In de moestuin. Van Hex.

Begin dit jaar verscheen ‘In de moestuin met Wim Lybaert’. Op 10 september 2022 werd het gepresenteerd tijdens het Hex Tuinfestival en bleek dat het de moestuin van Hex betrof. Dat is een prachtige moestuin en plaatst dit boek daardoor in een bijzonder licht.

Het andere tuinevenement
Hadden we het al gezegd? Wij vinden Hex een ontzettend fijn tuinfestival. Prachtig landgoed, heel veel prachtige rozen, fraaie moestuin, mooie omgeving, vriendelijke organisatie, hoogwaardige standhouders (waaronder wij, ahum) en gewoon goed verzorgd. Het is niet scoren op massa, maar op kwaliteit: Voor ons is het daarom ‘het andere tuinevenement’. Dit is in dertig jaar tijd opgebouwd, mede dankzij de inzet van Letta Proper-Pranger. Voor haar was dit het laatste tuinevenement als organisator. (Lees: We namen afscheid.) En wat ons betreft had titel van dit boek mogen luiden: “Een jaar in de moestuin van Hex.

Gust en de graaf

Dankzij de boekpresentatie begrijpen we dat Lybaert tijdens coronatijd dit boek maakte en wel in de moestuin van Hex. Maar allereerst riep graaf Ghislain d’Ursel tuinman Gust Duchampswhat’s in a name – naar voren. We kennen Gust een beetje. Het is een rustige, aimabele man die in de kasteelmoestuin de scepter zwaait, naar de principes van de permacultuur. Ere wie ere toekomt – en natuurlijk het jaloersmakende vruchtbare zandleem; een meer vruchtbare en bewerkbare aarde voor een moestuin is schier ondenkbaar.

In het dankwoord, op de laatste bladzijde van het boek, voor de index, schrijft Lybaert: “Niet alleen die moestuin was een grote inspiratiebron voor dit boek, maar bovenal zijn moestuinier: Gust Descamps.” Grapje of pijnlijke fout?

Maar wie is Wim?
De BV Wim Lybaert kenden we eerlijk gezegd niet, hadden we misschien wel kunnen kennen maar we hebben al een jaar of tien geen televisie meer. Lybaert is een life style-programmamaker; moestuin en voedsel vormen daarbij een terugkerend thema. En BV staat in dit geval niet voor Besloten Vennootschap maar voor Bekende Vlaming. Doch het boek heeft wel trekken van een zakelijk georganiseerde productie: de teksten zijn van Sophie Dejaegher met wie hij eens in de drie weken overleg had.

Tien jaar geleden verscheen Lybaert’s eerste moestuinboek. Nu het tweede, gedreven door de lockdown in covidjaren. Hij verbleef er een paar dagen per week voor in een huisje op Hex. In zijn voorwoord maakt Lybaert duidelijk dat, toen hij in 2001 de eerste spade in de grond stak, moestuinieren iets voor oude mannen was. En nu helemaal trendy. Meer en meer mensen hebben een verlangen naar de ‘echte wereld’, willen peentjes uit de grond trekken in plaats van uit een pot schudden. Deze evolutie begon in 2011, aldus Lybaert, precies op het moment dat zijn eerste boek uitkwam. Goede timing.

Het is een dik, zwaar en ontegenzeggelijk verzorgd uitgevoerd boek. Het telt ruim 460 bladzijden en is rijk gelardeerd met fraaie foto’s. De opzet is in vijf delen, hoofdstukken, zo je wilt. Het eerste beschrijft de maanden van het jaar, daarna volgt een aantal uitgangspunten voor de moestuin, zoals plek van de moestuin, gebruik van mest, wat te doen met ongewenste kruiden. Dan hebben we 138 bladzijden gehad. De groentebeschrijvingen vormen de grote bulk van het boek. Tenslotte nog worden kruidentuin en fruit besproken.

