De roveja is met recht een oeroude erwt die nog maar door enkele boeren in het midden van Italië wordt geteeld. Het zou in het neolithicum al tot het basisvoedsel van de toenmalige mens hebben behoord. In Italïe is de erwt door Slow Food in de Ark van de Smaak opgenomen, opdat ze niet door het industriële geweld en de mechanisatie van de landbouw verloren gaat.
Je krijgt wel eens wat. Wij vaak iets nieuws, onbekends, groenten of ander eetbaars. En dat leg je dan in de la. Dagen, maanden en in dit geval jaren later, gebruik je het. Dan blijkt het een heuse culinaire ontdekking. Roveja of roveglia of robiglio – en ook wel pea dei campi of corbello – wordt in de omgeving van Norcia geteeld en is zelfs officieel agrarisch erfgoed uit Civita di Cascia; Civita is een buurtschap bij Cascia. Nu rest de vraag: Wie gaf ons dit zakje oererwtjes?
We zijn in september 2011 o.a. in Norcia geweest voor de vele varkensslagers die daar zijn – de dieren lopen los in de omgeving en hun vlees is van uitmuntende kwaliteit. Gespecialiseerde varkensslagers heten in heel Italie daarom norcineria. We zijn in Castelluccio geweest waar we ’s morgens een enorme bergwandeling maakten en daarna lunchten in dat piepkleine dorpje op het bergje, midden in de Piano Grande (hoogvlakte). Castelluccio heeft haar eigen linzenras (lenticchia di Castelluccio di Norcia) dat ze koestert. En even verderop ligt Cascia. En daar zijn we niet geweest. Hadden we dat wel gedaan, dan hadden we ongetwijfeld roveja gekend.
Roveja is een kleine erwtensoort met ronde zaadjes/erwtjes die in kleur variëren van zwart tot bruin en donkergroen. In de afgelopen eeuwen werd deze peulvrucht geteeld op de hele Umbrische–Marche Apenijnenrug, met name in het Sibillini-gebergte. Hier zijn velden op grote hoogten gevonden.
Roveja is bestand tegen lage temperaturen, wordt opgekweekt in de lente en vraagt in de zomer weinig water. In het gebied is het verwilderd, je vindt roveja op hellingen en in weilanden. Zodoende was het ook eeuwenlang het basisvoedsel van de herders en boeren in dat gebied.
Sommige wetenschappers beweren daarom dat roveja de stamvader is – de wilde voorvader – van de huidige erwten. Een interessante gedachte. Het genus Pisum kent drie soorten: de P. fulvum (Jordanïe, Syrië e.o.), P. abyssinicum (Jemen, Ethiopië), P. sativum (de hele wereld), bestaande uit de gecultiveerde P. sativum ssp. sativum en de wilde P. sativum ssp. elayius. En dan is er de cultuurvariëteit P. sativum ssp. sativum var. arvense, die ook veelvuldig wordt geteeld (o.a. onze kapucijner).
De één rekent het (dus) tot de soort Pisum sativum (de erwten), de ander zegt dat het een eigen soort is, Pisum arvense. Die naam wordt in de wetenschappelijke literatuur als synoniem en ook zelfs als een ongeldige aanduiding gezien.
Onderzoekers van de Universiteit van Perugiua publiceerden november 2019 resultaten van uitvoerig onderzoek van roveja in vergelijking met de twee P. sativum‘s. Ze stelden genetische overeenkomsten met veel rassen vast, maar de plant is anders. Maar wat is het dan? De onderzoekers concluderen: “Hoewel ons landras roveja en de erwt tot dezelfde soort behoren, toont het resultaat van deze studie verschillen aan met betrekking tot fenotypische (wat we waarnemen) en genetische aspecten.” En dat is een lofuiting op de biodiversiteit. Kleine gemeenschappen in de bergen behouden veel oude, eigen rassen.
Oude geschiedenis
Deze roveja komt in elk geval uit het Midden-Oosten, waar het dus al in het Neolithicum bekend was. Samen met linzen, gerst en spelt was het basisvoeding voor de toentertijd daar levende mens. Zoals zoveel Arabische gewassen bereikte het ook de noordkant van de Middellandse Zee. Hoe dat zo is gebeurd is onbekend, men vermoed door de Indo-Europese Ariërs die vele duizenden jaren voor onze jaartelling naar Europa kwamen.
In elk geval was roveja bekend bij de Grieken en de Romeinen. Dat denkt men, want zowel de Griekse filosoof Theophrastus als de Romeinse schrijvers Plinius en Columella schrijven over pison en pisum, maar bedoelen ze dan wel de al meer gecultiveerde erwt of roveja? Of beide?
Ietsje meer helderheid verschaft een geschrift van een Crescenzio di Teodorada uit Narni in de elfde eeuw (de Crescenzi is een rijk geslacht dus welke telg het was hebben we niet kunnen vinden). Deze maakt onderscheid tussen donkere en lichte erwten. Roveja wordt vermeld in Divina Villa van de botanist/landbouwkundige Corniolo (della Corgna/Cornia, Perugia), geschreven tussen 1410 en 1416. In het Statuto di Montesanto di Sellano uit 1545 wordt expliciet vermeldt dat men verplicht is in elke tuin twee peulvruchten, waaronder roveja, te telen. 1883 uitgevoerd Landbouwonderzoek, ten behoeve van de classificering van gewassen, vermeldt dat er twee variëteiten zijn: een vroege en een latet.
“De grijze of wilde of ruwe erwt, vergelijkbaar met de gecultiveerde, met kleine paarse bloemen en grijze of groenachtige zaden. Hij houdt, net zoals wikke, van vrij ruwe gronden en is behoorlijk droogtebestendig….,” dat schreed Pasolini in 1915.
