Ontwerp je eigen voedselbos

Zelf verklaard maximum-impact-man Louis De Jaeger bracht een boek uit over hoe je een voedselbos zou moeten ontwerpen, hoe te beginnen en waar je rekening mee moet houden, Het is behoorlijk volledig en De Jaeger straalt van optimisme en enthousiasmeert.

Voor ons ligt een nieuwe dikke pil, als toevoeging aan de groeiende stapel voedselbosliteratuur en -lectuur. Dit keer van een in voedselbosland beroemde Vlaming. Het enthousiasmeert en geeft goed de stand van zaken en praktische ervaring weer van de (grootschalige) voedselbosbeweging in de Lage Landen, inclusief valkuilen die je beter kunt vermijden. Voor gedegen achtergrondinformatie, vooral op het gebied van plantbeschrijvingen, zijn er betere boeken.

‘Ontwerp je eigen voedselbos’ is geschreven door een nog jonge Bekende Belg: Louis de Jaeger – hij had misschien beter Louis de Verzamelaer kunnen heten, maar alla. Op zijn website staat dat hij een ‘maximum-impact-man’ is. Wat dat is weet ik niet, maar het klinkt een beetje griezelig. Hij publiceerde eerder het boek ‘We Eten ons Dood’, waarover we geen recensie publiceerden omdat je nu eenmaal soms maar beter gewoon je mond kunt houden. Dit nieuwe boek is prima. Natuurlijk zijn wij kritische lezers, maar ‘Ontwerp je Eigen Voedselbos’ voegt echt wat toe aan het al bestaande gamma van boeken over voedselbossen.

Het is een dikke pil van rond de vierhonderd bladzijden, mooi uitgevoerd, met lekker stevig papier, vrij veel wit op de pagina’s, vrij grote letters en veel mooie plaatjes. Met groentinten ‘op snee’ zijn de verschillende boekdelen snel terug te vinden. Realiseer je, zeker als Nederlander, dat je een echt Vlaams boek aanschaft. In taalgebruik, maar ook met veel aandacht voor Vlaamse deskundigen, Vlaamse voedselbossen als voorbeeld, Vlaamse informatiebronnen, en Vlaamse wet- en regelgeving. De Nederlandse equivalenten zijn ook wel meegenomen maar wat minder uitgewerkt. Dat is op zichzelf niet zo erg; het boek geeft voldoende aanknopingspunten. Als je tenminste door het soms wat uit de bocht vliegende taalgebruik heen kunt bijten, vooral in de inleidende hoofdstukken – bijvoorbeeld daar waar ‘Freddy’ wordt geïntroduceerd als hypothetische mens in verleden en heden. En de gedachtenwandeling door Brugse parken is voor niet-kenners van Brugge bijvoorbeeld minder geslaagd. Aan de andere kant maken dit soort dingen het boek op hun beurt weer toegankelijker, leesbaarder, minder droog en feitelijk. Het is maar net wat je voorkeur is.

Samenvattend, naast enkele onvolkomenheden, kunnen we stellen dat dit boek veel meer gaat over het HOE van een voedselbos – het ontwerpen en beginnen -, dan het WAT. En dit maakt het in elk geval gedeeltelijk uniek. Het is praktisch en pragmatisch, en dat is fijn.

TitelOntwerp je eigen voedselbos
VanLouis De Jaeger
UitgeverSterck & De Vreese
ISBN978 90 5615 884 2
Verschenen15 maart 2023
Prijs€ 39,95
Verkrijgbaar bijAlle boekhandels en indien u online wenst te winkelen, raden we deze aan, zodat de boekhandel van steen en cement kan blijven bestaan.

Te sterk versimpeld en dan weer te gecompliceerd

Vreemd, in dit boek zijn op sommige plekken zaken naar mijn smaak te zeer versimpeld. Of slaat het de plank mis. Zoals bij de uitleg van wat successie is, bijvoorbeeld:

Aan de andere kant maakt De Jaeger dingen juist weer nodeloos ingewikkeld. Beste voorbeeld is dat er hier maar liefst dertien lagen van het voedselbos worden benoemd, in plaats van de zes tot negen die je meestal tegenkomt. Onnodig en verwarrend, vooral om dat de werkelijke ‘lagen’ door elkaar worden gehaald met de verschillende typen planten (zoals bijvoorbeeld eenjarigen, die als aparte laag worden benoemd, terwijl ze in de laag vergelijkbaar zijn met vaste planten). Ook bijzonder is dat dieren specifiek een plek krijgen: laag nr. 12. Dat is een afwijkende aanpak: bij veel andere voedselbosdeskundigen hebben dieren vaak überhaupt geen plek in het voedselbos. Ik neig zelf overigens meer naar de rekkelijke aanpak waarin dieren wel degelijk (soms en onder voorwaarden) heel goed in een voedselbos kunnen passen.