Het is aangenaam, onderhoudend geschreven en creëert een warm gevoel, zo van: Je staat niet alleen als moestuinier. Lybaert is niet voor niets gekend als life style-programmamaker. Hij presenteert een mengeling van verhalen, van mijmeringen en eigen belevenissen en informatie. Het helpt de beginnende moestuinier bij het zoeken van de juiste weg. (Met het ‘én gevorderden’ in de gele sticker op de omslag wordt wellicht gedoeld op tweedejaars moestuiniers, want voor gevorderden is het echt niet voldoende. Sorry.)

TitelIn de moestuin met Wim Lybaert
VanWim Lybaert (en Sophie Dejaegher)
UitgeverManteau
ISBN978 90 2233 7950
Verschenenfebruari 2022
Prijs€ 40
Verkrijgbaar bijKies voor de boekhandel van steen en cement. En àls je een webshop prefereert, kies dan deze.

Het boek is te lijvig om uitgebreid te behandelen. We gaan er met grove stappen door:

1. Twaalf maanden in de moestuin

Als je, zoals in mijn geval, denkt dat je per maand een breed pallet aan taken en tips krijgt gepresenteerd, kom je bedrogen uit. Wat je wel krijgt zijn korte verhalen en mijmeringen bij die tijd van het jaar. Zo leer je Wim kennen. Neem oktober: Het begint meteen bij de derde week van de maand. Een “ik” – Wim dus – wandelt met de hond en komt tot de conclusie dat oktober geen herfst is maar het staartje van de zomer. “Nog een maand veelal groene bladeren. Nog een maand nachten zonder vorst. Nog een maand kans op een beetje late groei. Oktober is een toegift van de zomer. November is onherroepelijk,” schrijft hij. Of Dejaegher.

Het is bijna een lyrische beschrijving van de maand; doe je ogen dicht en zie samen met Wim de pompoenen die in het veld liggen te rijpen en de dahlia’s en Oost-Indische kers die nog immer bloeien. Vervolgens gaan de mijmeringen over in de beschrijving van de vlier, de bloesem waar men siroop van maakt (iets van het voorjaar), de kwee waarvan de vruchten pas in oktober mogen worden geoogst, de mispel, de moerbei en de vlekken die deze vrucht geeft (plant witte moerbei) en dan begint november.

De afbeelding bij maart zegt meer dan duizend woorden: zaaien en verspenen in de kas.

Met de blote kont op de grond
Het zijn dus lekker leesbaar geschreven paragrafen die inhoudelijk over een leven in of met de moestuin gaan, maar weinig over de klussen die moeten gebeuren. Toch even gluren bij maart. Er staat: “Ondertussen wandel ik naar mijn moestuinbedden [dat zijn dus die van Hex] en voel met mijn handen aan de grond. Ik steek mijn vingers een paar centimeter in de grond, waar straks de zaden moeten komen. En nee, ik ga niet – zoals de volkswijsheid het wil – uitzoeken of de grond al warm genoeg is door er met mijn blote kont op te zitten.”

2. Tien basisstappen op weg naar een mooie moestuin

Dit is, zeker voor de prille moestuinier, een geruststellend hoofdstuk. Want wat is de goede plek, zo je al een keus hebt? Volgens Lybaert is de juiste plek de plek die voldoende zon kent en/of de plek van jouw voorkeur. Waarvan akte. Vervolgens komt het moestuinrijp maken van bestaande, anders gebruikte grond, aan de orde, zoals bijvoorbeeld een (oud) gazon. En dan natuurlijk over de grond zelf: Heb je klei, leem of zand? Op Hex is het leem. Zanderige leem, maar als het regent en nat is, kleeft het als klei aan je schoenen. Daar, op Hex, is het zeer vruchtbare zandleem, zegt ook Lybaert: “Het is de grond met het meeste instantsucces, omdat de groenten er ook met weinig hulp van de moestuinier groeien.” (Gust heeft het maar makkelijk….)

En houd de grond in conditie met mulchen: “De natuur steekt haar blote voeten graag onder een dekentje.”
Tussen jonge rijtjes groenten is fijn groenafval nodig, zoals gemaaid gras. Maar eigenlijk alles behalve onkruiden met zaad kan je gebruiken. We zien foto’s van mulch met stro, hennepstrooisel, herfstblad.
Mulchen ligt in het verlengde – ervoor of erna – van composteren. En mest?

