Michiel Bussink heeft met ‘Botanicus in oorlogstijd’ een biografie geschreven over de botanicus en verzetsman Hendrik Uittien die een groot deel van zijn leven in Deventer doorbracht. Een prachtig en meeslepend boek.
We mochten aanwezig zijn bij de boekpresentatie, vrijdag 26 november 2021 in het Etty Hillesum Centrum in Deventer. Volgens de uitnodiging zou het om 14:30 uur beginnen. Even na half drie kondigt de auteur aan dat een aantal essentiële gasten met de trein komt, die vertraging had. Het wordt vermoedelijk drie uur.
“Slordig,” bromt de man naast mij “ze hadden een trein eerder moeten nemen.”
Lang geleden kwam ik op een ochtend een kwartier te laat bij een les. Ik excuseerde mij voor de vertraging. Er was een ongeluk gebeurd. “Dan had je maar eerder van huis moeten gaan,” beet de docent mij toe. Sindsdien ben ik doorgaans te vroeg voor afspraken.
Niet de minste sprekers zijn aanwezig bij deze boekpresentatie. Alexander Reeuwijk trapt even na drieën af. Hij zal later die middag een gesprek leiden met auteur Michiel Bussink en Dik van der Meulen. Het boek waarvoor we hier zijn, gaat over de botanicus Hendrik Uittien die door de Duitsers werd gefusilleerd. Waar ligt de klemtoon op de achternaam? Alexander vraagt het aanwezige familie: Het ligt op <uit>.
Uitgeefster Rijnvis van Wirdum van KNNV Uitgeverij licht toe hoe de contacten met betrekking tot totstandkoming van het boek zijn verlopen. Michiel volgde een spoor, vertelt ze. Er waren weinig gegevens, dus, omgekeerd: er was vooral veel niet direct voorhanden. Het boek is het resultaat van een lange speurtocht. Ze citeert een fragment uit het boek. Een fragment van een artikel dat Uittien zelf voor het blad Levende Natuur had geschreven.
“Het maakt, als de mens zich meer bewust is van de natuur, dat diezelfde mens ook meer wil doen om die natuur te beschermen. Het is een boek voor een breed publiek,” besluit ze.
Botanicus tegen onrechtvaardigeid
Michiel Bussink vertelt dat dit weliswaar zijn achtste of negende boek is, maar zijn eerste biografie. Hij schrijft normaliter over planten, streekproducten, buurttuinen enzovoorts.
Zo stuitte bij tijdens zijn werk op boekje ‘Volksnamen van onze planten’ en raakte vervolgens gebiologeerd door de auteur, ene Hendrik Uittien.
“De man die voor kennis over planten te rade ging bij zijn illustere voorgangers van eeuwen geleden: bij Fuchs, Boerhave en Linnaeus, van wie hij kostbare en prachtig geïllustreerde plantenboeken in zijn eigen kast had staan.” Die vriendelijke plantenman kwam in de Tweede Wereldoorlog terecht bij het verzet.
En dat was voor Bussink de grote aanleiding om zich nader te verdiepen; een botanicus in het verzet? Hij vond familieleden en die hadden brieven. Boeiende brieven, maar ook saaie, vertelt hij. Maar hij moest ze wel allemaal lezen. Het lot van een biograaf, zullen we maar zeggen. Uittien schreef ook vanuit Kamp Vught, waar hij en andere medewerkers van de illegale krant Trouw, voor hun verzetsdaden werden gedood.
“Voor de oorlog was Uittien wars van politiek. Hij stemde blanco [er was toen stemplicht, MergenMetz]. Als docent op de Rijks Middelbare Koloniale Landbouwschool had hij een collega Sandberg, een overtuigd NSB’er. Uittien kon niet tegen onrechtvaardigheid.”
Bussink zegt over Sandberg: “Hij werd burgemeester van Kampen In Deventer staat hij bekend als de sloper van de synagoge. Sandberg werd na de oorlog tot tien jaar gevangenisstraf veroordeeld en stierf uiteindelijk op negentigjarige leeftijd. Zo gaat dat.”
Jac. P. Thijsse, de opportunist
Dik van der Meulen is de laatste spreker voor de afsluitende gespreksronde. Hij is schreef onder andere de biografie van Multatuli en werkt nu aan die van Jac. P. Thijsse. We begrijpen dat er wel een link bestaat tussen Thijsse en Uittien, in die zin dat het werk van Thijsse en de zijnen een inspiratie voor de jonge Uittien vormde. “Thijsse was niet fout in de oorlog, maar niet zo goed als Uittien,” zegt Van der Meulen. Uit zijn verhaal maken wij op dat Thijsse slechts één ding belangrijk vond: natuur. En in bepaalde zin was hij dus ook een ontzettende opportunist: Thijsse wist dat Duitsers grote natuurliefhebbers zijn, meer respect hebben voor de natuur dan de Nederlanders, en hij zag dus kansen voor een betere natuurbescherming.