In een inventarisatie van de regionale economie (1923) staat dat de roveglia/roveja ‘op grote schaal naar Rome wordt geëxporteerd’. (Daar wonen dan ook de smulpapen 🙂 )
Het verval van de roveja-teelt begon in de tweede helft van de twintigste eeuw, door de grotere winstgevendheid van andere gewassen en de mechanisering van de landbouw. Roveja is handwerk.
Nieuwe geschiedenis
Vandaag de dag zijn het nog een paar eigen-wijze boeren in de Val Nerina, die het langs de oevers van de Nera telen. Een goed idee heeft meer eigenaren. Dus twee verhalen.
De ene, misschien de eerste, is dat van Daniele Testa en zijn familie. Hij en zijn vader verbouwden altijd al ‘vergeten groenten’, noem het erfgoedgewassen. Met zijn broer besloot hij ook roveja te telen en wel op biologische wijze. Zo klopten ze ook aan bij de European Seed Association (een belangenorganisatie in Brussel). Medewerkers wilden het in eerste instantie niet geloven, kwamen kijken en namen uiteindelijk zaad mee voor onderzoek. Daniele zegt dat hen de kans is geboden het eigendom van het zaad te vast te leggen om het vervolgens in licentie te verstrekken. Ze deden ze niet, juist om het breed beschikbaar te maken en roveja te ontwikkelen tot een nicheproduct dat de lokale economie zou ondersteunen. De Testa’s claimen de eersten te zijn die in de moderne tijd roveja telen.
Het andere verhaal is dat van het buurtschap Civita. Dat nu, dankzij de inzet en passie van twee vrouwen, het centrum van de roveja is. In 1998 vonden Silvana Crespi De Carolis en Geltrude Moretti bij een verhuizing, in de kelder van het huis van hun schoonvader, een pot met donker gekleurde zaden met het opschrift ‘roveggia’. Grootmoeder Lucia herkende het als roveja en zei: “Het is zo lekker, maar het breekt je rug.”
Het resultaat was dat de universiteiten van Perugia en Ancona, samen met lokale groepen en verschillende boeren, begonnen te experimenteren en deze oeroude erwt weer serieus te telen. In 2006 werd het opgenomen in Slow Food’s Ark van de Smaak – opdat het nooit meer verloren gaat. Dit verhaal over de twee vrouwen vinden we in allerlei documenten terug, ook in de Italiaanse documenten voor de officiële registratie van het streekproduct.
De erwt zelf
Roveja heeft een grote voedingswaarde omdat het eiwitrijk is, vooral als het droog wordt gegeten, en het kent een hoog gehalte aan koolhydraten, fosfor, kalium en zeer weinig vetten.
De plant is anders dan andere velderwten. De stam is langer, kent meer knopen, het blad is meer verdeeld en korter en dunner
Rond Civita wordt roveja in maart gezaaid. En dat op een hoogte variërend van 600 tot 1200 meter. De oogst is tussen eind juli en begin augustus. Als de helft van de bladeren van de plant geel zijn en de zaden wasachtig, worden de stelen afgesneden. Deze worden met blad en peulen eraan op de aarde of gras te drogen gelegd. Vervolgens, als de stelen droog zijn, wordt er gedorst. En daarna gewand. Tot de erwtjes overblijven.
De oogst is handwerk en veelal gebukt (het breekt je rug, zei oma). Mechanisatie niet mogelijk door de lange stelen. Machines zijn gemaakt voor de lagere tarwesoorten.
Het moet o.i. ook in Nederland zijn te telen.
Culinair
De roveja kan vers of gedroogd worden gegeten. Het is een veel gebruikt ingrediënt voor soepen. Steen gemalen wordt het een meel met een licht bittere nasmaak. Dit meel wordt gebruikt om de farecchiata te maken: een polenta die traditioneel wordt gekruid met een mengsel van ansjovis, knoflook en extra vergine olijfolie.
Gedroogde erwten hoor je normaal voor te weken. Deze is zo klein, je kan het meteen koken. Na een uur of anderhalf is het goed eetbaar. Het kookt niet tot pap. De erwtjes zijn smakelijk, het heeft een prettig mondgevoel en doordat het zo klein is (misschien een halve centimeter in doorsnee) kan je het overal voor gebruiken.
Verkrijgbaar bij
Silvana Crespi De Carolis Cascia (Pg) Località Civita, 7 tel. +39 0743 76430-329 0909352 silvanacrespi2017@gmail.com http://www.roveja.it/ | Geltrude Moretti Cascia (Pg) Località Civita, 8 tel. +39 347 1873869 http://www.morettigeltrude.it/ |
Maria De’ Nicolo Cascia (Pg) Località Gubbiano, 6 tel. +39 0743 76392 – 392 5912489 | Simone Vagni e Nanda Avanzi Terreni Riuniti Alta Valnerina Cascia (Pg) Località Casali di Ocosce Via Fontespinosa, 16 +39 349 1070899-348 5408092 fam.vagni@libero.it |
Azienda Agricola Dolci Giuseppina Frazione Trivio, 77 06045 Trivio PG http://www.farrodimonteleone.it/roveja.html |
Andere links
https://canope.ac-besancon.fr/flore/FABACEAE/photos/pisum_sativum_sativum_arvense_nmk_ADSL_2_6.jpg https://www.valfrutta.it/magazine/roveja-cascia-legume/
https://www.motherearthgardener.com/
http://biodiversita.umbria.parco3a.org/storymap/#