“Mest is voeding voor de plant, níét voor de bodem” luidt de eerste zin van deze paragraaf. Ook plantengier wordt beschreven. En in de winter wordt verse mest rond de bomen gelegd.
Enfin, het is een leuk deel van het boek, graaft niet te diep, maar als je beginnend moestuinier bent is dit zeer waardevol.

3. De alfabetische groentegids

Hier begint het naslagwerk. Het is op Nederlandse naam alfabetisch gesorteerd. En inderdaad staat er Snijbiet en eronder, klein, ‘ook warmoes’. (Warmoes is een verzamelnaam voor allerlei bladgroen. Om onduidelijke redenen gebruiken of gebruikten Vlamingen het woord voor snijbiet. Dat is dus onjuist, in dit boek staat het correct.)

Het gaat te ver om alle groenten hier te behandelen. Elke groente heeft een praktisch voorblad. Daarna, meer beschrijvend, een deel ‘voor beginners’ en een deel ‘voor gevorderden’. (De toegevoegde waarde ervan lijkt overbodig, de informatie voor gevorderden is over het algemeen niet erg zwaar, maar misschien ben ik te gevorderd.) Er worden geen rassen aanbevolen. Voor wat betreft zaaien en oogsten kan hier en daar wel wat worden opgemerkt, maar gelukkig ziet de moestuinier zelf wanneer iets oogstbaar is. Er wordt niets over zelf zaad winnen vermeld. (Dus over zelfbestuivend, kruisbestuivend, een- of tweehuizigheid.) En ook nauwelijks iets over plagen.

Bij bonen wordt geen echt onderscheid gemaakt tussen Phaseolus vulgaris en Phaseolus coccineus, terwijl er nogal een groot verschil tussen bestaat. De eerste is veelomvattend: de meeste rassen en variëteiten die we kennen, sperziebonen, witte bonen, kidneybonen, kievitsbonen, citroenbonen – noem maar op – zijn P. vulgaris. P. coccineus is daarentegen een andere soort: de pronkboon.
Ook in dit boek wordt ‘soort’ gebruikt waar ‘ras’ of cultuurvariëteit is bedoeld. Het geslacht is Phaseolus, de soort is vulgaris. Of de soort is coccineus. Wat er over de pronkboon in het boek staat, is verwarrend. Je eet deze meest gedroogd en geweekt (en gekookt), of nog net vers van de plant. In tegenstelling tot de sperzie- en snijboon is de peul al snel niet lekker om te eten, hooguit als ze zeer jong zijn.

Bij kolen wordt insectengaas aanbevolen: “Zonder insectengaas kweek je kolen voor de vlinders” – maar, heren Duchamps en Lybaert, biologisch kan je vlinders ook op een dwaalspoor brengen door Agastache cana (dropplant) tussen de kolen te planten. Bovendien is het onder gaas een luilekkerland voor slakken en muizen. Hun vijanden komen er immers niet bij. En er staat niets over de koolvlieg en koolgalmug geschreven. Wel over knolvoet. Dan weer helemaal niets over rijke en arme grond. Want bloemkolen, sluitkolen e.d. kan je beter niet op (arme) zandgrond telen. (Niet voor niets wordt het in het westen van Nederland, op de kleigronden van Zeeland en West-Friesland, geteeld.)

En er staat dat Chinese kolen niet van warmte houden. Tot op zekere hoogte wel. Teelt van Chinese kool werkt goed in de nazomer, in het voorjaar kan het een flop worden. Maar het blijkt dat de kool het goed doet als je in het voorjaar warm zaait. Kennelijk doet de kool het beter als er warm wordt gezaaid en kiemt, en daarna op lagere temperatuur groeit.

Conclusie

Het is een fraai uitgevoerd boek, maar er had wat ons betreft meer diepgang in gemogen. Daar zou in meer dan 400 pagina’s ook best ruimte voor zijn geweest. De index achterin het boek is niet erg uitgebreid. Een leeslint ontbreekt. Jammer, want veertig euro is veel geld. Voor de beginner die al snel meer wil weten zijn er betere boeken. Kijk hier eens

Plaats een reactie