In het nagesprek ondervraagt Reeuwijk beurtelings Van der Meulen en Bussink. Zo zitten daar drie schrijvers van boeiende werken voor ons. Michiel Bussink kennen we al heel lang – we ontmoeten elkaar heel af en toe -, van Alexander Reeuwijk kennen we onder andere zijn werk over Wallace, de man die Darwin voedde en dat schept een band met hem. En eerlijk is eerlijk, van Dik van der Meulen kenden we niets. Maar dat gaat ongetwijfeld veranderen
Botanicus in Oorlogstijd, leven en werk van Hendrik Uittien, is een prachtboek over een minder bekende wetenschapper die zijn sporen in de botanie heeft achtergelaten. Als je een beetje van planten houdt en als je ook geïnteresseerd bent in geschiedenis, dan vind je dit gegarandeerd een geweldig boek.
Titel | Botanicus in oorlogstijd. Leven en werk van Hendrik Uittien |
Van | Michiel Bussink |
Uitgever | KNNV Uitgeverij |
ISBN | 978 90 5011 8316 |
Verschenen | 26 november 2021 |
Prijs | € 24,95 of, nu (28 januari 2024) bij de auteur zelf, voor € 14,95 mail: Michiel Bussink (daar komt waarschijnlijk wel wat verzendkosten bij) |
Verkrijgbaar bij | Kies voor de boekhandel van steen en cement. En àls je een webshop prefereert, kies dan deze. |
Ja, hieronder staat een wat lange recensie. Het is dan ook, zoals gezegd, een heel goed boek. Het telt 220 bladzijden, dus we gaan er in grote stappen doorheen.
Bussink schrijft lekker, neuzelt niet en zo gaat, al lezende de biografie over deze botanicus er in als een spannende roman. Het boek kent vier onderdelen, vier fasen in het leven van Uittien.
Uit het eerste deel leren we dat Uittien geïnspireerd is door de Verkade-albums van Thijsse en Eli Heimans, Hendrik’s vader was kruidenier te Brummen, dus ook distributiepunt van albums en plaatjes. Uiteindelijk debuteert de schrijvende Uittien in Levende Natuur, ook door Thijsse en Heimans gestart, met het verhaal van de waarnemingen van het gedrag van hommels, waarvan Rijnvis een stukje voorlas (zie hiervoor). Het was de enige keer dat Uittien over dieren schreef. Hij was een plantenman.
Eli Heimans overleed in 1914. Zijn zoon Jacob Heimans nam min of meer het werk van zijn vader over en kwam naast Thijsse in de redactie van het tijdschrift Levende Natuur.
Uittien studeerde eerst geneeskunde, maar stapte over naar plantkunde. In die tijd waren planten nog nauw verweven met gezondheid, zo valt te constateren.
“Uittien, Heimans, Sloff en Kloos die gebroederlijk boven op de Sint-Pietersberg hadden gestaan, werden in 1927 lid van de eerste Commissie voor de Bescherming van Wilde Flora. Samen met de nestor van de Nederlandse natuurbescherming, Jac. P. Thijsse . Met de man van de natuurplaatjes in de beschuitrollen van zijn vaders winkel, zette Uittien zich nu in voor het behoud van de Nederlandse plantenrijkdom.”
Hoe en waarom Uittien aan de Deventer Rijks Middelbare Koloniale Landbouwschool als docent terecht kwam, lees je zelf maar. Leuk detail is dat ene Sicco Mansholt zich in die tijd er studeerde. Mansholt was geïnteresseerd in de tabaksteelt, die hij in Nederlands Indië wilde gaan bedrijven. Uittien’s specialisatie was tabak. Maar het koloniale systeem stond Mansholt tegen, dus keerde hij terug naar Nederland.
Daarna gaan we over naar het meer volwassene en onderzoekersleven van Uittien. Hij was in 1929 gepromoveerd aan de Rijksuniversiteit in Utrecht. Hij was medeoprichter van de lokale (Deventer) afdeling van de Koninklijke Maatschappij voor Tuinbouw en Plantkunde (KNMTP) – tegenwoordig Groei & Bloei. Uittien hield voor de leden regelmatig voordrachten.
Kruutmoes en opkomend fascisme
Het was de tijd van gezamenlijk onderzoek, kampen in de natuur en meer – en er later achter komen dat bepaalde maten fanatieke NSB’ers waren geworden en “zich ontpopten tot prominente nazi’s” schrijft Bussink. Ondertussen analyseert de botanicus ook de samenstelling van kruutmoes, het gerecht dat met graagte in Deventer en omgeving wordt gegeten. Als je wilt weten wat er precies in hoort te zitten, word je in dit boek op je wenken bediend. De mensen aten toentertijd – en nu nog steeds! – kruutmoes omdat ze geen oude aardappelen bliefden.
Een voordracht over dit gerecht voor het Nederlands Nationaal Bureau voor Antropologie in Amsterdam vormde de aanleiding voor een tweede passie: Uittien ging zich ook verdiepen in volkskunde. Hij leerde Piet Meertens kennen en ze gingen samenwerken. En zo werd ook onderzoek gedaan naar de lokale versies van balkenbrij. Fascisme kwam op; er waren foute mensen, “ook niet-foute mensen met foute ideeën of ideeën die we nu als fout bestempelen.“ Uittien ging stemmen, Meertens werd actief in het Comité van Waakzaamheid.