Deze discussies over de hoeveelheid lagen, of over dieren of geen dieren, raken natuurlijk aan wat je vindt dat een voedselbos eigenlijk is – of zou moeten zijn. Aan de ene kant van het spectrum een soort oerwoud waarin een voedselboswachter rondscharrelt bij wie het rijpe sap over de kin druipt. En aan de andere kant een in rijen aangeplante boomgaard met een aantal verschillende soorten vrucht- en notenbomen, waar misschien wel dieren onder grazen of scharrelen. En dan is er nog de kwestie van schaal: dit boek richt zich nadrukkelijk op de grotere initiatieven, net zoals de Green Deal Voedselbossen in Nederland. Alles wat kleiner is – zoals onze Eetbare Siertuin – is dus eigenlijk geen voedselbos. En dat is misschien ook wel zo;, je hebt een zekere schaal nodig om al die lagen en al die diversiteit kwijt te kunnen. Wat niet wegneemt dat je ook in een kleine tuin een heerlijk eetbaar paradijs kunt creëren.

Verdienmodellen

Schaal heb je ook nodig als het gaat om de verdienmodellen. Leuk dat Louis de Jaeger daar op ingaat. Hij zet daarbij ‘productie-voedselbossen’ tegenover ‘recreatieve voedselbossen’. Dat is een prima manier om er tegenaan te kijken, maar aan de andere kant zijn veel voedselbossen niet helemaal zo goed in hokjes in te delen. Überhaupt laat de natuur zich niet in hokjes vangen.

Productie-voedselbossen hebben volgens hem een economisch doel, zijn aangelegd om zoveel mogelijk voedsel te produceren en zo veel mogelijk mensen te voeden, meestal op lijnen waardoor oogsten relatief eenvoudig en efficiënt is (ook wel lanenteelt of alley cropping genoemd). En ze kunnen erg lijken op agroforestry of boslandbouw systemen. Ach, what’s in a name. De essentie is volgens mij dat dit soort systemen meer diversiteit nastreven en een meer permanente begroeiing, waardoor de bodem kan verbeteren, er CO2 wordt vastgelegd en het geheel robuuster is. Zowel voor wat betreft ziekten en plagen, als voor droogte en klimaatverandering.

De bessenautomaat van De Woudezel (zou dat werken in Nederland?)

Als voorbeelden van economische modellen voor zo’n productie-voedselbos geeft hij de CSA (Community Supported Agriculture). Daar deel je op abonnementsbasis in de opbrengst van het voedselbos of biologische moestuin mee. Soms is er een boer in loondienst is bij de burger-eigenaars van de boerderij of het voedselbos (zoals bij Herenboeren in Nederland). Een productie-voedselbos ksn natuurlijk gewoon een boerenbedrijf zijn, waar verse of verwerkte producten verkocht worden via een boerderijwinkel of op andere manieren.

Voeding voor de geest

Recreatieve voedselbossen daarentegen hebben vooral als doel, volgens De Jaeger, om mensen zich goed te laten voelen. Voeding voor de geest, dus, meer dan werkelijke calorieën. Als voorbeelden noemt hij een Evenementenvoedselbos, een Therapeutisch voedselbos, of een Educatief voedselbos. Maar ook Communityvoedselbos en Publiek voedselbos (dat eigenlijk een eetbaar park is).
De auteur erkent dat deze vormen niet altijd goed van elkaar zijn te onderscheiden en ook niet per se altijd haaks hoeven staan op het productie-voedselbos. Sterker nog, veel voedselbossen combineren meerdere functies, en in ontwerpen van grootschalige voedselbossen (zoals voedselbos Schijndel) wordt vaak een kleinschalig ‘community’ of educatief gedeelte meegenomen. En dat is ook goed. Maar De Jaeger waarschuwt ook: als echt je doel is om vooral te produceren, om voedselbosboer te zijn, dan kan dat lastig te combineren zijn met sommige andere functies. Waarvan akte.

Reken je niet rijk

Uiteindelijk is voor de meeste voedselbossen, ook recreatieve, toch wel het idee dat er zodanig geld mee kan worden verdiend zodat in elk geval kosten kunnen worden gedekt en liefst dat er ook nog een leefbaar inkomen uit voortvloeit voor de voedselbosboer, in wat voor constructie dan ook. Verderop in het boek geeft De Jaeger goede tips voor het opzetten van een zakelijk plan, inclusief een aardig voorbeeld van hoe het financiële gedeelte daarvan eruit zou kunnen zien. Wat me daar overigens wel aan stoort is dat het toch weer vrij optimistisch lijkt. Of ligt dat aan mij? Meteen met 100 nachten B&B rekenen a 50 euro per nacht, dat is een zeer optimistisch uitgangspunt. En ik zie nergens de kosten voor investeringen in de B&B en ook geen operationele kosten; denk aan promotie (je moet als B&B wel bekend worden), ontbijt, gas/water/elektra, schoonmaak, website en meer. En de aantallen kilo’s oogst waarmee gerekend wordt zijn kilo’s na jaren, als de bomen volwassen zijn. En zijn er kosten voor verwerking meegenomen? Drogen, verpakken? (We schreven hier al eerder over, zie tegen het einde van het artikel ‘Voedsel uit het bos‘.) De Jaeger pretendeert nergens dat hij een volledig en sluitend business plan heeft uitgewerkt. Maar wij willen jullie wel waarschuwen: om onderaan de streep ruim 30,000 euro per jaar overhouden, zoals De Jaeger in zijn voorbeeld becijfert, is lang niet zo makkelijk te realiseren.

