. Voor klimmers leg je vijf zaden per staak of stok. Aan de binnenzijde van de schuin omhooglopende staak, want dan vindt de boon vanzelf de stok, waar hij zich vervolgens omheen windt.
Water: Geen bijzondere behoefte.
Bemesting
Bonen zijn vlinderbloemigen. Rhizobium is/zijn wortelknobbelbacterien. Deze leven in symbiose met vlinderbloemige plantensoorten en leggen voor deze planten de stikstof uit de lucht vast, waardoor deze ook op stikstofarme grond kunnen groeien. Op de plantenwortels worden zogenaamde stikstofwortelknolletjes gevormd, waarin de bacteriën leven. (Bij het rooien treft u zgn. stikstofknolletjes aan de wortels.)
Bodem & standplaats
Houd er rekening mee dat staakbonen veel wind vangen. Verder stellen bonen geen bijzondere eisen aan de standplaats. Een beetje halfschaduw mag gerust.
Rassen
Er is geen beginnen aan rassen en variëteiten te noemen. We noemen enkele Nederlandse:
Stamslabonen
Dubbele Witte Zonder Draad (1935, Daniel Vriend, Andijk)
Prelude (1955, W. Vreeken)
Ostfriesische Speck (spekboon, vermoedelijk identiek aan Groninger Weekschil, van voor 1960)
Stokslabonen
Non Plus Ultra (1926, in Nederland gekomen)
Mechelse Tros (1955 in Nederland gekomen)
Westlandse Dubbele Zonder Draad (voor 1940)
Aromata (1953, RijkZwaan)
Neckarköningin (1959, Karl Hild, spekboon)
Neckargold (gele spekboon)
Blauhilde (paarse spekboon)
Stamsnijbonen
Admires (1970, HollandSelect, Andijk)
Stoksnijbonen
Helda (1960, Karl Hild)
Combine (1950, Infra x Supra)
Musica (1990, NickersonZwaan)
Droogbonen
Stamboon: Friese Woudboon, Groninger Strogele, Reade Krobbe (rode boon), Witte Krombek, Citroenboon
Stokboon: Kievitsboon (de allerlekkerste en wellicht het oudste ras in Europa)
Zaadteelt
Makkelijk. Bonen zijn zelfbestuivers; er is geen groot gevaar voor kruisbestuiving. Het kan wel. Pronkbonen kruisen niet met gewone bonen, wij leggen de bonen in een tent (zie hiervoor) en ertussen een paar stokken pronkbonen.
Laat de bonen hangen tot ze verdroogd zijn. Pluk ze en laat ze goed nadrogen in een droge, luchtige ruimte.
[2] Zegt dat u de bonen in februari van het volgende jaar uit de peulen moet ritsen. Wij doen het vrijwel direct: als de peulen droog zijn, de bonen eruit halen/ritsen en laat die evt. nog wat nadrogen op een oude krant. Werkt ook.
Zaden die bruine plekken hebben of gerimpeld zijn, wegdoen.
[2] Zegt: “Kort voor het zaaien pas je een zaadontsmetting toe.” Het kan namelijk zijn dat er schimmels op de bonen zitten. Chemische middelen zijn uit den boze, dus kunt u ze als volgt ontsmetten: “… in een zakje verpakte zaden gedurende vier uur in een waterbad van 30o C dompelen en ze onmiddellijk daarna tien minuten in een bad van 50o C leggen. Afwijkingen van de temperatuur kan de kiem beschadigen.”
Zaadontsmetting voorkomt bijv. dat de kiemen uitlopen en meteen door schimmel worden aangetast of gewoon in de grond al wegrotten/-schimmelen. Wij hebben dat nog nooit gedaan.
Ziekten en belagers
Teveel om op te noemen. Maar, zoals bovenaan geschreven: bonen zijn makkelijk te telen, dus maakt u zich geen te grote zorgen. Twee kwalen: De bonenkever bijvoorbeeld: larven en poppen kunnen in gedroogde bonen aanwezig zijn. Geef de bonen net voor het zaaien een warmte (1 uur in de oven op 55o C) of koudebehandeling (drie dagen in de diepvriezer – dit is op zich frappant, want de bonenplanten kunnen geheel niet tegen vorst).
Zwarte bonenluis. Deze komt alom voor. Tegen het einde van de lente parkeren ze zich in grote groepen op de jonge scheuten en doen zich te goed aan de sappen van de plant. Bladeren misvormen. De suikerachtige stof die de luizen afscheiden laat zwarte vlekken na. Omdat luizen ook virusziekten overbrengen, kan je ze het best bestrijden. Met een plantenspuit, gevuld met een mengsel van water, spiritus en groene zeep, bijvoorbeeld.
Literatuur: [1] Food Plants of the World; [2] Handboek Ecologisch Tuinieren; [3] Planten voor Dagelijks Gebruik; [4] Groente & Fruit Encyclopedie; [5] Wikipedia 03-2021; [6] The Bean Bible (boek); [7] Groentekookboek, Jane Grigson; [8] USDA National Nutrient Database for Standard Reference; [9] Voedingswaardetabel; [10] Het Nieuwe Moestuinieren; [11] Nutzpflanzen 8. Auflage; [12] Das Lexikon der Alte Gemüsesorten; [13] Systematische Lijst van Planten, Dr. H. van Hall, 1871; [14] Beans, A History, Ken Albala, 2007; [15] The introduction of the common bean (Phaseolus vulgaris L.) into Western Europe and the phenotypic variation of dry beans collected in The Netherlands in 1946, A.C. Zeven, 1997; [16] Beans, A Global History, Natalie Rachel Morris, 2020; [17] The Name of Plants, David Gledhill, 2008; [18] Fruits and Nuts of the Villa Farnesina, Jules Janick, Professor Horticulture Purdue University; [19] A Brief and True Report of the New Found Land of Virginia, Thomas Hariot, 1588; [20] Plantaardige en dierlijke resten uit de opgraving Blijenhoek te Gorinchem, BIAXiaal 45, 1997; [21] Wild Beans of the Greater Southwest: Phaseolus metcalfei and P. ritensis, G. P. Nabhan, J. W. Berry, C. W. Weber, Economic Botany, 1980; [22] Plant Evolution and the Origin of Crop Species, J.F. Hancock, 2004; [23] Common bean improvement in the twenty-first century, Developments in Plant Breeding volume 7, 1999; [24] Morfologie van Bonenrassen, N.G. Uilenburg en A. van Steenbergen (ca. 1960); [25] Beans in Neglected Crops: 1492 from a Different Perspective (FAO), D.G. Debouck, 1994; [26] Diverse publicaties van de Peulvruchten Studie Combinatie, o.a. Rassen en Vormen van Landbouwstambonen etc. F.E. Nijdam, Rivro, 1947; [27] Rassenonderzoek bij bonen, Tj. Buishand, 1958
Sperziebonen kun je ook samen met ui fermenteren
Ik zag bij een Duitse bioboer naast iedere maisplant een klimboon staan. Stokken waren dus niet nodig.
Op de grond fungeerde pompoen als bodembedekker.
Dat is de veel geroemde drie gezusters. Werkt niet altijd, kunnen we uit eigen ervaring zeggen. Onze pompoen klom in de mais en door het gewicht knakte de mais.
Leuk artikel Norbert. Precies binnen het jaarthema 2023 van Slow Food. Bonen dus.
Dank je Geert, daar zit menig uur in. Onlangs had ik al enige gepaste hulp (dan doel ik op kennis e.d.) aangeboden bij SF Rijnzoet, maar dat kan ook landelijk natuurlijk 🙂