Royal Botanical Gardens in Kew
In de periode 1933-1940 vervult Uittien diverse rollen en taken en keert in 1937 terug als docent aan Rijks Middelbare Koloniale Landbouwschool. In de tussentijd is hij, vanwege zijn deskundigheid, precisie en talenkennis, uitgenodigd om naar de Royal Botanical Gardens in Kew (Engeland), de hemel voor botanici, te komen. Wat hij in 1934 doet. En een daarop volgende mondiale bijeenkomst van botanici vindt plaats in Amsterdam. Voor het eerst en tot nu toe voor het laatst.
Vijandelijkheden op Nederlandsch grondgebied
Als hij opnieuw docent is aan de school in Deventer, is het fascisme behoorlijk in opkomst. Duitsland heeft al het Rijnland bezet en is ook Tsjecho-Slowakije binnengevallen. Uittien spreekt zich subtiel en minder subtiel uit tegen het fascisme, vanzelfsprekend ook over de rassenleer. Ene Sandberg is tegelijkertijd bij de school in dienst getreden. We leren dat Sandberg aan dezelfde technische hogeschool in München heeft gestudeerd als Heinrich Himmler.
De burgemeester van Deventer voelde het aankomen en nam eind 1939 al maatregelen voor het geval van “vijandelijkheden op Nederlandsch grondgebied.” En in mei werden de beide IJsselbruggen opgeblazen om de Duitse opmars te stuiten. Omdat de Duitsers de school waaraan Uittien verbonden was, een belangrijke bron van kennis vonden, moest deze koste wat kost open blijven.
Tijdens de boekpresentatie in Deventer, vertelde auteur Bussink een anekdote over de witte anjer die Uittien droeg – het symbool van Prins Bernhard, dat door de Duitsers derhalve werd verboden. In het boek vinden we die uiteraard terug en ook een mooie anekdote over leerlingen die een brochure ‘Bijna te laat!’ verspreidden. En andere, meer aangrijpende verhalen over hoe onder andere met Joodse collega’s en wetenschappers werd omgegaan. (Als je je afvraagt waarom de naam Heimans uit het blad Levende Natuur verdwijnt, nou, daarom.) En we leren Sandberg als een gevaarlijk individu kennen.
Vrijheidszin en verdraagzaamheid
Bussink schetst, aan de hand van Uittiens leven, hoe de periode van Duitse overheersing voor wetenschappers was; beklemmend en voor sommigen onmogelijk. Er werd op meer en minder subtiele wijze blijk van kritiek en verzet getoond. Zo hield Uittien, voor de goede verstaanders, een antinazistische toespraak – Bussink geeft heeft de toespraak in belangrijke mate in zijn boek overgenomen. Zo zijn vrijheidszin en verdraagzaamheid als edelste menselijke eigenschappen geduid, waarbij Uittien refereerde aan woorden van Willem van Oranje. Hij werd niet lang daarna als leraar ontslagen.
Februari 1943 begon de koningshuisgezinde Uittien met het verspreiden van de Oranje-Bode. Een illegaal blaadje dat kort daarna Trouw ging heten. Hoe hij ermee in contact kwam, is niet helder. Bussink heeft een vermoeden, maar niet meer dan dat. Uittien ging meer en meer voor het verzet doen.
In die beginjaren van de oorlog blijft Uittien botanisch onderzoekswerk doen. Hij werkt mee aan de eerste uitgave van de Flora Neerlandica – die uiteindelijk in 1948 verscheen. En hij hielp mee bij het nog altijd bestaande museum Natura Docet in Denekamp.
Ondertussen werd de situatie erger en erger. Jacob Heimans, eens aan de zijde van Jac. P. Thijsse, belandde in een kamp, maar werd niet doorgestuurd naar een vernietigingskamp. Uittien stuurt hem brieven en pakketjes. Later kwamen Heimans en andere vooraanstaande Joden kwamen op een lijst met ‘protegierte Juden’ en werden in Barneveld, in kasteel De Schaffelaar gevangen gezet..
Hoe Uittien uiteindelijk werd opgepakt, geïnterneerd en gefusilleerd vertellen we hier niet. Maar hij was koel. Hij zat in eerste instantie gevangen in Arnhem, later in Haaren in het gebouwencomplex van het Groot Seminarie, en dirigeerde van daar uit nog botanische werkzaamheden.
Bussink beschrijft het nauwgezet en, hoewel het doffe ellende is, ook meeslepend en spannend.
Je bent KNNV-uitgever of niet. Dus achterin het boek vinden we een register met persoonsnamen èn een plantenindex. Ongemerkt worden in het boek circa tweehonderd verschillende planten genoemd. Ook een prestatie 🙂
Tjonge Norbert, deze recensie is op zich al een boeiend boek.