Tot nu toe verdienen de meeste, zo niet alle, voedselbosgoeroes het meeste geld met andere activiteiten: rondleidingen, presentaties, projecten begeleiden en, zoals ook De Jaeger, met boeken schrijven.

Bezieling

Een ander punt, dat in dit boek goed naar voren wordt gebracht, en waarmee echt iets wordt toegevoegd aan de bestaande informatiebronnen, is de mensen. Mensen maken een voedselbos, maar de samenwerking verloopt na het eerste enthousiasme niet altijd even makkelijk. Een voedselbos is een project van de lange adem – voor het leven, zelfs. De Jaeger waarschuwt met klem voor al te optimistische samenwerkingsvormen en geeft richting aan een goede organisatie. Meerdere kapiteins op een schip, zegt hij, werkt op de lange termijn echt niet. Daarbij put hij uit eigen ervaring, wat de waarschuwing kracht bijzet. En dat is waardevol.

Ik heb mij er ook al wel eens zorgen over gemaakt: voedselbossen die worden opgezet met behulp van enthousiaste groepjes vrijwilligers – hoe staat het daar over 5 jaar mee? Of over 15 jaar? Pas dan komt het voedselbos echt op gang. En zijn de vrijwilligers er dan nog? Toch, aan de andere kant, geloof ik dat een goede organisatie ook mogelijk zou moeten zijn zonder één kapitein, bijvoorbeeld volgens de vormen van de Commons. Mits je het maar goed organiseert en ook goed vastlegt wat de afspraken zijn. Zodat je iets hebt om op terug te vallen als er uitdagingen verschijnen.

Praktisch

Een groot deel van dit boek is praktisch ingestoken. Ontwerpen bijvoorbeeld, met 3,5 meter hokjes om de plantafstand meteen makkelijk mee te nemen. Tijd als factor krijgt aandacht, evenals hoogteverschillen en goed meten van afstanden. Ontwerpmogelijkheden en voorbeelden. Wet- en regelgeving. Zakelijke factoren dus, daar hadden we het hiervoor al over. Maar ook bemesting, vermeerderen, plantengildes en plantkeuze.
Voor dat laatste hoef je dit boek zeker niet aan te schaffen: de plantenlijst (‘De top 100-voedselbosplanten’) is niet volledig en de informatie per plant is beknopt. Water is ook een beetje een ondergeschoven kindje. Maar, leuk, er is ook nog een online werkboek, wat je heel makkelijk kunt bestellen voor nul euro via de uitgever.

Tenslotte

Al met al veranderde mijn mening over dit boek gaandeweg. Van sceptisch (gezien een schrijver die zichzelf ‘maximum-impact-man’ noemt, plus de wollige inleidende hoofdstukken) tot steeds positiever. Samengevat zou je kunnen zeggen dat dit boek veel meer gaat over het HOE van een voedselbos ontwerpen en beginnen, en dat maakt het in elk geval gedeeltelijk uniek. Het is praktisch en pragmatisch, en dat is fijn.
Andere boeken. zoals het nog altijd onvolprezen ‘Praktisch Handboek Voedselbossen’ van Martin Crawford, waarvan het origineel in het Engels alweer dateert uit 2010, gaan meer over het WAT. We zijn natuurlijk ook bijna vijftien jaar verder en er is in die tijd veel meer ervaring opgedaan met de praktische kant van voedselbossen. Uiteindelijk hebben beide boeken hun voor- en nadelen (zie tabel hieronder).
Maar wat mij betreft kan een beginnend voedselboswachter niet zonder Martin Crawford, maar misschien wel zonder Louis de Jaeger.

Martin CrawfordLouis de Jaeger
Gestructureerde opbouwLosser, leesbaarder, toegankelijker
Veel grotere informatiedichtheidBredere set onderwerpen komt aan bod
Zeer goede en complete plantenlijstTja
Robuust ontwerp voor maximale (bio)diversiteitOntwerp praktisch en gericht op esthetiek
Visionair, en meer strikte uitleg van wat een voedselbos is of zou moeten zijnMeer pragmatisch (zoals dieren, onderhoud, bemesting, snoeien, mechanisatie, etc).
Aandacht voor oogsten, bewaren, verwerken, schimmels en paddenstoelenAandacht voor organisatorische en commerciële kant, wet- en regelgeving, etc.
Oorspronkelijk Engels boek (uit 2010) waardoor niet altijd alles perfect aansluit op Nederland en VlaanderenFocus op Vlaanderen en huidige stand van zaken en kennis

Plaats een reactie