Er is nog een boon, de tepary-boon. We kennen al de pronkboon (Phaseolus coccineus) en de gewone bonen (Phaseolus vulgaris – de sperziebonen en haar vele verwanten), maar de Phaseolus acutifolius bestaat ook en al heel erg lang. Ze is weer in de belangstelling, omdat ze zeer goed tegen droogte kan. Voor het kiemen is wel vochtige aarde nodig.
De boon komt van oorsprong uit wat nu Mexico en het zuidwesten van de Verenigde Staren is. Ze groeit in droge gebieden en wordt vijfduizend jaar geteeld door de oorspronkelijke bewoners – het oudste bewijs dateert echter van ca. 500 BCE en is gevonden in Tehuacán Vallei in Mexico. Men denkt dat het deze boon is die oorspronkelijk in het systeem van de drie zusters is geteeld: de pompoen, mais en boon.
Lokaal werden ze voornamelijk geteeld door de Tohono Oʼodham, de autochtone bevolking van de woestijnen Mojave en Sonora (thans dus de staat Arizona in de VS en de staat Sonora in Mexico), en kunnen de namen pawi/pavi, tepari, escomite, yori mui/yorimuni/yori muni dragen
Pas in de 19e eeuw gingen de nieuwe inwoners van Amerika (de Verenigde Staten) de boon ook telen. De feitelijke ontdekking – door de Westerse wereld – dateert van 1912, toen de Noorse etnograaf Carl Sofus Lumholtz in de Cerro del Pinacate, een gebergte in de Sonorawoestijn, in het noordwesten van Mexico, niet ver van de grens met de Verenigde Staten, een akkertje ervan ontdekte. Daar ter plaatse valt per jaar slechts 75 mm regen en worden temperaturen bereikt van 48 graden Celsius.
In 1980 werd dat nog eens dunnetjes overgedaan door Gary Paul Nabhan, etnobotanist, en pas in 2015 werd door wetenschappers voor het eerst geëxperimenteerd met kruisingen van deze boon en de gangbare bonen. We zagen dat het aantal wetenschappelijke publicaties over deze boon in en na dat jaar flink is gestegen.
Tegenwoordig wordt de tepary-boon het veel in de Sub-Sahara (Afrika dus) door kleine boeren op arme grond geteeld. En sub-Sahara is groot en loopt tot het zuidelijkste puntje van Zuid-Afrika.
Boontechnische gegevens
In het wild voorkomende voorouders zijn over de grond kruipende gewassen (als de lathyruserwt) met uitlopers tot pakweg drie à vier meter. De cultuurvarianten groeien rechtop en worden 30 cm hoog. Daarna krijgen ze toch de neiging te buigen en dan worden ze twee meter lang.
Ze kunnen ook klimmen.
De voedingswaarde bestaat uit grofweg 24% eiwitten, 67% onverzadigde vetzuren- waarvan 42% meervoudig onverzadigde vetzuren – en de tepary-boon is zeer rijk aan mineralen. Ze bevatten ook veel antioxidanten die vele voordelen kennen als het gaat om hartkwalen, diabetes en darmkanker.
De boon is behoorlijk goed resistent tegen allerlei bekende bonenkwalen en -aandoeningen. Dit maakt dat ze anno nu ingezet wordt om andere (gewone) bonen te verbeteren.
Het is een kortedagplant, d.w.z. dat ze bloeit als de zonuren minder zijn: lente of herfst.
De bladeren zijn spits en met zijn drieën bij elkaar. De peulen zijn fluwelig met haartjes bedekt en zijn vijf tot acht centimeter lang en een cm dik. De bloemen zijn wit tot bleek-lila en de plant is zelfbestuivend. De boontjes zijn klein, iets van tussen de halve en de hele centimeter. Duizend stuks in 150 gram (plusminus 25).
De ware tepary is Phaseolus acutifolius var. acutifolius. Er zijn in al die tijd uiteraard rassen en cultivars te onderscheiden. Zoals P acutifolius var. tenuifolius en de P. acutifoius var. latifolius
Globale opwarming en vergeten groenten
Grappig en triest tegelijk. We maken ons zorgen om globale opwarming. Het Westerse, na-oorlogse landbouwmodel is kwetsbaar. Niet alleen slecht voor het milieu vanwege de monocultuur, maar ook de diversiteit aan groentesoorten en -rassen is steeds verder ingeperkt als gevolg van veredeling en selecties. Die zijn voornamelijk gericht op opbrengst en industriële verwerking.
Globale verstandsverbijstering
In de afgelopen eeuw zijn we het contact met de oorspronkelijke gewassen verloren geraakt. Dat heten nu de vergeten groenten, die sinds pakweg 2003 weer enigszins in de belangstelling staan. Dat ‘vergeten’ beperkt zich niet alleen tot onze contreien.
Je zou het ook een globale verstandsverbijstering kunnen noemen. Overal waar de Westerse agrarische industrie een voet aan de grond krijgt, zijn grote aantallen van de lokale bewoners in een of twee generaties vergeten wat hun voorouders aten. Niet toevallig hebben we regelmatig contact met inwoners van Ecuador, Colombia, Peru. En het is niet voor het eerst dat we hier een oud, misschien curieus Zuid-Amerikaans gewas telen dat zij niet (meer) kennen. Sterker nog: voor McDonald’s in Ecuador worden de frieten uit Nederland ingevlogen.
Tweederde minder bonenteelt
Men verwacht dat door de opwarming van de gemiddelde temperatuur met 3 graden Celsius, als gevolg van toegenomen droogte in tweederde van de gebieden op aarde de gewone bonen niet meer kunnen worden geteeld. Testen van diverse rassen leveren verliezen tussen de 24% en 90% op. Dat is dramatisch voor een gewas dat belangrijk onderdeel van de voeding is.
Nu willen we dat enigszins nuanceren, want de opwarming gaat geleidelijk en dit onderzoek toonde aan dat planten zich ook kunnen aanpassen. Dus we zullen het moeten zien.
Omgekeerd kan je stellen dat globale opwarming ook een positieve bijdrage heeft: de speurtocht naar en het herontdekken van oude resistente gewassen.
dit belooft een fantastische aanvulling voor ons gezonde voedingspatroon. Wanneer kunnen wij de eerste inkoping doen? Ik bedoel natuurlijk niet om te zaaien want ik heb geen tuin als flatbewoner.
Tja…. wij telen niet voor de verkoop van de groenten. We eten er zelf van en schrijven erover. Dus probeer een biologische moestuin in de buurt enthousiast te maken, zou ik zeggen.